De maand van Kiki Berkers
“‘Kiest ons land voor waterstofdiplomatie zonder rechtvaardige strategie?’
MO*columniste Kiki Berkers zag op de klimaattop hoe België met gastland Egypte een nieuw internationaal initiatief voor waterstofpartnerschappen oprichtte. Die kunnen een belangrijke rol spelen in de globale energieomslag. Maar ‘of die transitie ook rechtvaardig zal zijn, is verre van zeker’.
Kiki Berkers: ‘Rechtvaardigheid verwerf je niet met een SDG-saus zonder strategie.’
© Konstantinos Tsanakas
Behalve reguliere onderhandelingen leveren internationale klimaattoppen ook een interessante kijk in toekomstige samenwerkingen. Zo maakten veel Europese landen, waaronder België, van de voorbije klimaattop gebruik om nieuwe waterstofpartnerschappen te promoten met onder meer Egypte, Chili, Oman en Namibië.
Waterstof wordt steeds meer als een oplossing beschouwd voor het decarboniseren van het zware transport (zoals luchtvaart) en de industrie. Het zou een sleutelelement kunnen zijn in de versnelling van de groene energietransitie.
Ons land heeft de ambitie om een belangrijke invoer- en doorvoerhub te worden voor waterstof. Het richtte daarom samen met COP27-gastland Egypte het Global Renewable Hydrogen Forum op. Minister van Energie van der Straeten, premier De Croo en minister van Buitenlandse Zaken Lahbib waren dan ook aanwezig om dat nieuwe forum te promoten.
Waterstofdiplomatie is volop aan de gang en België is daarin niet alleen.
Met dit forum wil België zijn positie op het internationale toneel versterken. Ons land tekende al een Memorandum of Understanding (MoU) met Oman en Namibië. En de Belgische investeerdersgroep DEME is sinds dit jaar actief in Egypte. Verwacht wordt dat in 2023 steeds meer Belgische partnerschappen met waterstofexporterende landen de lijst zullen aanvullen.
Met andere woorden: waterstofdiplomatie is volop aan de gang. Maar België is daarin niet alleen. Ook Duitsland, Italië en andere Europese landen zijn druk in de weer. Verwacht wordt dat in het zuidelijke Middellandse Zeegebied zo’n 80% van de waterstofinvoer zal plaatsvinden.
Geen heilige graal
Het is opvallend hoe snel deze partnerschappen in de afgelopen maanden werden aangekondigd. De Russische inval in Oekraïne heeft daar deels mee te maken. Energie lijkt een veiligheidskwestie te zijn geworden. Uit paniek lijken landen zo snel mogelijk de toegang tot energiebronnen en en contacten met leveranciers te willen verzilveren.
Er is ook de goednieuwsshow over waterstof, dat als de heilige graal van de energietransitie wordt voorgesteld. Slechts 3% van de waterstof wordt op dit moment geproduceerd met hernieuwbare energie. En waterstof is enkel een oplossing voor beperkte toepassingen, zoals in de industrie. Voor warmtetoepassingen, zijn andere maatregelen veel efficiënter.
Nóg belangrijker, is dat er een gebrek is aan een regulerend kader waarbinnen deze partnerschappen zich ontspruiten. Dit vraagt om waakzaamheid, want de kans dat waterstofpartnerschappen met Oman, Namibië of Egypte heel wat problemen met zich zullen meebrengen, is groot.
Zo vraagt de keuze voor Egypte om meer duidelijkheid. In een land waar het recht op vereniging onbestaande is en mensenrechten onder druk staan, moeten diplomatieke middelen en een regulerend kader de richting glashelder maken.
Gelijkwaardige partnerschappen
Maar het gaat niet alleen om het waarborgen van sociale rechten. Waterstof moet ook in een breder plaatje bekeken worden.
In Namibië heeft 44% van de bevolking geen toegang tot schone en betaalbare energie. De Egyptische energiemix bestaat nu voor het overgrote deel uit gas.
Het is daarom de vraag: kunnen landen die nu als waterstofpartner naar voren geschoven worden, die groene waterstof niet beter zélf gebruiken? Moet de beperkte hernieuwbare energiecapaciteit van deze landen niet prioritair ingezet worden voor een rechtvaardige energieomslag op eigen bodem?
Kunnen landen die nu als waterstofpartner naar voren geschoven worden, die groene waterstof niet beter zélf gebruiken?
