Zoveelste strijd voor mensen met een psychisch probleem
“‘Knokken voor een plekje in de psychiatrie’
Knokken voor een plekje: het hulpverleningssysteem zélf is een zoveelste strijd voor mensen met een psychologisch probleem: ‘Ik zit in mijn vierde opnameweek en heb nog geen psycholoog gezien. De dagen bestaan uit therapieën waarvan er zo’n kwart wegvallen.’
Samira Atillah
© Brecht Goris
Een vriend van me zit sinds kort in een psychiatrische afdeling. “Het gaat niet”, zei hij voordien al enkele keren. Die vriend heeft al erg wat watertjes doorzwommen. Zo overwon hij kanker én probeert hij te leven met een auto-immuunziekte. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. Hij verloor in het verleden alles. Zijn werk, zijn vriendin, zijn huisvesting.
Nadat hij toch terug was gaan werken, waar hij niet op steun of begrip van zijn werkgever moest rekenen, te maken kreeg met onjuiste uitbetalingen en zeer flexibele uren die onhoudbaar werden, crashte hij opnieuw. Dit, in combinatie met een penibele woonsituatie, maakte dat hij zich vrijwillig liet opnemen in een psychiatrische afdeling om zijn opkomende depressie aan te pakken.
‘Steeds minder middelen, een systeem waarbij mensen heel lang moeten wachten op gepaste hulp, de nood aan individuele hulp die niet betaalbaar is…’
Het cynische is dat hij zich nu in deze situatie bevindt, deels door een aantal maatregelen die onze beleidsmakers namen: de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de herintegratie van langdurig zieken, enzovoort. Nu moet hij zich noodgedwongen loskoppelen van deze maatschappij, om in een psychiatrische afdeling terug op de rails te geraken.
Maar ook dit soort afdelingen zijn spiegels van onze maatschappij. Steeds minder middelen, een systeem waarbij mensen heel lang moeten wachten op gepaste hulp, de nood aan individuele hulp die niet betaalbaar is, maken de hulp voor mensen moeilijker. Ook hier botst men op tekortkomingen door het beleid, ook hier is het knokken voor je plekje.
‘Toen ik acht jaar geleden, na mijn relatiebreuk, middenin een zware depressie zonder woonst kwam te zitten, botste ik op een muur. Ik was in opname gegaan om mijn zware depressie aan te pakken. Mijn onderkomen was 1,5 jaar lang een kamertje in de psychiatrie, soms zelfs maar een bed in een tweepersoonskamer. Leven zonder enige privacy is moeilijk.’
‘Tijdens die opname zocht ik vergeefs naar een huurwoning. Te hoge huurprijzen, het gebrek aan loonbrieven die ik kon voorleggen en het gebrek aan tijd ook, maakten dat ik botste op een muur van afwijzing. Op zeker moment had ik een onderhoud met iemand van een sociale woonmaatschappij. Die gaf mij de boodschap dat ik in aanmerking kwam voor een sociale woning, maar dat de gemiddelde wachtduur voor een sociale woning zo’n 6 à 7 jaar was. Deze boodschap was voor mij, na 1,5 jaar werken aan mezelf, een slag in m’n gezicht.’
‘Ik wilde opnieuw iets van mijn leven maken, het roer omgooien door een job te zoeken met maatschappelijk nut. Dat was deel van mijn therapie: een ommeslag maken in mijn leven door het beste van mezelf te geven. Een lange lijdensweg volgde, met een tijdelijk onderkomen bij mijn ouders, 1,5 jaar in begeleid wonen onder het OCMW. Daarna terug een opname van een half jaar…’
‘Op de duur vond ik een huurwoning waar ik evenwel mijn adres niet in kon onderbrengen. Daar zit ik nu nog. Deze zomer moet ik daar uit. Ik ben mijn laatste job ook kwijt doordat ik niet correct ben behandeld door de werkgever. Geen correcte uitbetalingen, geen bedrijfsvoorheffing afgehouden waardoor ik een rekening van 4.000 € aan belastingen heb openstaan. Ik heb dan nog het geluk dat mijn vader daarvoor borg wil staan, anders ging ik helemaal kopje onder. Momenteel ben ik terug in opname, na een periode van suïcidale gedachten. Moegestreden.’
‘Het CGG in mijn gemeente heeft evenwel een wervingsstop voor patiënten doorgevoerd. Je geraakt zelfs niet meer op de wachtlijst.’
‘Mocht er betaalbare ambulante hulp zijn geweest, dan was er geen opname nodig geweest, daar ben ik zeker van. Het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) in mijn gemeente heeft echter een wervingsstop voor patiënten doorgevoerd. Je geraakt zelfs niet meer op de wachtlijst. Bij particuliere psychologen of vennootschappen kon ik niet terecht wegens te duur. Een budget uittrekken van pakweg 200 € in de maand, voor therapie, kan ik niet. Mijn bedenking is dat betaalbare ambulante hulp op lange termijn een lagere maatschappelijke kost is dan een residentiële opname. De kostprijs waar ik nu zit is 7.000€, voornamelijk voor de mutualiteit.’
