De kolonisatie, haar geschiedenis en gedeeld geheugen
“‘Koloniale geschiedenis her-denken hoeft geen winnaars of verliezers op te leveren’
De voorbije weken is er fel en verrassend breed gedebatteerd over de dekolonisering van onze openbare ruimtes, schoolcurricula en omgangsvormen. Het is niet alleen logisch om dat her-denken van de geschiedenis samen met de destijds gekoloniseerde landen te doen. Dekolonisering kan op die manier ook een belangrijke rol spelen in het ontwikkelingsdebat.
Commémoration is niet alleen een oefening in het herinneren van een historische realiteit. Het gaat meer om het opfrissen van de herinnering samen met anderen. Deze dimensie van het delen van de herinnering met anderen, komt niet voor in het Nederlandse herdenken of Duitse gedenken. Aan de andere kant heeft het Nederlandse woord herdenken de dubbele betekenis van het opfrissen van het geheugen en de noodzaak om het te her-denken, de herinnering te her-bekijken of te actualiseren.
In het huidige debat over dekolonisatie, opnieuw opgewarmd door de moord op George Floyd in de Verenigde Staten, ligt de nadruk op het her-denken. In de ogen van de dekolonisatie-activisten stelt het beeld van Leopold II de kolonisatie voor als beschavingswerk. De ontmanteling van dit beeld onderstreept de noodzaak om deze voorstelling te her-denken.
De publieke ruimte verwordt tot een publieke leegte, zonder banden, zonder geschiedenis, zonder herinnering
Maar deze manier van her-denken, hoewel noodzakelijk, vernietigt tegelijkertijd ook een vorm van commemoration, en dus een bron van samenleven: de publieke ruimte verwordt hier tot een publieke leegte, zonder banden, zonder geschiedenis, zonder herinnering. Een publieke leegte lijkt meer open te staan voor alle gedachten — inclusief alle gedachten over het koloniale tijdperk!
Maar zo’n openheid riskeert ook dat we erkenning verwarren met onverschilligheid, en samenleven verwarren met de afwezigheid van geweld. De opbouw van een gezamenlijke toekomst vereist dus onvermijdelijk een vorm van commémoration van een gemeenschappelijk verleden, in dit geval dus een gemeenschappelijk koloniaal verleden.
Geschiedenis en gedeeld geheugen
De Franse president Emmanuel Macron heeft in dit debat een ferm standpunt ingenomen: “Frankrijk zal geen enkele naam of spoor van zijn geschiedenis uitwissen en zal geen enkel standbeeld deblokkeren”. Tegelijkertijd zal het uiteraard ook “compromisloos zijn ten opzichte van racisme”.
Veel historici hebben Macrons standpunt deze keer toegejuicht. Dat was helemaal anders in 2017, wanneer diezelfde Macron, midden in de verkiezingscampagne, de Franse kolonisatie van Algerije veroordeelde in de naam van een misdaad tegen de menselijkheid. In 2017 her-dacht hij expliciet de geschiedenis die zijn voorgangers hadden geschreven, ongetwijfeld met het oog op de expliciete erkenning van een belangrijk deel van zijn kiespubliek. In 2020 daarentegen verzette hij zich tegen elke poging tot her-denking, die zou kunnen worden geïnterpreteerd als het uitwissen van de geschiedenis.
Maar hoe doen we dat dan, de geschiedenis herdenken? Kunnen we dat werk toevertrouwen aan de historici, voor wie de logica van de academische wereld de juiste garantie biedt om gebeurtenissen, figuren en beelden in hun historische context te analyseren? Er zijn er die dit standpunt verdedigen.
Betere kennis over waar we vandaan komen leidt tot beter samen-leven
Zoals Eric Deroo, voor wie een betere kennis van de geschiedenis een van de belangrijke instrumenten is om onze neiging tegen te gaan om de negatieve kanten van ons verleden te wissen. Hij ziet zijn werk als historicus als een opdracht om beter te kunnen samenleven.
Betere kennis over waar we vandaan komen leidt tot beter samen-leven. We moeten ons dus voor hem ook niet verontschuldigen voor de kolonisatie van Algerije, aangezien een dergelijke verontschuldiging een anachronistisch ethisch oordeel zou zijn in vergelijking met de kolonisatie “in real time” en de opties die de politieke actoren van die tijd dachten te hebben.
Een dergelijke historische redenering houdt echter geen rekening met de koloniale erfenis die de academische wereld zelf draagt. Uit een rapport over publicaties in wetenschappelijke Afrika-tijdschriften blijkt bijvoorbeeld dat het aandeel publicaties van in Afrika gevestigde auteurs de afgelopen decennia lijkt te zijn afgenomen, hoewel het aantal voor publicatie ingediende artikelen is toegenomen.
De criteria van academische kwaliteit lijken met andere woorden nog steeds te spelen, meer nog dan in het verleden, ten gunste van de Europese kennisfabriekjes – gevestigd in de moederlanden van de koloniale regimes.
