“‘Laten we Griekenland in leven houden’
Columniste Barbara Sarafian kijkt naar Griekenland en het deel van haar jeugd dat ze er doorbracht. 'Hoe men een land 'failliet' kan noemen, begrijp ik niet.'
Met de zomeropkuis, ook het opentrekken van vergeten lades, valt mijn oog op een oude houten doos. Daarin tref ik naast plakkerige vreemde muntstukken ook wat oude geldbriefjes: Italiaanse Lires, Roepies, Afghani en Drachmen.
De Drachmen ruiken naar een belangrijk deel van mijn kindertijd, naar de tijd van de karpouzi (watermeloen), naar de tijd dat mijn ouders zaliger er niet in geslaagd waren een oud en verlaten pand tussen de rotsen op de Cyclades op te kopen.
Ze reisden in de jaren zeventig heel vaak op en af naar Griekenland, naar een dorp op het eiland Paros. Om te gaan onderhandelen over de aankoop van een oude meisjesschool. Ze wilden daar hun leven maken, samen met ons, de kinderen.
Tomaat in de hand
Mijn broer en ik hielden van zowat alles in het dorp – ik vooral van de bakkerszoon – en gingen dagelijks vissen, we doken om ter gezwindst met onze harpoenen de zee in op inktvissenjacht. We lieten gebiologeerd de langarmige zeesterren op onze handen kruipen en haalden goedleers en routineus de stekels van zee-egels uit elkaars voetzolen om dan weer barrevoets verder te stappen tussen de rotsen, op weg naar niets, noem het het einde van elke dag, zonder het te moeten weten, willen weten. Daar konden we opgroeien als vrije, schaars geklede kinderen onder de zon, altijd met een tomaat in de hand tegen de dorst.
In Griekenland konden we opgroeien als vrije, schaars geklede kinderen onder de zon.
De droom van ouders, het is nooit gelukt. Dat lange termijnplan moest opgedoekt. ‘Omdat de Grieken geen openbare gebouwen aan buitenlanders willen verkopen’, zei m’n moeder achteraf. ‘En een gewoon huis?’ vroeg ik. ‘Ook niet’.
Ik begreep dat niet goed, te meer omdat ze daar op korte tijd veel vrienden hadden gemaakt, Griekse vrienden. Yannis en Yorgos en de meeste snorremannen waren hen genegen.
Toeristen liepen er toen amper rond, we sliepen bij die vrienden of huurden een huisje zonder vensters in. Maar kopen? Daar mogen wonen? Er zal wel een andere verklaring voor die mislukking zijn geweest, in elke geval was het een spijtige zaak. M’n ouders hadden zich meer dan gepikeerd teruggetrokken, kwamen de ontgoocheling uiteindelijk te boven en richtten hun focus dan maar op toegankelijker Frankrijk.
Maar altijd met een diep respect en verbindende nostalgie bleven we praten over de Cyclades en onze tijd aldaar.
Vervalste wereld
Voor die half open geschoven lade en met de Drachmen in m’n hand kan ik niet anders dan even door die zilte herinneringen gaan en beseffen hoe de wereld is veranderd, ik zeg, bijna vervalst. Dat wat ik me herinner wel uit een heel ver verleden stamt en dat mijn liefde voor Griekenland eigenlijk onveranderd is gebleven.
Hoe men een land ‘failliet’ kan noemen, begrijp ik niet.
Ik ga er niet zo vaak meer heen. En toch, de laatste keer, in 2012, verbleef ik een paar weken in een dorpje op het eiland Lesbos. Het was zo goed als leeg, er moest zelfs niet gelobbyd om strandzetels, het bleef rustig in het restaurant en om eerlijk te zijn was er weinig animo, te weinig voor mijn tienerzoon.
Op een namiddag zat ik zelfs gedurende twee volle uren helemaal alleen in de haven met een koffie. Siësta of niet. Door de leegte voelde ik een onrust, een ongerustheid. De Britse bedienster van de cocktailbar bevestigde dat desolate gevoel door te klagen over de crisis.
Hoe men een land ‘failliet’ kan noemen, begrijp ik niet. Wat weet die ene boom van politieke spelletjes van weleer en nu? Hij is het land. Wat weet de zee van gesjoemel af, wat weet die kerk af van de reden waarom ze finaal vervallen zal? Wat is er in godsnaam gebeurd om het zover te laten komen? Wat met de mensen die er wonen? Wat nu met al die werkende families die hun leven daar generatie na generatie hebben opgebouwd en onderhouden. ‘Wablief, werkende? Pensioenen blijven trekken van dode opa’s, ja dat kunnen ze’ hoor ik hier iemand zeggen.
Absurd
De pogingen van het grote Europa om Griekenland een gepaste oplossing te bieden om uit de nakende schande van het verlies en verval te geraken en de slepende onderhandelingen daaromtrent zijn te complex. Wat er in de laatste decennia is gezegd en vergeten en onder de mat geveegd is wellicht vandaag de grootste vraag.
Goede wil, slechte wil, ik spreek er mij niet over uit.
De crisis is in de wortel niet economisch zegt de Griekse overheid, er is sprake van een politieke strijd. Goede wil, slechte wil, ik spreek er mij niet over uit. Het is zo absurd. Ja of nee, nai of oghi zeggen tegen een referendum, ik weet terwijl ik dit nu schrijf niet wat de uitkomst zal zijn. En wat de gevolgen zullen zijn voor welk eender resultaat komende van de bevolking in nood.
Dat vindt ook de Brit, Thom Feeney, die vorige week een crowdfunding campagne is gestart om het land te redden. Hij vraagt aan elke burger, van waar ook ter wereld, om alvast een minimum bedrag gelijk aan drie euro te storten. Zo beweert hij de 1,6 miljard die Griekenland als schuldenlast heeft te kunnen compenseren.
Drie euro, dat is volgens de Brit de waarde van een postkaart met de afbeelding van Tsipras op of de helft van een feta-slaatje met olijven. Als je 5000 euro stort krijg je een romantisch weekend Athene cadeau. Iets te ludiek om oprechte bedoelingen te kunnen garanderen? Critici onderzoeken nu zijn ‘Indiegogo’-campagne en hopen dat het geen bedrog is. Ik hoop mee.
Het is duidelijk dat de Britten, zo verknocht aan hun ‘Greece’, de meest royale donateurs zijn en zo denken hun steentje te kunnen bijdragen aan het redden van hun favoriete vakantieoord. We zijn met 503 miljoen Europeanen. Maal drie. Het zou ook zo vanuit Europa al kunnen lukken. Los van de rest van de wereld, los van de politieke arena met uiterst vervangbare spreekbuizen met hun koude argumenten.
Dus wat weten die niet vervangbare olijfboom, die kerk, de kever, die rivier en de vandaag pasgeborene op Griekse bodem? Laat ze leven, laten we ze levend houden.
Ik stop de Drachmen terug in de doos want wie weet kan ik ze terug gaan gebruiken. Ik tel meer dan de waarde van drie euro. Parakalo, se agapo.