Als corona ongelijk toeslaat, zal de post-coronale wereld gelijker moeten worden
“‘Na corona: een wereld met meer sociale bescherming?’
Nu zoiets fundamenteels als de volksgezondheid ons leven overhoop gooit en we verplicht thuis zitten, kunnen we de gedachten vrij laten uitwaaieren. Over de toekomstige wereld en waar corona het verschil zou kunnen maken. Kan corona een breuk betekenen, vraagt Tom De Herdt zich af, in ons denken over een veralgemening van sociale bescherming?
Nota bene in Brazilië besliste de uiterst rechtse president vorige week om een basisinkomen in te voeren.
Palácio do Planalto / Wikimedia (CC BY 2.0)
Nu we nog netjes thuis zitten, en nu zoiets fundamenteels als de volksgezondheid heel wat van onze andere mogelijke behoeften, verlangens, budgettaire en organisatorische bezwaren naar de achtergrond heeft gedrumd, kunnen we de gedachten vrij laten uitwaaieren over de toekomstige wereld en waar corona het verschil zou kunnen maken. Met name: kan corona een breuk betekenen in ons denken over een veralgemening van sociale bescherming?
Jazeker! Corona heeft inderdaad een aantal ongelijkheden zichtbaar gemaakt waarvan je tot nog toe enkel kon vermoeden dat ze bestonden. Corona maakte meer doden onder etnische minderheden in zowel de Verenigde Staten als het Verenigd Koninkrijk, ook in het gezondheidsysteem zélf.
Zulke schokkende realiteiten tasten ons maatschappelijke afweersysteem aan. Het antwoord hierop zal logisch zijn: structuren van sociale bescherming zullen ongetwijfeld worden versterkt. Als corona ongelijk toeslaat, terwijl de inspanningen die van elk van ons gevraagd worden dezelfde zijn, zal de post-coronale wereld gelijker moeten worden. Een boodschap in die zin vanuit wetenschappelijke hoek kreeg ondertussen politieke weerklank in het Verenigd Koninkrijk.
In Zuid Afrika speelt iets gelijkaardigs. Begin februari opende de president er een maatschappelijk debat over een nieuw “sociaal contract” tussen overheid, arbeid en kapitaal, om de overblijfselen van het apartheidsregime van vorige eeuw op tafel te leggen, en dat debat kreeg vanaf eind maart een geheel andere, diepere wending. Men praat nu op hoog niveau over verschillende nieuwe sociale beleidsopties.
Precies dàt is het probleem voor mensen zonder sociaal vangnet: voor hen is een lock-down geen leefbare optie.
In Brazilië is die verandering ondertussen al een stap verder het land besliste vorige week om een basisinkomen in te voeren. Brazilië! Weet u nog, het land met die gekke uiterst rechtse president die zelf geen gelegenheid onbenut lijkt te laten om corona een griepje te noemen, maar die ondertussen wel een bijzonder progressieve wet ondertekende?
Uiteraard is dit een geweldige realisatie van een aantal actiegroepen, maar anderzijds kan dit er ook alleen maar doorgekomen zijn als ook zij die dit niet meteen rechtstreeks nodig hadden er toch ook zichzelf in herkenden. Je kan dit alleen maar begrijpen als een (her)ontdekking van gemeenschappelijke kwetsbaarheid, en dus kan meer sociale bescherming plots een politieke mogelijkheid worden.
Een pauselijke redenering
Want dit is het probleem: Enerzijds predikt de WHO de lock-down als de enige zaligmakende manier om de dreiging van dit virus af te wenden. Anderzijds kan zo’n lock-down alleen maar geloofwaardig levens redden als de lock-down zélf niet dodelijk is. En precies dàt is het probleem voor mensen zonder sociaal vangnet: voor hen is een lock-down geen leefbare optie.
