Pas wie leert krijgt de mogelijkheid om klassengrenzen te slechten
“‘Leve het leren! Leve de kennis!’
Al jaren hoort columnist Geert Van Istendael met stijgende verbazing lieden toeteren dat je geen kennis meer nodig hebt. Dat dat elitair zou zijn. Maar, stelt hij, ‘pas wie leert krijgt de mogelijkheid om klassengrenzen te slechten’.
Geert Van Istendael: ‘Giet dus kennis uit, als water in dorstige kinderkelen. Geef les. Trek de leerlingen mee. Zeg vooral nooit, dat is niets voor jou, want jij bent … (vul zelf maar in).’
© Brecht Goris
In nummer 34 van het door mij vlijtig gelezen Knack Magazine staat een lang gesprek met onderwijsdeskundige Tim Surma. Eerder was hij 17 jaar leraar wiskunde in een middelbare school hier te lande. Theorie en praktijk in één persoon. Toen ik las wat die meneer zegt, begon mijn oude hart sneller te kloppen.
Hij zegt: ‘Herhaling werkt. Dat weet iedereen die een paar jaar voor de klas heeft gestaan.’ Ik zou eraan toevoegen: daar kun zelfs je achter komen als je nooit voor de klas hebt gestaan.
Al vele jaren heerst in onze scholen het ijzeren dogma dat kennis niet belangrijk is. Nee, je moet vaardigheden ontwikkelen. Deze meneer zegt: ‘… een vaardigheid is uiteindelijk toegepaste kennis’. Ik leid daaruit af dat je zonder kennis geen vaardigheid kunt verwerven.
Er is nog een ijzeren dogma nummer 2: je moet kritisch en creatief denken. Dus nogmaals: kennis is niet belangrijk. Deze meneer zegt: ‘Je kunt niet kritisch denken over een materie waar je niets over weet.’
Dan merkt de Knack-journalist op dat pleiten voor kennisgebaseerd onderwijs een elitaire bijklank heeft. Goeie opmerking, want de waarlijk kritische journalist hoort zich op te stellen als advocaat van de duivel.
Meneer Surma zegt: ‘Goed kunnen lezen en rekenen, dat is tenslotte wat kinderen op termijn gelukkig maakt. Goed onderwijs is juist heel progressief omdat het als sociale gelijkmaker kan fungeren. Voor kansarme kinderen is de klas soms de enige leeromgeving, want ze hebben geen ouders die hen ’s avonds in bed voorlezen of hen in het weekend meesleuren naar musea of interessante hobby’s. Niemand heeft méér belang bij efficiënt leren dan zij.’
Tot zover deze zeer deskundige meneer.
Rechtse hond?
Toen ik zijn woorden las, dacht ik onmiddellijk aan een stuk van Willem Frederik Hermans (1921-1995). Het komt uit Houten leeuwen en leeuwen van goud (Amsterdam, De Bezige Bij, 1979). Meer dan 40 jaar geleden schreef deze meester van onze taal:
‘… gesteld men zou het onderwijs in de spelling afschaffen en iedereen zou maar mogen spellen zoals hij wilde, dan zouden natuurlijk de kinderen uit hogere milieus, trots op hun klasse, correct blijven spellen en de kinderen uit lagere kringen, hoewel naar de middelbare school gestuurd, zouden het nooit leren.’
En:
‘Niet alleen opstellen maken moet worden afgeschaft, ook het lezen van andermans opstellen mag niet meer… De kinderen uit de hogere milieus zullen, zelfs als het literatuuronderwijs op school wordt afgeschaft, thuis heus wel te horen krijgen dat beschaafde mensen andere lectuur genieten dan Viva en Privé (twee Nederlandse tijdschriften, red.). Maar de kinderen uit lagere milieus hebben geen ouders die goede boeken en gedichten lezen.’
Was Willem Frederik Hermans een verwerpelijke rechtse hond? Dat beweerden zijn zichzelf progressief noemende vijanden. Daarom wil ik een citaat van een twijfelloos linkse Nederlander opdiepen. Ik bedoel, het communistische Tweede Kamerlid Marcus Bakker (1923-2009).