‘Ik ben daar niet blij mee, integendeel. Mijn doel is om zo snel mogelijk de draad terug op te pikken, hoe moeilijk ook. Ik zal me laten begeleiden voor de zoektocht naar een nieuwe job, opnieuw met een (hopelijk) maatschappelijke meerwaarde. De zoektocht naar een andere woonst wordt de volgende stap. Het gevoel dat ik al acht lange jaren ervaar is dat ik opgejaagd wild ben, gestuurd door onmacht en een sterke overlevingsdrang. Ik heb al jaren last van depressieve perioden en ook woedeuitbarstingen, beide het gevolg van een sterk gevoel van onmacht en controleverlies.’
Nood aan individuele ondersteuning
‘Waar ik momenteel veel behoefte aan heb, is individuele ondersteuning, liefst van een psycholoog. Maar ik zit in mijn vierde week en heb nog geen psycholoog gezien. De dagen bestaan uit therapieën waarvan er zo’n kwart wegvallen. Zoals altijd in een opname, maak ik deel uit van een leefgroep, altijd met een bepaalde dynamiek, naargelang welke mensen er in de groep zitten. De eerst twee weken was er één geval van diefstal en één van zware agressie. Ik durfde me niet in de groep te begeven. Ik ben een hoogsensitief iemand en zulke incidenten slaan me uit mijn lood.’
‘Vanaf deze week start mijn op maat gemaakte therapieprogramma. Dat programma is samengesteld op basis van een kort gesprekje met de psychologe die ik voordien niet heb ontmoet. Bij de bespreking zat een andere patiënte. Het gaat allemaal snel en wat willekeurig. Geen tests op voorhand, geen diepgaande gesprekken met de psychologe. Vreemd vind ik dat.’
‘De therapieën die ik nu volg, zijn evenwel kwalitatief, dankzij de kunde en betrokkenheid van de therapeuten. Dat is ook mijn algemene bevinding. Dat het verplegend personeel, de therapeuten hun uiterste best doen en heel betrokken zijn.’
‘Toch voel je als patiënt een zekere tijdsdruk. Zo werd iemand uit een andere leefgroep, twee dagen op voorhand verwittigd dat haar opname stopgezet, omwille van het inkorten van de wachtlijst. Die persoon is middenin haar therapeutisch proces uit de beschermde omgeving getrokken. We hebben haar huilend zien vertrekken, als een wrak.’
‘Wat me echt verbijstert, is dat ik nog geen enkel afzonderlijk gesprek met een psycholoog heb gehad.’
‘Iets anders dat opvalt, is dat het verplegend personeel vaak bezig is met administratie of protocol. Zo is er sinds kort beslist dat de bloeddruk van alle patiënten tweemaal daags moet gemeten worden, een tijdrovende bezigheid. Alle gegevens moeten handmatig ingebracht worden. Daar sta je dan, als patiënt, in de rij voor een bloeddrukmeting. Er zijn ook twee mensen met een handicap in de leefgroep gebracht die in feite op een andere afdeling horen. Wat me echt verbijstert, is dat ik nog geen enkel afzonderlijk gesprek met een psycholoog heb gehad.’
‘’s Middags vlucht ik naar de lobby waar ik in de Lunchgarden een kindermenu bestel om toch wat deftig voedsel binnen te krijgen. De maaltijden op de afdeling zijn meestal niet te eten. Bij de psycho-educatie wordt nochtans de nadruk gelegd op gezonde voeding. Ook bij het ontbijt is het ingepakte charcuterie en vele zoetigheden. Veel patiënten klagen over gewichtstoename. Mogelijkheid tot fitness of sport is er niet. Een fitnessruimte komt er binnenkort. Maar enkel toegankelijk onder toezicht. Dagelijks sporten is voor mij nochtans een must.’
‘Ik lever me over, ik heb geen keus. Het vreemde aan zo’n opname, is dat ik tot nu toe nog geen enkele emotie vrij spel heb kunnen geven. Woede, verdriet, frustratie, onmacht zijn mijn deel, maar ik vind geen uitlaatklep, noch een veilige plek en een vertrouwenspersoon om bij uit te huilen. Ook al heb ik blijkbaar twee persoonlijke begeleiders van het verplegend personeel toegewezen gekregen, ze hebben zich niet als dusdanig bij me gepresenteerd.’
De kameraad is in opname gegaan met enkele verwachtingen: eerst en vooral tot rust komen, even uit de harde maatschappij zijn, waar hij al moet knokken, om dan stilletjes aan andere dingen aan te pakken. Hij wil niet buitengesloten worden, zoals dat al gebeurde in de maatschappij.
Hij wil meetellen, zowel in het hulpverleningssysteem als in de maatschappij.
Hij wil niet overleven.
Hij. Wil. Leven!