De krachten bundelen om een verschil te maken
“‘Ngo’s in het veld moeten krachten bundelen om meer impact te krijgen’
Hoe vaart de Belgische ontwikkelingssamenwerking via haar niet-gouvernementele organisaties? De Belgische overheid vraagt dat de “Actoren van de Niet-Gouvernementele Samenwerking” een gezamenlijke analyse maken van het land (of het thema) waar ze werken, en te zoeken naar meer synergie tussen hun acties.
et Collège Privé d’Enseignement Technique (CPET), een technische middelbare school in Parakou. Hier worden metselaars, elektriciëns, mecaniciëns klaargestoomd voor de arberidsmarkt
© Melanie Schellens
Hoe vaart de Belgische ontwikkelingssamenwerking via haar niet-gouvernementele organisaties? De Belgische overheid vraagt dat de “Actoren van de Niet-Gouvernementele Samenwerking” (ANGS), zoals ze alweer een tijdje officieel heten, een gezamenlijke analyse maken van het land (of het thema) waar ze werken, en regelmatig gezamenlijk rond de tafel gaan zitten voor een strategische dialoog om de analyse te toetsen en te zoeken naar meer synergie tussen hun acties. Dat hoort bij de voorwaarden om subsidies te ontvangen van de Belgische ontwikkelingssamenwerking voor een meerjarenprogramma, en dat is redelijk uniek in de wereld van de internationale samenwerking.
Er is een zekere dynamiek, en andere donoren kijken enigszins afgunstig naar de gestructureerde manier waarop dat gebeurt. Zij hebben nauwelijks een idee van wat ngo’s uit hun land in het buitenland ondernemen. Small is weliswaar beautiful, toch kun je maar beter de krachten bundelen als je een verschil wilt maken. Maar hoe werkt dat nu in de praktijk?
In Benin zijn 19 erkende en gesubsidieerde Belgische ANGS actief. Daarnaast bloeien nog vele andere initiatieven. Het komen en gaan van zoveel Belgische spelers in Benin blijft overigens verbazen – vliegschaamte lijkt nog niet aan de orde voor wie er van overtuigd is te reizen “voor het goede doel”. Er bestaat een bonte waaier aan uitwisselingen, van inleefreizen over allerhande stages tot en met time-out initiatieven voor (Belgische) jongeren in moeilijkheden. Ook een reeks stedenbanden brengt regelmatig bezoekers naar Benin uit de Belgische zustergemeenten, van Andenne tot Zoersel.
Kunnen al die initiatieven elkaar ook versterken om meer impact te krijgen? We ontmoetten een aantal ANGS in Parakou, een stad in de Noordelijke helft van Benin, om die synergie ook op het terrein in werking te zien, en te zoeken naar aanknopingspunten met het officiële ontwikkelingsbeleid. Dat levert concrete antwoorden, maar ook weer nieuwe vragen.
Klassieke sectoren en een klassieke aanpak
Een van de eerste ontmoetingen in de buurt van Parakou is … een Belgische geitenbok, afkomstig van de Levende Aarde, de geitenboerderij in het Limburgse Alken die meer dan 30 jaar aan de weg getimmerd heeft rond duurzame landbouw, lang voor het woord in de mode kwam, en die al bijna even lang stagiairs uit Afrika ontving.
Op het eerste zicht lijkt er weinig wezenlijk veranderd sinds die 30 jaar …
De bok in kwestie is één van de sterren van de modelboerderij in Sokonou, een vormingscentrum voor jonge boeren gesticht door Franse paters dat wordt ondersteund door Eclosio (ontstaan uit samenwerking tussen de universiteit van Luik en de landbouwfaculteit van Gembloers). Eclosio kwamen we ook tegen bij Adiatou Djato, een weduwe die jaren terug begunstigde was van het ondertussen opgedoekte Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid, en die voor advies nog steeds kan aankloppen bij Eclosio.
