‘Armoede is een schending van mensenrechten’
“‘Sociaal werk gaat over mensen bijstaan, niet over hen proberen te veranderen’
Sociaal werkers moeten de structurele barrières veranderen die mensen in armoede duwen. Maar hoe gaat dat in de praktijk? MO*ontwikkelaar Mieke Schrooten put inspiratie uit het werk van Michal Krumer-Nevo. Die betoogt om mensen in armoede bij te staan en hun vooral niet te proberen veranderen.
Armoede, een schilderij (1919) van Christian Rohlfs, Een Duitse schilder van het expressionisme
MSK Gent (CC0)
Sociaal werkers moeten de structurele barrières veranderen die mensen in armoede duwen. Maar hoe gaat dat in de praktijk? MO*ontwikkelaar Mieke Schrooten put inspiratie uit het werk van de Israëlische professor Michal Krumer-Nevo. Die voert een pleidooi om mensen in armoede bij te staan en hun vooral niet te proberen veranderen.
Hoe sociaal werkers en beleidsmakers omgaan met mensen in armoede vloeit áltijd voort uit theoretische en ethische beginselen, of die nu erkend worden of niet. Met die stelling begint de Israëlische professor sociaal werk Michal Krumer-Nevo haar boek Radical hope.
Daarin stelt ze het door haar ontwikkelde ‘armoedebewust paradigma’ (poverty aware social work paradigm of PAP) voor. Ik las het boek een aantal maanden geleden en haalde het nu weer uit de kast naar aanleiding van Krumer-Nevo’s aanstaande bezoek aan Antwerpen.
Ik kijk erg uit naar Krumer-Nevo’s lezing, omdat haar boek mij prikkelde. In Radical Hope las ik een verfrissende blik op armoede en de opdracht van sociaal werkers hieromtrent. Krumer-Nevo daagt professionals en beleidsmakers uit om zich bewust te zijn van de theorie en ethiek die hun handelen stuurt.
Ze roept op om na te denken over vragen als: ‘Wat is armoede?’, ‘Wat zijn kenmerken van mensen in armoede?’, ‘Welk soort kennis is nodig om te werken met mensen in armoede?’ en ‘Wat is het ethische doel van sociaal werk met mensen in armoede?’.
Het antwoord op die vragen stuurt het handelen van professionals en beleidsmakers, stelt Krumer-Nevo. Zo kan het zijn dat sociaal werkers die op het eerste gezicht eenzelfde aanpak hebben, toch op een heel andere manier aan sociaal werk blijken te doen. Laten we er een voorbeeld bij nemen. Iets wat geregeld gebeurt in de sociale sector, zijn huisbezoeken. In plaats van mensen die ze begeleiden altijd op hun bureau te ontvangen, gaan sociaal werkers dan zelf naar de plaats waar deze mensen wonen.
Afhankelijk van de antwoorden op de vragen die Krumer-Nevo opwerpt, kunnen die huisbezoeken een heel andere reden hebben. Huisbezoeken kunnen vooral controlerend zijn, om na te gaan hoe een gezin in armoede functioneert en welke risico’s er zijn voor de kinderen. Als dat de insteek is, zal een sociaal werker zich wellicht op een heel andere manier voorstellen aan het gezin, kijken naar het huis en praten met de gezinsleden dan wanneer die vooral huisbezoeken doet om een relatie op te bouwen met het gezin en hen bij te staan in hun strijd tegen armoede.
Twee stromingen
In het denken over armoede ziet Krumer-Nevo twee dominante stromingen: het conservatieve paradigma en het structurele paradigma. In haar boek legt ze uit hoe beide naar armoede kijken, en welke implicaties dat heeft op hun aanpak.
Kort gezegd ziet het conservatieve paradigma mensen in armoede fundamenteel als “anders”. Mensen komen in armoede terecht of blijven arm omdat het beschadigde mensen zijn die een probleem hebben met hun functioneren. Vanuit die insteek is de rol van sociaal werkers dan vooral om mensen in armoede te “genezen”. Sociaal werkers moeten hen helpen hun zwaktes te overwinnen en hun mindset en gedrag te veranderen.
Een aanpak die gebaseerd is op deze visie werkt vooral toe naar individualistische oplossingen, die vaak ook nog eens gekoppeld worden aan sancties als mensen niet meewerken.
