Een andere mondialisering komt eraan
“‘Jim Kim verlaat de Wereldbank: het einde van de mondialisering zoals we die kennen?’
Het jaar 2019 was nog niet goed begonnen toen we werden opgeschrikt door het nieuws dat Jim Kim ontslag neemt als voorzitter van de Wereldbank. De benoeming van zijn opvolger kan verstrekkende gevolgen hebben.
Jim Yong Kim, voorzitter van de Wereldbank
Worldbank (CC BY-NC-ND 2.0)
Jim Kim: een onwaarschijnlijke keuze
Toen President Obama in maart 2012 Jim Kim “koos” als nieuwe voorzitter van de Wereldbank was die keuze waarschijnlijk op vele manieren onwaarschijnlijk.
Jim Kim werd geboren in Seoel, Zuid-Korea. Hij was vijf jaar oud toen hij met zijn ouders naar de Verenigde Staten verhuisde. De voorzitter van de Wereldbank wordt traditiegetrouw gekozen door de Verenigde Staten – dat wil zeggen: de President van de Verenigde Staten stelt iemand voor, en de raad van afgevaardigde bestuurders bekrachtigt het voorstel van de Verenigde Staten. De voorzitter van de Wereldbank is bijna altijd een geboren en getogen inwoner van de Verenigde Staten. In 2012 stond die traditie echter onder druk, en werden de Colombiaanse voormalige minister van financiën José Antonio Ocampo en de Nigeriaanse minister van financiën Ngozi Okonjo-Iweala naar voor geschoven als kandidaten, met als voornaamste argument dat de Wereldbank best geleid zou worden door iemand die vertrouwd is met de realiteit van de landen waar de Wereldbank werkt, dus niet iemand van een hoog-inkomen land.
De keuze van President Obama werd beschouwd als een verzoeningsgebaar: Jim Kim werd niet de eerste voorzitter van de Wereldbank die niet in de Verenigde Staten geboren is – James Wolfensohn, geboren in Australië, ging hem voor – maar Zuid-Korea is toch nog net iets minder “westers” dan Australië.
Minder zichtbaar dan zijn niet-westerse gelaatstrekken, maar allerminst verborgen, was Jim Kim’s bijtende kritiek voor de Wereldbank en het welvaartmodel waar de Wereldbank voor staat – of stond (waarover hieronder meer). De titel van het boek waarvan Jim Kim de eerste samensteller was en waarvoor hij aan drie hoofdstukken meeschreef vat het samen in drie woorden: Dying for Growth.[1] Voor de Wereldbank – en haar “tweelingbroertje” het International Monetair Fonds (IMF) – is (of was) economisch groei de enige relevante manier om welvaart te verhogen.
Voor zijn grootste fans ging Jim Kim de Wereldbank van binnenuit veranderen, voor minder grote fans pleegde hij verraad.
Voor economisch groei moe(s)t alles wijken: de beruchte structurele aanpassingsprogramma’s van de Wereldbank en het IMF verplichtten laag- en middeninkomen landen om hun uitgaven voor onderwijs en gezondheidzorg te verminderen, om zo meer “zuurstof” te geven aan economisch groei. Rick Rowden beschrijft, in 2013, hoe miljoenen mensen gestorven zijn door dit beleid, en nog veel meer kinderen verstoken bleven van degelijk onderwijs.[2] En dat is precies wat Jim Kim in zijn boek (van het jaar 2000) al voorspeld had. Voor zijn grootste fans ging Jim Kim de Wereldbank van binnenuit veranderen, voor minder grote fans pleegde hij verraad.
Jim Kim is arts en antropoloog. Nog voor het behalen van zijn diploma’s richtte hij – met Paul Farmer en anderen – de ngo Partners in Health op. Partners in Health werd bekend door haar strijd tegen tuberculose en AIDS, en voor haar strijd tegen de idee dat arme mensen in arme landen met armzalige gezondheidszorg genoegen moesten nemen. Van Partners in Health trok hij naar de Wereldgezondheidsorganisatie waar hij het 3 by 5 programma leidde: 3 miljoen mensen in armere landen zouden AIDS-remmers krijgen tegen het jaar 2005 (het werd 2006), en van de Wereldgezondheidsorganisatie naar Harvard University en dan naar Dartmouth College.
