Klimaatbeleid zal rechtvaardig en democratisch zijn of zal niet zijn
“‘Klimaatstrijd is klassenstrijd’
Het gaat in Washington al weken over weinig anders dan de Green New Deal die een aantal politici van de Democratische Partij hebben voorgesteld. Alleen al door de visionaire daadkracht die het plan ademt , is het als een bries frisse lucht in een bedompte kamer, zegt Ewald R. Engelen in zijn column.
Ewald R. Engelen
© Iratxe Alvarez
Het gaat in Washington al weken over weinig anders dan de Green New Deal die een aantal politici van de Democratische Partij hebben voorgesteld – waaronder de alomtegenwoordige Alexandria Ocasio-Cortez, het nieuwbakken Congreslid uit de Bronx met de radicale ideeën en de onorthodoxe politieke stijl – en die op steeds meer, zij het soms schoorvoetende, steun van partijprominenten mag rekenen.
De ambities zijn omgekeerd evenredig aan de detaillering ervan. In krap veertien pagina’s beschrijft het wetsvoorstel de doelen: de Verenigde Staten klimaatneutraal maken door alle gebouwen te isoleren, het wagenpark te elektrificeren, de energievoorziening te verduurzamen en de agrarische sector te hervormen. Hoe dat moet, wie dat moet doen en, vooral, hoe dat gefinancierd moet worden is onuitgewerkt gebleven.
Zo op het oog weinig nieuws dus. Dit soort ideeën circuleert immers al jaren in vrijwel alle Amerikaanse en Europese hoofdsteden. Waarom dan toch de grote politieke aandacht ervoor? Daarvoor zijn volgens mij drie redenen. Ten eerste vanwege het schaamteloos visionaire karakter ervan. Tegen de achtergrond van het technocratische, visieloze, incrementalistische en zichzelf als post-ideologisch presenterende neoliberalisme dat zowel aan deze als aan de andere kant van de oceaan dominant is geworden (u weet wel: mondialisering van de economie is een natuurgegeven, Europese integratie is een zegen, de parlementaire meerpartijendemocratie en een door multinationals gedomineerde markteconomie zijn het eindpunt van de geschiedenis, consumeren is de hoogste levensvervulling van de postmoderne mens, de verliezers van de mondialisering helpen we met meer en beter onderwijs, en het milieuvraagstuk lossen we op met technologische innovatie) is de visionaire daadkracht die het plan ademt alleen daarom al als een bries frisse lucht in een bedompte kamer.
Het merendeel van de hedendaagse politici zijn neoliberale boekhouders
Welke politicus durft tegenwoordig nog plannen te lanceren die ongegeneerd verwijzen naar de heroïsche jaren van het maakbare Amerika van Franklin Delano Roosevelt? Zowel hier als daar moet je er met een kaarsje naar zoeken. Vanuit het Nederlandse schiet mij eigenlijk maar een politicus te binnen, en dat is Marianne Thieme, fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren, die op basis van goed onderbouwde systeemkritiek onder de vlag van Plan B niet terugdeinst voor visionaire vergezichten en al jaren pleit voor radicale verandering van economie en samenleving.
Het merendeel van de hedendaagse politici zijn neoliberale boekhouders, om de Nederlandse socioloog Willem Schinkel te parafraseren, die op de winkel passen als hoogste doel hebben en die willens en wetens de ogen sluiten voor de immense schade die de inrichting van onze economie aan mens, dier en planeet toebrengt.
Ten tweede fungeert het plan nu al als kristallisatiepunt voor ideeënvorming. Dat klinkt abstract, maar wat ik bedoel, is dat juist het ontbreken van details lijkt te fungeren als kraamkamer van concretisering. Hoe eendimensionaal het huidige politiek debat in de Verenigde Staten vanop afstand ook mag lijken – wordt Trump wel of niet impeached, dat is het wel zo’n beetje – buiten Washington gist en broeit de Amerikaanse samenleving van de ideeën en initiatieven, zeker op het gebied van duurzaamheid en rechtvaardigheid. En die leken als het ware te wachten op een of andere vlag om samengebracht en naar een hoger, nationaal plan te worden getild. Dat is precies wat de Green New Deal doet.
