Klimaatbeleid in sprookjesland

Column

De maand van Tine Hens

Klimaatbeleid in sprookjesland

Klimaatbeleid in sprookjesland
Klimaatbeleid in sprookjesland

Al jaren daalt de uitstoot in Vlaanderen amper tot niet. De Vlaamse regering slaagt er zelfs niet in om te springen over de lage klimaatlat die ze voor zichzelf gelegd heeft, schrijft Tine Hens. In zijn Septemberverklaring wekt minister-president Jan Jambon enkel de schijn dat men ermee bezig is.

© Brecht Goris

Tine Hens

© Brecht Goris

Een topprioriteit. Zo bestempelde Vlaams minister-president Jan Jambon het klimaat in zijn jaarlijkse nieuwjaarsbrief voor de parlementsleden en bij uitbreiding voor zijn hele volk. De overstromingen, de bosbranden, de orkanen, de lijst met extreme weerfenomenen van de voorbije zomer hadden deze gezapige bestuurder toch een beetje door elkaar geschud.

Hij was die zomer ook opnieuw grootvader geworden. Hier stond een gelouterd man. Het was hem nu ook wel gedaagd dat er iets moest gebeuren. Afstel was niet langer een optie. Uitstel daarentegen.

‘Vlaanderen zal zijn plichten nakomen om onze CO2-uitstoot te verminderen’, zei hij en probeerde uit alle macht overtuigend en vurig te klinken. ‘Zo goed we kunnen, met doordachte en realistische maatregelen.’

Toen rechtte hij zijn rug. Want deze minister-president die soms als slap en weinig daadkrachtig wordt omschreven, had wel degelijk een ruggengraat. Dat zou hij eens tonen. ‘Onze ambitie is vele malen groter!’, pompte hij zichzelf op. ‘Vlaanderen heeft de capaciteit om veel MEER bij te dragen aan de beperking van de CO2-uitstoot in de hele wereld, beste mensen. Wij kunnen dat omdat we een hotspot zijn van innovatie, van knowhow, van cleantech, van hightech.’ Van alle soorten tech, dus.

Wie de wetenschap van de klimaatcrisis serieus neemt, weet dat een vermindering van 55 procent het absolute minimum is. Al de rest is ronduit lachwekkend.

De interne contradictie van deze grootspraak was de schrijver van de toespraak blijkbaar ontgaan. Want wat de minister-president te zeggen had over de topprioriteit klimaat was dat Vlaanderen op het eigen grondgebied vooral zijn best zou doen. Daarbij zweeg hij opvallend over het eventueel verhogen van doelstellingen, iets wat binnen de Europese Unie al beslist is, wat andere regio’s in dit land van plan zijn, maar waarvan Vlaanderen steevast zegt dat het te moeilijk, te lastig en te veel is.

Het Klimaat- en Energieplan dat het kransje ministers van deze regering in december 2019 voorstelde, was niet zozeer een plan dan wel een waslijst van kleine tot kleinere maatregelen waarvan het opgetelde resultaat – als alles werd uitgevoerd – zou leiden tot een reductie van 33 procent tegenover 2005.

Wie de wetenschap van de klimaatcrisis serieus neemt, weet dat een vermindering van 55 procent het absolute minimum is voor een rijk en welvarend landsdeel. Al de rest is ronduit lachwekkend. Op een cynische manier. Want wat we nu nalaten, schuiven we als een ongedekte cheque van verlies door naar de volgende generaties.

Maar dus, de bestuurders van dit rijke en welvarende landsdeel sleepten nog altijd met de voeten om de eigen klimaatambities op een aanvaardbaar peil te brengen, toch beeldden ze zich in dat ze de rest van de wereld zouden bevoorraden met allerlei soorten tech, van high over clean tot artificial en circular, om elders te doen wat ze in eigen streek niet kunnen of willen. Het is als de kale man die haargroeimiddel verkoopt. Of als de leerling met een onvoldoende op biologie die na de uren tegen betaling bijlessen biologie geeft. Wie daar in de psychiatrie mee afkomt, krijgt te horen dat hij lijdt aan waanbeelden.

Gewauwel over ‘toekomstige technologieën’

Innovation speak is het woord voor dit getater.