Of zoals een kerkelijk wereldleider het verwoordde in zijn Paasboodschap: “vele van jullie leven van dag tot dag, zonder enige legale bescherming. Straatverkopers, recycleerders, kleine boeren, constructiewerkers, kleermakers, verschillende soorten zorgdragers: jullie die informeel zijn, werkend voor eigen rekening of in de basiseconomie, jullie hebben geen vast inkomen om jullie doorheen deze moeilijke tijden te werken… en de lock-downs worden ondraaglijk. Dit moet het moment zijn om een universeel basisloon te overwegen dat de nobele en essentiële taken kan erkennen die jullie uitoefenen. Zoiets zou het ideaal realiseren, tegelijkertijd zo menselijk en christelijk, dat geen enkele werkende zonder rechten zou zijn.”
Dus het is het ene – lockdown en effectieve bescherming, zowel tegen corona als tegen werkloosheid – of het andere.
Ondertussen in Congo echter…
…is het dus het andere. Sociale bescherming? Show me the money! De overheid gaf voordien al systematisch meer uit dan ze verdiende. Bovendien, al een maand voor de éérste corona-dode er betreurd werd, moest de Congolese overheid een daling van haar belastinginkomsten betreuren, onder meer omdat de export naar China was teruggevallen. Het IMF stond ondertussen weliswaar een uitstel van de schuldbetalingen toe, maar wat betekenen 200 miljoen dollar in een budget van 4 miljard van een overheid die drijft in een zee van hoogstnoodzakelijke noden en investeringen?
Toch is geld nog de kleinste belemmering, of slechts een symptoom van een groter probleem: de staat is niet in staat voldoende belastingen te heffen – én onder controle te krijgen – die onder meer zouden kunnen ingezet worden voor een breed sociaal vangnet voor de actieve bevolking.
Een ander symptoom van datzelfde probleem is wellicht nog veel groter: het beheren van een basisinkomen kan alleen maar als je ook accurate bevolkingslijsten kan gebruiken. In Congo zijn die er niet. De laatste bevolkingstelling dateert er van 1984.
In Congo lijkt de crisis nog te onbetekenend, een probleem van de reizende elite, één van de vele bijkomende dingen des levens,…
De laatste jaren werden verwoede pogingen ondernomen om een nieuwe telling op te zetten, maar telkens weer blijken er onverwachte moeilijkheden op te duiken, worden budgetten verschoven of weggelekt naar nieuwe commissies of innovatieve strategieën die vervolgens met de schaduw van de stilte worden bedekt.
Precies dàt is het probleem: Een bevolkingstelling -of eerder, het gebrek eraan- lijkt geen politiek issue te zijn (met uitzondering van die ene keer, in januari 2015, toen de zittende president de verkiezingen wilde uitstellen in afwachting van een nieuwe telling).
Een telling van de overheidsambtenaren en leerkrachten, die van start ging in 2008, was minder ambitieus, maar ging op vergelijkbare wijze de mist in. Niet dat er geen loonlijsten bestaan met namen van begunstigden, maar er lijken telkens cruciale verschillen te zitten tussen wie effectief werkt en wie effectief (en soms ook meer dan één keer) betaald wordt.
En terwijl schandalen over de loonlijsten van overheidsambtenaren met de regelmaat van een klok in de pers komen, kan je je toch niet van de indruk ontdoen dat de politieke baten van een lekkende loonlijst ruimschoots de politieke kost van een zwak overheidsapparaat lijken te compenseren.
Op dit moment heb ik ook niet de indruk dat de corona-crisis een “momentum” kan betekenen in Congo om de resultaten van deze politieke kosten-batenanalyse te keren, zoals dat wél het geval zou kunnen zijn in Brazilië of Zuid-Afrika. Daarvoor lijkt de crisis ook (nog) te onbetekenend, een probleem van de reizende elite, één van de vele bijkomende dingen des levens, en al helemaal geen issue dat het verschil zou kunnen maken tussen politieke winst of verlies.
Dus geen lock-down, geen sociale bescherming én geen bescherming tegen corona in Congo. Vooralsnog lijkt dat overigens ook geen dramatische gevolgen te hebben. Het dodelijke karakter van het virus wordt in elk geval vertraagd door de jonge bevolkingsstructuur, het gebrek aan wegen-infrastructuur, en misschien gewoonweg het gebrek aan een accuraat medisch rapporteringssysteem. Congo profiteert op deze drie punten volop van de wet van de remmende voorsprong. Vooralsnog.