‘Nu kunnen arbeiderskinderen eindelijk naar het gymnasium en dan schaffen ze het gymnasium af.’
Tijdens het parlementsdebat begin jaren ‘70, over de afschaffing van het gymnasium, een schooltype dat volgens de sociaaldemocraten veel te elitair was, zuchtte Marcus Bakker, even schamper als bedroefd: ‘Nu kunnen arbeiderskinderen eindelijk naar het gymnasium en dan schaffen ze het gymnasium af.’
Blijkbaar waren de moderne Nederlandse sociaaldemocraten de woorden van de Socialistenmars uit 1891 vergeten, die hun kameraden vroeger zongen:
All’ geesteslicht, all’ wetensmacht
Zij aan het zwoegend volk gegeven!
Het beste wat cultuur te bieden heeft
De leiders van de opkomende arbeidersbeweging beseften verdomd goed dat de elite het betere kent, op elk gebied, daarom is het een elite. Die elite heeft meer centen en meer opleiding, en dus woont zij beter, kleedt zich beter, eet beter, stuurt de kinderen naar betere scholen en zorgt ervoor dat ze kan participeren in het beste wat de cultuur te bieden heeft.
De leiders van de opkomende arbeidersbeweging wilden dat óók de armoedzaaiers die zij verdedigden deel zouden hebben aan al dat betere. Zij verwierpen dat betere niet, zij eisten het op. Bij hun bittere strijd om hoger loon en achturendag hebben zij nooit de cultuur veronachtzaamd. Nooit spraken zij smalend over de grote, burgerlijke of aristocratische cultuurscheppingen, integendeel. Zij bezorgden goedkope volksuitgaven van Balzac en Zola en Heine. Een dichtbundel moest passen in de zak van een arbeiderskiel.
Een dichtbundel moest passen in de zak van een arbeiderskiel.
Al jaren beluister ik met stijgende verbazing de lieden die toeteren dat je geen kennis meer nodig hebt. Dat kennis zelfs verdacht is, want o zo e-li-tair. Dat noemt zich progressief?!? Waar halen ze het? Ik vind hun uitspraken paternalistisch. Hun botte afgunst jegens alles wat boven het maaiveld uitsteekt delen ze trouwens met extreemrechts. Waarom verbaast me dat nou niet?
Ze doen me terugdenken aan een zinnetje dat meer dan 100 jaar geleden volgens toenmalige flaminganten circuleerde in de Franstalige bourgeoisie van Gent, Antwerpen en andere Vlaamse dorpen. Als die heersende klasse het over de Vlaams brabbelende onderklasse had: houd ze arm, houd ze dom.
Ze doen me terugdenken aan de republikeinse Franse dorpsschooltjes van weleer, waar met krijt op bord stond geschreven, in de fraaie letters van de juf of de meester: ‘L’ignorance toujours mène à la servitude’. Of: ‘altijd leidt onwetendheid tot onderwerping’.
Ik heb het hier al een keer gebruikt (10 mei 2021), maar dat geeft niet, want het komt van de geniale Franse filosoof, revolutionair en wiskundige Nicolas Condorcet, een pionier van waarschijnlijkheidsrekening en statistiek. Men zegge het voort.
Giet dus kennis uit, als water in dorstige kinderkelen. Geef les. Trek de leerlingen mee. Zeg vooral nooit, dat is niets voor jou, want jij bent … (vul zelf maar in).
Ja, meneer Surma, u heeft gelijk, overschot van gelijk, leren maakt kinderen gelukkig. Tweede voordeel, daar bovenop, pas wie leert, krijgt de mogelijkheid om klassengrenzen te slechten.
‘Wees nooit saai’
Ik noem mijzelf reactionair, maar dat alles vroeger beter was, zult u me niet horen zeggen. Ik heb genoeg slechte leraren gehad. Ik heb genoeg leraren ongestraft leerlingen zien treiteren. Ik heb zelf ooit een knoert van een oorveeg gekregen. Enzovoort.
