Lente en de troost van de getallen

Column

Lente en de troost van de getallen

Lente en de troost van de getallen
Lente en de troost van de getallen

Het menselijke bestaan gedijt het best in een tijd waarin de dagen in elkaar overvloeien, zonder oponthoud. Te veel herinnering van het verleden stremt het stromende heden waarin we leven. Een goede gedachte om bij het begin van de lente te overdenken, stelt Ann Meskens in haar column.

Goed, zo dacht ik nog op de eerste dag van dit jaar, we herdachten vorig jaar het begin van de Eerste Wereldoorlog. Het was allergruwelijkst, dus reden te over. En in 2018 moeten we het einde gedenken, zeker, maar alsjeblieft, geen vier jaar lang, dag na dag, herdenking, herinnering, bezinning. Achtentwintig juni, achtentwintig juli, vier augustus, elf november. De doden zijn helaas dood, maar de levenden moeten leven, en het menselijke bestaan gedijt het best in een tijd waarin de dagen in elkaar overvloeien, zonder oponthoud. Te veel herinnering van het verleden stremt het stromende heden waarin we leven. Dat is een goede gedachte om bij het begin van de lente te overdenken, toch?

Wat is het belang van data, zou je verder kunnen vragen, de bomen botten als ze er klaar voor zijn, de bloemen houden zich in als het nog te koud is, de lente komt er slechts wanneer het er de tijd voor is.

Wat is het belang van data, zou je kunnen vragen, de bomen botten als ze er klaar voor zijn, de lente komt er slechts wanneer het er de tijd voor is.

Zo is ook een dode soldaat een dode soldaat, of hij honderd jaar geleden in Passendale sneuvelde of gisteren in Oekraïne. Een oorlog begint op een domme dag waarin de waanzin zich genoeg heeft opgestapeld, en een oorlog eindigt, even onvoorspelbaar, op een andere dag, vaak door uitzichtloze vermoeidheid. Het maakt niet uit welke dag de kalender aanwijst.

Niettemin stempelen mensen al eeuwenlang belangrijke gebeurtenissen met data. We griffen ze in ons geheugen. Het zijn bakens om niet te verdrinken in die eindeloze zee van tijd. De getallen in de tijd geven onze gevoelens, onze gedachten, onze herinneringen , ons bestaan verankering en houvast.

Zo vertrouwen we, ook voor het begin van de lente, niet op de natuur. De lente begint op basis van een afspraak. Natuurlijk gezien begint de lente als de dag en de nacht in ons halfrond even lang zijn. Tijdens de lente worden de dagen dan steeds langer, ‘lente’ is afgeleid van ‘lang’. De winter, het donkerte, de slaap en de dood liggen nu achter ons in de tijd, menen de mensen al eeuwenlang, de zomer ligt voor ons, er is reden tot feest, een lentefeest, op 21 maart bijvoorbeeld. De meteorologische lente begint om praktische redenen gewoon op 1 maart en duurt tot 1 juni.

Data houden ons als gemeenschap samen: zo onthouden we onze oorsprong, betreuren we onze oorlogen, vieren we overwinningen, herdenken we terreuraanslagen, houden we onze seizoenen op schema, maar data geven ook ons individueel bestaan vorm. Tel maar uit. Geboortedata, verjaardagen, sterfdata.
   Natuurlijk zou je elke dag moeten vieren dat een geliefde nog in leven is, hoera, maar we zijn beperkt; in tijd, in ruimte, in energie. We vieren elk jaar feest op de dag die zijn of haar geboortedag herhaalt, niet ongeveer die tijd of toevallig die week, maar die welbepaalde dag. De andere jaardagen doen we of het vanzelfsprekend is dat onze geliefden nog altijd bij ons en in leven zijn. Anders zou het leven niet uit te houden zijn.
   Tel mee. Mijn vader zou vandaag jarig zijn geweest. Hij werd in 1938 geboren. Zijn moeder stierf in het kraambed, maar hij had verder het geluk te worden geboren op een vredevolle plaats en in een vredevolle tijd. Ik telde het uit. Hij werd net geen zesenzeventig jaar. Hij stierf niet lang geleden. Tweeënzeventig dagen juist geteld. Op zeven januari  van dit jaar zat ik geschokt door de gebeurtenissen in Parijs aan zijn bed, mijn vader stierf terwijl het ochtend werd. Het was toen nog ten diepste winter.

Als je in de rouw bent, tel je de afwezigheid eerst in dagen, dan in maanden, vervolgens in jaren. Het eerste jaar is het verdrietigst, alles gaat nu voor het eerst zonder hem of haar zijn gang. Het wordt de eerste keer, ook zonder haar, lente, de zomerse barbeque vindt voor het eerst, ook zonder hem, plaats, en op het einde van het jaar is er de eerste nieuwjaar die je zonder hen viert. De eerste periode van de rouw vul je eveneens in met het hartstochtelijk bedenken van relikwieën en rituelen die het gemis een plaats geven, omdat ze troost kunnen zijn.