Een voorbeeld. Het gebrek aan financiële onderbouwing kan makkelijk worden gezien als een makke van het plan, en dat zou in de Nederlandse context met zijn fixatie op kosten en baten ook zeker zijn gebeurd. In het Amerika van Trump is het echter het startpunt geworden voor een fel debat onder politici, commentatoren en economen over zowel de principes van monetair beleid als over radicale hervorming van het Amerikaanse belastingstelsel. Ocasio-Cortez heeft de herinvoering van een toptarief van zeventig procent op topinkomens voorgesteld als een van de financieringsbronnen van de Green New Deal. Dat heeft niet alleen Amerikaanse miljardairs de stuipen op het lijf gejaagd en het Amerikaanse debat over wat te doen aan de stuitende ongelijkheden in dat land, maar het Amerikaanse establishment ook met de neus op het vergeten feit gedrukt dat de Verenigde Staten tot diep in de jaren zeventig zo’n toptarief kenden.
De politieke hamvraag is: waarom wel duizenden miljarden dollars, euro’s en ponden steken in het stutten van een wankele, verspillende financiële sector en niet in duurzame infrastructuur die economieën klimaatneutraal kan maken?
En als het gaat om financiering door de centrale bank (geld bijdrukken) is de politieke hamvraag: waarom wel duizenden miljarden dollars, euro’s en ponden steken in het stutten van een wankele, verspillende financiële sector en niet in duurzame infrastructuur die economieën klimaatneutraal kan maken? Ik heb het uiteraard over de controversiële “kwantitatieve verruiming” die de grootste centrale banken ter wereld in de nasleep van de financiële crisis van 2008 zijn gaan gebruiken om in de context van bezuinigende overheden tenminste een sluis van economische groei open te houden. Het heeft geleid tot exploderende balansen – 2600 miljard euro in de eurozone alleen al. Ondanks de astronomische bedragen zijn de effecten ervan op groei en inflatie marginaal geweest. Zeepbellen op aandelen- en huizenmarkten is zowat het enige wat de grootste monetaire reddingsactie uit de menselijke geschiedenis op haar conto heeft mogen schrijven.
Zowel hier als daar heeft dat een discussie in gang gezet of deze bedragen niet maatschappelijk nuttiger ingezet hadden kunnen worden. Hier onder de noemer van “groene kwantitatieve verruiming”, daar onder die van “moderne monetaire theorie’. Ooit een obscure theorie die beweerde dat niet inflatie de grens van monetaire financiering vormde, maar de benutting van braakliggend productiepotentieel – en je kan makkelijk beargumenteren dat er veel braakliggende potentie is als het gaat om een radicale transformatie van je economische infrastructuur – is het door de Green New Deal op de opiniepagina’s van de New York Times terecht gekomen, waar democratische boegbeelden als Paul Krugman zich gedwongen zijn gaan voelen serieus op de argumenten voor monetaire financiering in te gaan. Van de marges van Academia naar de kolommen van de New York Times in een paar weken: geen geringe prestatie.
Ten derde, en dat is wat mij betreft het sterkste punt van het plan, combineert het consequent duurzaamheid en rechtvaardigheid. De Green New Deal beoogt Amerika niet alleen klimaatneutraal te maken maar wil dat doen op een manier die de onderste helft van de Amerikaanse samenleving naar een hoger bestaansminimum tilt en meer zekerheden geeft. Het plan bevat voorstellen om het minimumloon te verhogen, de organisatierechten van werknemers te versterken, burgers een recht op goed, en goedbetaald werk te geven, en wil forse investeringen doen in niet alleen infrastructuur maar ook in onderwijs, kinderopvang en gezondheidszorg.