In tegenstelling tot zijn voorgangers had Jim Kim geen ervaring als bankier, minister van financiën of politicus. Helemaal onlogisch was dat niet: wat we de Wereldbank noemen is eigenlijk een conglomeraat van de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD), de International Development Association (IDA), de International Finance Corporation (IFC), de Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA) en de International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID). Van die vijf is de IBRD de belangrijkste en de IBRD is inderdaad in de eerste plaats een bank. De IDA is meer een ontwikkelingsorganisatie dan een bank, en op het vlak van ontwikkelingssamenwerking kon Jim Kim wel een curriculum vitae voorleggen.
De International Development Association: ondergeschoven kind en stiefmoeder van mondiale gezondheid
De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) werd opgericht in 1944, met als voornaamste opdracht de heropbouw van Europa na de Tweede Wereldoorlog te financieren. De IBRD verstrekt leningen aan marktvoorwaarden maar op grotere schaal dan private banken aankunnen. In de jaren 1950 en 1960 maakten minder rijke landen bezwaar tegen die voorwaarden, omdat enkel de landen in heropbouw de intresten konden betalen – veel reconstruction, weinig development) – en vroegen om een wereldbank die “zachtere” leningen zou verstrekken. De IBRD zag hier weinig brood in maar ging toch overstag: als een dergelijke ontwikkelingsbank er dan toch zou komen, dan liefst onder de vleugels van de IBRD zelf. Zo ontstond de International Development Association (IDA) in 1960.
Toen de Wereldbank in de jaren 1980 en 1990 steeds meer belangstelling voor gezondheidszorg toonde was dat wellicht meer om de Wereldgezondheidsorganisatie wind uit de zeilen te nemen dan uit oprechte bekommernis om de gezondheid van mensen in armere landen.
Aanvankelijk hield de IDA zich nauwelijks bezig met gezondheid. Dat veranderde in 1980, toen de Wereldgezondheidsorganisatie het programma Health for All by the Year 2000 omarmde. In de ogen van de Verenigde Staten en nog wat andere rijke landen was dit een politiek – lees: socialistisch – programma. In de Wereldgezondheidsvergadering waren die landen in een minderheid: elk land heeft er één stem. In de raad van afgevaardigde bestuurders van de Wereldbank daarentegen tellen de aandelen en halen de rijkere landen de meerderheid. Toen de Wereldbank in de jaren 1980 en 1990 steeds meer belangstelling voor gezondheidszorg toonde was dat wellicht meer om de Wereldgezondheidsorganisatie wind uit de zeilen te nemen dan uit oprechte bekommernis om de gezondheid van mensen in armere landen.
Bovendien werd de Wereldbank in de jaren 1990 uitgesproken neoliberaal. President Reagan en Prime Minister Thatcher hadden de Koude Oorlog gewonnen, hun visie op economie en welvaart domineerde, en ontwikkelingsgeld om staatshoofden aan de juiste kant van West en Oost te houden was niet meer nodig. Ontwikkelingsgeld diende voortaan om regeringen van armere landen aan te moedigen om de juiste weg te volgen: minder belastingen, minder overheidsuitgaven, alles voor economische groei. Dying for growth.
De human capital index: een echte ommekeer of een schaamlapje?
Toen Jim Kim de leiding van de Wereldbank overnam had het geloof in het neoliberalisme al heel wat stevige klappen gekregen. Maar een duidelijke alternatieve visie was er niet. De Millennium Development Goals van 2000 smeekten om meer belastingen en meer overheidsuitgaven, maar in een mondiale economie wordt dergelijk beleid afgestraft – of dat heeft men ons toch wijsgemaakt. De Sustainable Development Goals van 2015 dreigen dezelfde weg op te gaan. Economische groei blijft het gouden kalf, ook al staat het niet meer op zijn sokkel maar een beetje in de schaduw van de mondiale sociale doelstellingen – die door het gouden kalf gefinancierd moeten worden. Van toenemende herverdeling, tussen rijkere en armere landen en tussen rijkere en armere mensen binnen landsgrenzen, is vooralsnog geen sprake.