Leren maakt kinderen gelukkig, maar daarbovenop: pas wie leert krijgt de mogelijkheid om klassengrenzen te slechten.
Maar daarnaast waren er de onvergetelijke leraren, de leraren die je meesleepten, optilden, aanspoorden, met hun schitterende verhalen, hun kristalheldere logica, hun begeerte om kennis door te geven aan de jongeren. En allemaal pasten zij hetzelfde basisbeginsel toe, met verve en vaak met een grap: wees nooit saai.
Je mag en moet jonge geheugens oefenen. Aarzel niet om leerlingen gedichten uit het hoofd te laten leren, 10 of 20 per schooljaar, van Annie M.G. Schmidt tot Joke van Leeuwen, van De tuinman en de dood tot Maud Vanhauwaert. Desnoods door ze allemaal samen op te dreunen. Of probeer eens De blauwbilgorgel van Cees Buddingh, kinderen lachen zich een rolberoerte.
Ivan Illich, die wonderlijke Oostenrijks – Dalmatisch — katholiek – joods – Amerikaans – Mexicaans — Duitse priester – denker – activist (1926-2002) bespreekt in het eerste hoofdstuk van zijn dunne boekje over de ontscholing van de maatschappij (Deschooling society, New York, Harper & Row, 1971) het nut en de voordelen van leren by rote. Opdreunen uit het hoofd, alleen of collectief.
Wie heeft nog de kinderstemmen in het oor die, haast zingend als een koor, ritmisch riepen: drie maal twee is zes, drie maal drie is negen, drie maal vier is twaluf …?
Onschatbaar voordeel, je werd nooit vernederd en je leerde het op den duur toch, want als je het niet zo goed kon, werd je als vanzelf meegedragen door de leerlingen om je heen. Er waren zelfs kinderen die alleen hun lippen bewogen, maar aan het eind van het schooljaar kenden ze allemaal de maaltafels. Van buiten. Voor het leven.
De ondergang
Het geweeklaag over de ondergang van ons onderwijs weerklonk al jaren vóór corona. Het blijft niet beperkt tot onze gewesten. Ik lees in De Correspondent (25 augustus 2021) liefst drie keer: ‘De kwaliteit van het Nederlandse onderwijs daalt al 20 jaar’. Ook bij ons horen we al jaren dat de kwaliteit van ons onderwijs daalt, PISA, je weet wel. Een voorbeeldje?
Toen ik onlangs een intelligente, jonge Vlaamse Brusselse, die twee jaar geleden haar aso-diploma haalde, vroeg of ze op school ooit had gehoord van Baudelaire of Rimbaud, zei ze: ‘Oei, nee’. Dat in een stad waar de helft van de bevolking thuis en op straat de taal van Baudelaire spreekt. Een paar generaties eerder citeerden jonge Vlaamse Brusselessen Racine. Van kwaliteitsverlies gesproken.
Nog erger vind ik dat onze scholen er maar niet in slagen de hedendaagse arbeiderskinderen, wat mooier gekleurd dan die uit mijn jeugd, naar het gymnasium te laten gaan, om met Marcus Bakker te spreken.
Geef les, vernieuwend en ouderwets door elkaar, met de onvermoeibare bezieling die ik al zo vaak heb mogen bewonderen.
Ik heb het volste vertrouwen in onze leraressen en leraren, in meesters en juffen. Ik heb er genoeg gezien die prachtig werk leveren, ondankbare dag na ondankbare dag, jaren lang, ondanks de 600 bladzijden haarkloverijen van de eindtermen.
Om te beginnen kunnen we hun misschien loon naar werken te geven, dit wil zeggen, een veel hoger loon dan nu. En voor de rest, gooi al die o zo vals progressieve dogma’s daar waar ze thuis horen, in de vuilnisbak. Geef les, vernieuwend en ouderwets door elkaar, met de onvermoeibare bezieling die ik al zo vaak heb mogen bewonderen.