Daartoe is meer ondersteunend beleid nodig. Waterstofpartnerschappen moeten gepaard gaan met bijkomende investeringen in de hernieuwbare energiecapaciteit van de exporterende landen. Zéker daar waar de bevolking weinig toegang heeft tot energie.
Het kan niet dat Afrikaanse hernieuwbare energie opgesoupeerd wordt door Europese bedrijven. Want dat levert alleen een relatie op waar de positie van exportlanden alweer beperkt wordt tot die van energieleverancier, ten koste van de eigen hernieuwbare energieomslag.
Dat is ook belangrijk vanuit globaal klimaatoogpunt. Groene waterstof is pas écht groen als het niet de hernieuwbare energie van ergens anders opslorpt. Want als hernieuwbare energiecapaciteit wordt gebruikt om groene waterstof op te wekken, in plaats van het aan te wenden als groene stroom voor onder andere warmte en verlichting, belanden we in een situatie waarin we meer in plaats van minder CO2 zouden uitstoten.
“Jobcreatie” is niet genoeg
Het huidige beleid geeft weinig waarborgen. In de Belgische federale strategie wordt wel verwezen naar enkele Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN (SDG’s), maar die strategie is welgeteld één pagina lang. Ter vergelijking: hoe België zich wil profileren als leider en de marktintegratie zal bewerkstelligen, is 16 pagina’s lang.
Ook De Croo’s toespraak, tijdens het evenement met de Egyptische minister van Buitenlandse Zaken, boezemt weinig vertrouwen in. Sociale baten worden vooral in termen van jobcreatie gedefinieerd, en proper drinkwater.
Daarnaast is het niet altijd duidelijk wie de verantwoordelijkheid zal dragen. In de partnerschappen met Namibië en Oman gaat het om een partnerschap tussen overheden, maar in Egypte is vooralsnog alleen de Belgische DEME-groep actief betrokken met onderzoek. Er vooralsnog geen Memorandum of Understanding opgericht tussen België en Egypte.
De Europese strategie is nog bedenkelijker. In de EU-Afrika-strategie worden tal van sociale baten benadrukt die de handel in waterstof het continent zou opleveren. Er wordt gesproken over lokale productie en consumptie, en handel in de regio.
Het prediken van ‘ongehinderde vrije en eerlijke handel’ klinkt meer als codetaal voor waterstofhandel die vrij is van belemmeringen.
Maar los van die retoriek zien wij vooral een duidelijk eenrichtingsverkeer. Het prediken van ‘ongehinderde vrije en eerlijke handel’ klinkt meer als codetaal voor waterstofhandel die vrij is van belemmeringen. Op die manier wordt de rol van de overheid verengd tot het garanderen van de vrije markt, in plaats van het bewaken van sociale garanties, wat vragen oproept.
Wordt gelijkwaardigheid in dergelijke partnerschappen wel gegarandeerd? Worden arbeidsrechten versterkt? Wordt aan gezondheidscriteria voor arbeiders voldaan? Krijgen exportlanden door hun waterstof ook de kans om bepaalde industrietakken uit de bouwen, zoals voor de ontwikkeling van groen staal?
Wat positief was, is dat minister van der Straeten wél openlijk pleit voor sociale en mensenrechten. Maar uit alles blijkt dat een Belgische visie en strategie ontbreekt. Rechtvaardigheid verwerf je niet met een SDG-saus zonder strategie. En gelijkwaardige partnerschappen creëren vraagt meer dan ‘jobcreatie’.
Echte win-win
We mogen de fouten uit het verleden niet herhalen. Internationale partnerschappen moeten een échte win-winsituatie opleveren. Niet alleen voor de industrie, maar ook voor lokale bevolkingen.
Door de nadruk te leggen op de markt en concurrentie tussen producenten, is het risico groot dat er onvoldoende aandacht wordt besteed aan rechtvaardigheid. Dat houdt onder meer in: aandacht voor het opzetten van goede bestuurssystemen volgens duurzaamheids- en mensenrechtencriteria; mogelijkheden creëren voor publieke participatie; en het delen van technologie en kennis.
Áls Egypte erin slaagt met zijn droge vlaktes met uren zonneschijn om voldoende hernieuwbare energie op te wekken die inkomsten oplevert, en áls Egypte erin slaagt om die inkomsten te investeren in onderwijs, gezondheidszorg, sociale bescherming en (duurzame) infrastructuur voor zijn bevolking, moeten we dat zeker toejuichen. Tegelijkertijd mogen we niet blind blijven voor arbeids- en mensenrechtenschendingen en het gebrek aan gelijkwaardigheid bij het afsluiten van dergelijke partnerschappen.