Misschien is de enige verandering die op termijn echt politiek gewicht heeft de invoering van de human capital index door… Jim Kim. De human capital index meet de ontwikkeling van landen niet volgens economisch groei, maar volgens prestaties op het vlak van gezondheid en onderwijs. Voorlopig verandert dat niet veel, al zullen nogal wat Europese landen sip gekeken hebben toen bleek dat Singapore, Japan en Zuid-Korea de rangschikking aanvoeren.
Op termijn kan het wel een aanmoediging zijn voor regeringen om meer te investeren in onderwijs en gezondheidszorg. Volgens sommigen, zoals Kevin Watkins van Save the Children, staat dit voor een echte ommekeer bij de Wereldbank. Volgens anderen moeten we er niet meer van verwachten dan wat er gebeurde toen de Wereldbank aan het eind van de jaren 1990 niet langer structurele aanpassingsprogramma’s had, wel armoede verminderingsprogramma’s. (Geen wezenlijke verandering dus.)
Wie kiest de opvolgers van Jim Kim (en Christine Lagarde)?
De eerste namen van kandidaten om Jim Kim op te volgen circuleren al; ook Ivanka Trump (dochter van) wordt genoemd. Dat is geen grap, en het is meteen ook de reden waarom sommigen nu al luidop beginnen te dromen van het einde van het tijdperk waarin de President van de Verenigde Staten beslist wie de Wereldbank mag leiden. De Verenigde Staten hebben immers wel meer stemmen in de raad van afgevaardigde bestuurders dan om het even wel ander land – ongeveer 16%, Japan komt op de tweede plaats met ongeveer 7% – maar niet voldoende om de benoeming van om het even welke voorzitter af te dwingen. Als het tot nu toe telkens gelukt is, dan is dat dankzij de Europese leden van de raad van afgevaardigde bestuurders, die samen ongeveer 33% van de stemmen hebben en altijd de keuze van de Verenigde Staten hebben gesteund – enkel wanneer alle andere afgevaardigde bestuurders zich achter dezelfde tegenkandidaat scharen, kunnen ze het halen. Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, gaan die stemmen voor iemand zoals Ivanka Trump?
Zijn de Europese leiders bereid het risico te nemen dat president Trump ook de volgende verkiezingen wint en dan hun kandidaat om Christine Lagarde op te volgen niet steunt?
Het antwoord is niet evident. De “tegenprestatie” van de Verenigde Staten voor de steun van Europese landen bij de keuze van de voorzitter van de Wereldbank is dat de Verenigde Staten altijd de keuze van die Europese landen steunt wanneer een nieuwe managing director van het IMF moet worden benoemd. Het mandaat van Christine Lagarde komt ten eind in 2021. De volgende presidentiële verkiezingen in de Verenigde Staten zullen plaatsvinden in 2020. Zijn de Europese leiders bereid het risico te nemen dat President Trump ook die verkiezingen wint en dan hun kandidaat om Christine Lagarde op te volgen niet steunt?
Hoe dan ook: een andere mondialisering komt eraan. Ofwel gaan Europese leiders mee met president Trump en steunen ze zijn kandidaat, die – wie het ook wordt – het “neo-patriottisme” en klimaatverandering-scepticisme van president Trump zal uitdragen, via de Wereldbank naar de rest van de wereld. Ofwel breken de Europese leiders met president Trump en moeten ze een coalitie vormen met landen die voldoende stemmen hebben bij de Wereldbank en het IMF; denk dan aan Brazilië, Canada, China, Indië, en Japan. Of president Trump sluit een verbond met een voldoende groot aantal van die landen (de verdeling van de stemmen vind je hier), kiest zijn kandidaat voor de Wereldbank – en laat die landen kiezen wie het IMF straks mag leiden.
2019 wordt spannend!
[1] Kim, J. Y., Millen, J. V., Irwin, A., & Gershman, J. (2000). Dying for growth: Global inequalities and the health of the poor. Common Courage Press
[2] Rowden, R. (2013). The deadly ideas of neoliberalism: how the IMF has undermined public health and the fight against AIDS. Zed Books Ltd.