Wie hield trouwens het eerste potlood omhoog? Wie besliste rond welke slogan we ons zouden verzamelen? Niemand natuurlijk, en ook iedereen.

Na de aanslag op het Franse tijdschrift Charles Hebdo was de gemeenschappelijke schok blijkbaar zo groot dat er heel snel symbolen, rituelen, handelingen nodig waren die ons samenhielden, zelfs al was het niet duidelijk wie er allemaal onder die ‘ons’ viel. Kijk. Het potlood dat door duizenden mensen in de lucht gehouden werd, de zinnen Je suis Charlie -Je suis Ali die, als op afspraak, plotseling overal opdoken. Het waren geen vaststaande symbolen of al bestaande zinsneden. Wie hield trouwens het eerste potlood omhoog? Wie besliste rond welke slogan we ons zouden verzamelen? Niemand natuurlijk, en ook iedereen. Een gemeenschap heeft bestaande rituelen, vaste symbolen, oude gebruiken, maar als het nodig is, zijn we blijkbaar lenig genoeg om vanuit een snel gistende massa er op heel korte tijd nieuwe in te lijven.

Het gemeenschappelijke leven biedt ook aan het individu gebruiken en tijdstructuren aan met lief en leed om te gaan, vroeger meer dan nu. In onze streken onderscheidde men bijvoorbeeld de zware, de halfzware en de lichte rouw, met bijpassende klederdracht, bepaalde handelingen en afgelijnde periodes. Hoelang diende ik als dochter in de rouw te zijn, was het zes maanden lang, moest ik voortdurend in het zwart gekleed gaan? Na die tijd had ik, met zachte dwang vanuit diezelfde gemeenschap, het gewone leven terug moeten oppakken. Het had zo zijn voordelen.
   Als hedendaagse maatschappij grijpen we niet zo ver meer in bij de individuele rouw. Wat we nog aan rituelen kennen, hangt vaak nog samen met een godsdienst die we zwaar, licht of niet meer beleven. Van buitenaf is het aan ons meestal niet meer te zien of we recent iemand verloren en sinds hoelang. Op het werk krijgen we de wettelijke drie of vier dagen vrijaf of wat men ‘klein verlet’ noemt.

Of we in onze gejaagde tijden nog wel genoeg tijd nemen voor het persoonlijke verdriet? Moet je na twee maanden weer gewoon, hop, doorleven?

Een mens vraagt het zich in de vertragende dagen na een overlijden toch af. Of we in onze gejaagde tijden nog wel genoeg tijd nemen voor het persoonlijke verdriet? Moet je na twee maanden weer gewoon, hop, doorleven? Hoe geef je op een individuele manier die nieuwe leegte in je leven een plaats? Hang ik een foto van mijn vader aan de wand zodat het duidelijk is dat ik hem niet vergeet, ga ik toch op bezoek naar de nietszeggende plaats waar zijn as werd verstrooid, zou het mij troosten? En evenzo vraag je je af op welke blijvende manier we de aanslag op Charlie Hebdo een plaats zullen geven in onze gemeenschap, zullen we elke verjaring ervan met gepaste ernst herdenken of is de datum inmiddels al ondergesneeuwd door andere recentere gruwelijke gebeurtenissen?

De tijd verstrijkt snel, wat een mens ook doet of laat, en ik weet niet of ik daar nu blij moet om zijn, of juist niet. Het is binnenkort al bijna Pasen, eigenlijk een stokoud lentefeest, dat door het Katholieke geloof werd overgenomen en getransformeerd. Tja, de mens, en zijn bestaan binnen de altijd verlopende en aflopende tijd. Het is zo. Het onstuitbare verloop van de tijd verzacht de scherpte van het verdriet, maar bij elke verjaring van geboortedag en sterfdag besef je meer dan op andere dagen dat je iemand voorgoed verloor.

Onze Westerse kalender is een moderne uitvinding en een bovenpersoonlijke indeling van de tijd. Toch versmelten de kalenderdagen met het allerpersoonlijkste in je leven. Zo zal acht januari voor mij altijd meer zijn dan een dag tussen de andere dagen. Mijn vader stierf in de nacht na de aanval op Charles Hebdo. Als ik volgend jaar al de datum van zijn overlijden zou dreigen te vergeten, zullen de kranten mij er aan herinneren. Op die dag zullen alle achtergeblevenen van alle slachtoffers van Charles Hebdo het zich scherper herinneren en meer pijn voelen.
   Maar intussen en allereerst wordt het voor iedereen opnieuw lente. En ik verlang voor zoveel mogelijk mensen, na de koude winter, vooral naar kalenderloze dagen die in elkaar overvloeien, zonder opschrikking en zonder oponthoud.