Armoede bestaat niet alleen uit een gebrek aan materiële middelen en sociale kansen, maar ook uit een gebrek aan symbolisch kapitaal.
Vanuit het conservatieve paradigma is armoede zelf eigenlijk een variabele op de achtergrond, geen doelwit voor directe verandering. Dit staat haaks op het structurele paradigma, dat armoede ziet als het gevolg van sociale ongelijkheid. Die ongelijkheid is heel concreet als je gaat kijken naar de leefomstandigheden van mensen in armoede. Maar ook op het niveau van de samenleving kan je die ongelijkheid zien, door na te gaan hoe rijkdom is verdeeld of welke kansen mensen hebben voor sociale mobiliteit.
Het structurele paradigma ziet de opdracht voor sociaal werkers dan ook heel anders. Het gaat niet om het veranderen van de mensen die het meest te lijden hebben onder de ongelijkheid en onrechtvaardigheid van die samenleving. Wél moeten sociaal werkers de structurele barrières veranderen die mensen in armoede duwen en hen tegenhouden om uit armoede te ontsnappen.
Maar hoe doe je dat, die barrières veranderen? Krumer-Nevo vindt dat de structurele benadering weinig concrete handvaten geeft voor de dagelijkse praktijk van sociaal werkers. Daarom ontwikkelde zij het armoedebewust paradigma. Op veel vlakken leunt het aan bij de structurele benadering. Ook het PAP benadrukt dat armoede geen persoonlijk falen of een gebrek aan motivatie is, maar een gevolg van grotere maatschappelijke factoren die buiten de controle van het individu vallen.
Impact sociale structuren, ideologieën en constructies
Het is voor Krumer-Nevo dan ook cruciaal dat sociaal werkers analyseren welke impact sociale structuren, ideologieën en constructies hebben op diverse mogelijkheden van mensen in armoede. Armoede bestaat niet alleen uit een gebrek aan materiële middelen en sociale kansen, maar ook uit een gebrek aan symbolisch kapitaal. Dat laatste uit zich onder meer in stigmatisering, discriminatie en het ontbreken van een volwaardige stem door ongelijke machtsverhoudingen. Daarom beschouwt het PAP armoede als een schending van mensenrechten.
De context is onrechtvaardig en moet aangepast worden, niet de mensen in armoede zelf.
Vanuit de visie van PAP moeten sociaal werkers radicaal kiezen voor solidariteit met hun publiek en deze machtsverhoudingen aanvechten. Als armoede een schending van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid is, moeten sociaal werkers zich immers verzetten tegen armoede.
Het armoedebewust paradigma benadrukt dat mensen in armoede zélf ook al voortdurend in verzet gaan tegen hun armoede. Professionals erkennen die alledaagse acties van verzet te weinig, vindt Krumer-Nevo, omdat ze in strijd zijn met de heersende perceptie die mensen de schuld geeft van hun omstandigheden. Ze roept sociaal werkers daarom op om partners te worden in de strijd tegen armoede, die de betrokkenen dagelijks voeren.
Vanuit een praktijk die gebaseerd is op een rechtenbenadering, maar ook op een intensieve relationele insteek, staan sociaal werkers voor de opdracht om de emotionele en materiële behoeften van gebruikers te herkennen en daar radicaal op in te spelen. De context is onrechtvaardig en moet aangepast worden, niet de mensen in armoede zelf. Daarom is ook politiserend werk cruciaal.
Een column is veel te kort om het kader van het PAP toe te lichten. Wat ik wel hoop te bereiken, is jullie te laten voelen wat mij prikkelt in haar verhaal. Radical hope benadrukt sterk hoe ideologische wereldbeelden het handelen van professionals en beleidsmakers beïnvloeden. Het gaat onder meer om welke beslissingen zij nemen en welke relatie zij uitbouwen met hun doelgroep.
Krumer-Nevo spoort sociaal werkers aan om de radicale keuze te maken om zich achter hun doelgroep te scharen en te strijden voor een wereld zonder onrechtvaardigheid. En om over te stappen van een poging om mensen te veranderen naar het bijstaan van mensen om de realiteit waarin zij leven te veranderen. Dat is waar sociaal werk om gaat.