Het is niet de eerste keer dat Jambon dit riedeltje afdreunt. Ook toen hij het in 2019 over klimaat moest hebben, poneerde hij dat ‘Vlaanderen zijn bijdrage zou leveren aan de mondiale klimaatuitdaging door toekomstige innovaties en technologieën die we in Vlaanderen zullen ontwikkelen.’

Gevraagd aan welke technologische hoogstandjes de minister-president toen dacht, mompelde hij iets over ‘leveringen met drones, digitalisering in de gebouwensector’ en nog wat. Als u nu denkt, goh, wat bedoelt hij daarmee, dan heeft u gelijk. De kans is groot dat de minister-president het zelf niet weet. Maar drones, dat resoneert toch als geweldig innovatief? Innovation speak is het woord voor dit getater. Wat men zegt, klinkt als de voorafspiegeling van een fantastische, nieuwe wereld, maar in de praktijk betekent het zowel iets als niets. Het wekt de schijn dat men ermee bezig is.

Tragischer, ja zelfs cynischer, is dat dit gewauwel over ‘toekomstige technologieën’ volledig voorbijgaat aan het zeer concrete feit dat we vandaag al over heel veel oplossingen beschikken om de omslag te maken naar een samenleving die de leefomgeving niet moet vernietigen om welzijn voor iedereen te creëren.

Minstens zo tragisch en cynisch is dat deze regering er zelfs niet in slaagt om te springen over de lage klimaatlat die ze voor zichzelf gelegd heeft.

Zonnepanelen, windmolens, elektrische en andere fietsen, gedeelde mobiliteit, zorg voor de natuur, een goed uitgebouwd openbaar vervoer, renovatie van gebouwen, de veestapel afbouwen met steun voor de boer: het is allemaal nu al mogelijk, vermindert daadwerkelijk de uitstoot van broeikasgassen en is goed voor mens en milieu.

Om en bij negentig procent van onze uitstoot kunnen we terugdringen met technologieën die we nu al hebben, waarop we niet moeten wachten, want dat is waar dit dagdromen over tech in alle geuren en kleuren op neerkomt. Maatregelen die we om tal van redenen zouden moeten nemen, stellen we uit.

Als politicus is het moeilijk weerstaan aan de sirenenzang van innovatie en technologie. Het is aanlokkelijker uit te pakken met de belofte van hightech ooit ergens in de verre toekomst dan om de veestapel af te bouwen, het vliegverkeer in te perken of energiezuinigheid te prediken.

Minstens zo tragisch en cynisch is dat deze regering er zelfs niet in slaagt om te springen over de lage klimaatlat die ze voor zichzelf gelegd heeft. Al jaren daalt de uitstoot amper tot niet. In de transportsector stijgt ze, in de landbouw en de energie-intensieve industrie blijft ze wat ze is. De doelen die men zichzelf gesteld heeft, worden amper gehaald. Je zou bijna denken dat men dat klimaat toch niet zo ernstig neemt.

Terwijl er in 2019 per maand op 5250 daken zonnepanelen werden gelegd, is dat in 2021 ingestort tot 2350. Het wantrouwen is te groot, gevoed door het gesputter van deze regering, terwijl investeren in zonnepanelen niet alleen zinvol maar gewoon nodig is. Er wordt nu gedacht aan een sensibiliseringscampagne. De zoveelste.

Ondertussen heeft de minister van Energie er een hobby van gemaakt te fulmineren over het federale energiebeleid dat haar eigen partij mee vorm heeft gegeven en weigert ze vergunningen voor windmolens die nochtans onontbeerlijk zijn om het plan dat ze zelf heeft bijeengesprokkeld uit te voeren. Ook daar is in de psychiatrie ongetwijfeld een woord voor. Ik hou het bij wereldvreemdheid en schuldig verzuim.

Op het openbaar vervoer wordt nog steeds bespaard en van de vierhonderd elektrische bussen die tegen 2025 moeten rondrijden, zijn er toch al zes geleverd. Bovendien noemt men Oosterweel, een snelweg die in vervuilde grond wordt aangelegd, een klimaat- en leefbaarheidsproject. Dat vat waarschijnlijk samen wat een topprioriteit klimaat werkelijk is.

Sprookjes vertellen over fantastische technologieën waarmee men de wereld zal verbazen en alles oplossen, werkt misschien in wonderland, maar in de echte wereld zal men ooit moeten antwoorden op de vraag: maar opa, waarom deed je niet wat moest toen het nog kon?