Hoewel het ook belangrijk is dat de schuld van Europa aan een bloedig verleden vol vergeten leed wordt erkend, is het daarnaast ook twijfelachtig of het historische werk om deze omissies recht te zetten werkelijk voldoende zou zijn om de toekomstige generaties, de erfgenamen van de voormalige kolonisatoren en gekoloniseerden in staat te stellen om samen aan hun toekomst te bouwen.
Kennis van de geschiedenis is niet altijd een voorwaarde voor sociale samenhang
De toevoeging van een historisch informatiebord naast het beeld van Leopold II in Ekeren, bijvoorbeeld, kon het beeld niet beschermen tegen verdere vernieling. Kennis van de geschiedenis is dus niet altijd een voorwaarde voor sociale samenhang.
Maar vanuit welke principes moeten we de publieke ruimte dan wél inrichten en van een publiek geheugen voorzien? De letterkundige Geert Buelens steunde de verwijdering van de beelden van Leopold II met het argument dat een sociale groep die beweert de rechtmatige erfgenaam van de slachtoffers te zijn, geschokt was door het beeld.
Een dergelijk argument houdt echter geen rekening met de vaak uiteenlopende reacties van de legitieme erfgenamen van historisch onrecht. Sommigen kunnen zich fel verzetten, terwijl anderen een diepe loyaliteit aan het koloniale “model” aan de dag blijven leggen. Moet het laatste woord gegeven worden aan de activisten in Ekeren of aan de provinciale autoriteiten in Lubumbashi die een nieuw standbeeld van Koning Leopold II hebben ingehuldigd ter gelegenheid van de opening van het nieuwe parlement, in 2018?
Nee, uiteindelijk is er geen weg rond een volgehouden dialoog om het probleem van de organisatie van de openbare ruimte en de historische sporen die het wil herdenken op te lossen: noch professionele historici, noch de mening van de (erfgenamen van de) slachtoffers kan dienen als ultiem referentiepunt voor de beoordeling van de geschiedenis: dit oordeel kan alleen tot stand komen door middel van een noodzakelijkerwijze collectief overleg.
Met wie moet het geheugen gedeeld worden?
Wat nog opvalt in het huidige debat over dekolonisatie is dat het niet met alle betrokkenen wordt gevoerd. De focus ligt op de Vlamingen of Belgen, zonder en met koloniale roots, maar deze focus lijkt uiteindelijk ook nogal… koloniaal. Waar is Afrika zelf in dit verhaal?
Het wekken van nieuwsgierigheid of belangstelling voor de koloniale geschiedenis, met het oog op de herdenking ervan, zou dus ook wegen moeten openen naar het delen van de herinnering tussen de voormalige kolonisator en de ex-kolonisten of hun erfgenamen.
De verspreiding van ideeën, getuigenissen, onderzoek, debatten en archieven… en de toegang van dit alles voor de Afrikanen zélf zal een onvermijdelijke uitdaging van het komende decennium zijn. Zo’n proces is synoniem met openheid voor literatuur, onderzoek, debatten en polemieken die zich in Afrika afspelen over het onderwerp kolonisatie.
In het tijdperk van de essentialistische ideeën, van de overvloed aan samenzweringstheorieën, van de ongereguleerde circulatie van opinies in sociale netwerken, zal het ontbreken van een georganiseerd kennisproces de vrije loop laten aan verkeerde informatie en geruchten. Men hoeft alleen maar de populaire verklaringen van het coronavirus op te lijsten om de verspreiding van deze ideeën in Afrika vast te stellen.
De hedendaagse uitlopers van de kolonisatie
Tenslotte nog dit: Vanuit het oogpunt van de gekoloniseerde was de kolonisatie hoedanook een totaal sociaal feit, alle gebieden van zijn leven werden geannexeerd, gecontroleerd, vernietigd en herbouwd. Als een totaal sociaal feit heeft het koloniale proces de mentale, economische, politieke, ecologische, sociale en culturele structuur van al het levende (mensen, dieren, planten) beïnvloed die het leven van de gekoloniseerden hebben gevormd.
De herdenking van de kolonisatie kan niet zonder de betrokkenheid van al de sociale structuren die er vroeger deel van uitmaakten
De herdenking van zo’n gigantische historische realiteit kan dus niet zonder de betrokkenheid van al die sociale structuren die vroeger deel uitmaakten van de kolonisatie. Een verkokering van debatten, polemieken of discussies in academische of artistieke kringen alleen zou vanuit dit oogpunt volstrekt contraproductief zijn.
Laten we ook niet vergeten dat het koloniale proces nog steeds bezig is in de economische activiteiten, in de politieke steun van voormalige koloniale staten voor Afrikaanse autoritaire regimes, in de ontbossingsactiviteiten die door deze voormalige (en huidige!) koloniale staten worden georkestreerd met de steun van de regeringsleiders van het Zuiden… Een bevraging van de verschillende manieren waarop de kolonisatie verdergezet wordt tot op vandaag zou ook deel moeten uitmaken van elk commemoratieproces.
Co-auteur van deze column is Denis Samnick (IOB, UAntwerpen). Hij is een Kameroense socioloog, die een doctoraat voorbereidt over criminaliteit en gevangenisbeleid in Kameroen en Congo-Kinshasa.