“‘Joggen in Tihange’
Ze gaan tot het uiterste. Ze verleggen hun grenzen. Ze gunnen een ander de overwinning. Want soms is een mens gewoon niet goed genoeg. En ze doen alles voor de ploeg. Sportieve mensen, je moet er respect voor hebben. Ze dragen de geest van de sport met zich mee. Ze werken zich in het zweet om te bewijzen dat ze geen compassie hebben met zichzelf. Oh nee, zij niet. Ze gaan door. Ze breken hun sleutelbeen. Ze verrekken hun kuit. En ze springen hun miniscus aan flarden. Maar huilen doen ze alleen als vlag wordt gehesen. Ze gaan op tijd slapen. Ze eten geen snoep. Ze bestellen geen pintjes op café. Ze doen alles voor hun sport. Ze praten met de pers. En alsof dat niet volstaat, moeten ze soms ook nog naar sponsors zoeken. Zelf.
Ik ben nooit sportief geweest. Het kan mij niet schelen hoe hard iemand kan fietsen, hoeveel harder dan iemand anders. Evenmin begrijp ik de bewondering voor een bus vol jongens met blinkende winterjassen, koptelefoons en toiletzakken van een Italiaans merk. Het raakt me niet. De enige ploeg waarvoor ik roep is Racing Genk. Forza! Maar een wedstrijd in Waterschei, daar ik heb er mijn schoenen nog nooit voor aangetrokken. Ik weet niet eens hoe de keeper heet. Keutel, is het die?
Ach, sport is iets voor andere mensen. Schoonspringen vind ik mooi. Schaatsen zie ik graag. Turnen ook. Alsof er heldinnen bestaan in een turnpak. Het stelt niets voor. En er valt ook geen geld mee te verdienen.
Het sportiefste dat ik ooit heb gedaan is Bob Verbeeck geïnterviewd, de manager van Kim Clijsters. Hoge pief is Bob Verbeeck, ex-olympiër, baas van Golazo. Slim. Snel. Interessant. Ik ben niet zeker of hij het helemaal verdient, maar ik vond hem sympathiek. Als Bob Verbeeck al tot hier is geraakt met lezen heeft hij zeker al drie keer diep gezucht. Maar ik kan het niet laten. Ik ben geen sportief type. Ik draag de geest van sport niet met mij mee.
In de jaren 80 heb ik een nul gekregen op mijn rapport, omdat ik niet wilde lopen. Ik zat gebukt achter de dikke mat tot de miserie voorbij was. Maar toen ik even opkeek of de miserie al voorbij was, zag het mens mij zitten, achter de mat, aan de andere kant van de piste. Het mens heeft mij ervoor gestraft. Het zou me leren, de juffrouw die zich zo onsportief gedraagt.
Het heeft niet geholpen. Zweet kan me niet boeien. Als ik in de bus naar de stad zit, is er ook soms zweet. Ik betaal niet voor sport. Ik kijk niet naar sport. Ik héb niks met sport. Tot ik onlangs de burgemeester van Tokio op tv zag. Zo blij dat die was! Omdat Tokio de Olympische Spelen van 2020 heeft gewonnen. Toen Jacques Rogge de envelop openmaakte sprong een hele Japanse delegatie recht. Hoera. Hoera. Japanse mevrouwen sloegen de hand voor hun mond. Japanse meneren wreven hun ogen uit. Natuurlijk waren ze blij. Wat hebben ze de laatste tijd ook wel niet meegemaakt in Japan!
Het woord viel. Fukushima. Het wederwoord was simpel. Sport. En toen heb ik mijn slof naar de tv gegooid. Want nucleaire rampen worden niet opgelost door sport. Anders was ik al lang gaan joggen in Tihange. Nog goed dat alle mensen zo sportief niet zijn.