Het is een sleutelinzicht: klimaatbeleid kan niet zonder draagvlak. Wat er gebeurt als de kosten voor het klimaatneutraal maken van je economie wordt afgewenteld op de kwetsbaren en achtergestelden kan je iedere zaterdag in Frankrijk zien waar boze burgers nu al maandenlang pleinen en rotondes bezetten uit protest tegen de accijnsverhogingen op benzine en diesel bij gelijktijdige afschaffing van de vermogensbelasting voor rijken. Ook in Nederland zinderen Twitter en Facebook van de boze burgers die steen en been klagen over de extra heffingen op hun energierekening en die bijkans ontploffen als ze horen dat grootverbruikers en grootvervuilers als de voorvrouw van Shell (Marjan van Loon, president-directeur Shell Nederland, nvdr) met droge ogen durft te beweren dat er wat haar betreft nog wel een subsidiezetje bij mag alvorens Shell zal gaan investeren in duurzame energie.
De klimaatstrijd is tevens een klassenstrijd – dat hebben Ocasio-Cortez en de haren goed begrepen, en haar Europese collega’s helaas nog onvoldoende.
De klimaatstrijd is tevens een klassenstrijd – dat hebben Ocasio-Cortez en de haren goed begrepen, en haar Europese collega’s helaas nog onvoldoende. Effectief klimaatbeleid vereist draagvlak onder kiezers en dat draagvlak krijg je alleen als de verdeling van de kosten ervan door burgers als rechtvaardig wordt gezien. En daaruit volgt dat het niet aangaat de beslissing over die verdeling over te laten aan grootbedrijven die verantwoordelijk zijn voor het merendeel van de uitstoot en die er alle belang bij hebben om de rekening door te schuiven naar burgers en toekomstige generaties, zoals in Nederland met de veelbesproken “klimaattafels” is gebeurd. Oftewel, klimaatbeleid zal rechtvaardig en democratisch zijn of zal niet zijn. Dat hebben de opstellers van de Green New Deal, met zijn nadruk op burgerparticipatie goed begrepen.
Is er dan niets op de Green New Deal af te dingen? Zeker wel. Net als in Europa leunt het plan voor het klimaatneutraal maken van de samenleving wat mij betreft te veel op een pijler, namelijk het olievrij maken van de economie door in te zetten op elektrische auto’s en hernieuwbare energiebronnen als wind- en zonne-energie. Wat het plan over het hoofd ziet – en eigenlijk ook in het Europese duurzaamheidsdebat onderbelicht blijft – is dat minstens zo’n groot deel van onze jaarlijkse uitstoot afkomstig is van de veeteelt.
Volgens ramingen bedraagt de bijdrage rond de 18 procent, meer dan alle transportsectoren bij elkaar. Het laatste IPCC rapport beveelt dan ook een radicale transformatie van ons voedingssysteem aan, als cruciaal onderdeel van een effectief klimaatbeleid. Minder grootschalige landbouw en veeteelt, minder gezeul met soja en vlees, een radicale versimpeling van onze voedingsketens, meer lokale en meer kleinschalige productie, en vooral veel minder dierlijke eiwitten en veel meer plantaardige eiwitten zijn volgens het IPCC rapport onvermijdelijk als we binnen de normen van Parijs willen blijven.
Daarvoor zijn de tamme voorstellen die de Green New Deal doet ten enenmale ontoereikend. Zeker in de Verenigde Staten met zijn obesitas-epidemie, dieronterende megastallen, zijn junk-food epidemie en zijn gigantische voedingsmonopolies die Washington hebben gegijzeld en grote delen van de Verenigde Staten hebben veranderd in voedselwoestenijen is veel meer nodig dan wat subsidies voor organisch boeren en wat loze oproepen om iedere Amerikaan recht te geven op toegang tot gezond voedsel.
Hier zou een Amerikaanse Partij voor de Dieren goed werk kunnen doen.