Een Limburgse geitenbok in de modelboerderij Sokonou
© Melanie Schellens
Ze maakt het goed, dank u, met haar geitenkweek slaagt ze er in een redelijk bestaan op te bouwen en haar kinderen naar school te sturen. Maar ook niet veel meer dan dat, en zij blijft een van de weinigen. Dit blijven speldenprikjes in het dorre landschap. Op het eerste zicht lijkt er weinig wezenlijk veranderd sinds die 30 jaar …
Het Collège Privé d’Enseignement Technique (CPET), een technische middelbare school in Parakou, werkt alvast op een grotere schaal. De ochtend is nog fris en bij aankomst staan 700 jongeren in ordelijke rijen voor de dagelijkse ochtendgroet. Het plaatje ademt een ouderwetse degelijkheid uit, en dat beeld wordt bevestigd in alle onderdelen van deze door de paters salesianen van Don Bosco geleide school, ondersteund door het Belgische VIA Don Bosco. Hier worden metselaars, elektriciens, mecaniciens klaargestoomd voor de arbeidsmarkt.
Het schoolcurriculum van de Beninse overheid biedt weinig plaats voor nieuwe ideeën.
De degelijkheid mag ouderwets lijken, deze jongeren krijgen wel iets in handen om hun toekomst mee op te bouwen. Een staflid houdt zich in het CPET full time bezig met het zoeken naar stageplaatsen voor de jongeren en volgt hen ook wanneer ze naar een job zoeken, ze is daarvoor in regelmatig overleg met bedrijven en zelfstandige vakmannen.
Maar ‘s morgens een muurtje bouwen in een klaslokaal en het ’s middags weer moeten afbreken wegens plaatsgebrek is weinig bevredigend, dus wordt ook voor de gewone lessen gezocht naar een plaats waar een echt gebouw kan opgetrokken worden. De school organiseert jaarlijks een wedstrijd om leerlingen te stimuleren tot innovatie. Op eigen initiatief, want het schoolcurriculum van de Beninse overheid biedt weinig plaats voor nieuwe ideeën.
In twee ziekenhuizen buiten de stad, in Boko en Papané, respectievelijk ten noorden en ten zuiden van Parakou, zijn drie Belgische organisaties tegelijk actief: Memisa, Artsen zonder Vakantie en de Stichting Hubi & Vinciane (SHV, een buitenbeentje in het landschap, ze krijgt geen subsidies van de Belgische ontwikkelingssamenwerking maar werkt volledig op basis van privé-giften).
Memisa en SHV hebben er langer lopende programma’s met ondersteuning van bouw, medisch materiaal, vorming van personeel; Artsen zonder Vakantie komt vooral tussen met korte zendingen van medisch en ondersteunend personeel. Overigens komt ook het Instituut voor Tropische Geneeskunde hier af en toe langs voor punctuele zendingen en opvolging. Kun je met dergelijke geconcentreerde Belgische aanwezigheid een verschil maken? Of moet je je eerder afvragen wat de lokale inbreng nou eigenlijk is?
Verantwoordelijkheid, synergie, beleidsinvloed … samenwerken vraagt tijd
Er is in de loop der jaren anders wel een en ander geëvolueerd in deze instellingen. Om te beginnen zijn de meeste lokale vertegenwoordigers en het management Benins. Dat geldt ook voor de artsen in de hospitalen– in het niet zo verre verleden stonden hier standaard buitenlandse artsen aan het hoofd. De twee ziekenhuizen werden door de Beninse overheid ondertussen ook erkend als hôpital de zone, waardoor ze beter geïntegreerd worden in het officiële gezondheidssysteem.
De ANGS op het terrein blijken elkaar toch nog weinig te kennen. Terwijl er wel heel concrete kansen voor het grijpen liggen.
Het goede nieuws is ook dat Beninse artsen na hun vorming of stages in het buitenland terugkeren naar deze hospitalen. Maar in de gesprekken met de Beninse verantwoordelijken van beide ziekenhuizen komt vooral de vraag naar meer steun naar boven en weinig over de eigen verantwoordelijkheid, dat wringt. Bestendigen we dat systeem van de hand ophouden met ons hulpmodel?
Het is een element dat niet zo nadrukkelijk aan bod komt in de gezamenlijke strategie van de ANGS, al zijn veel van de doelstellingen op papier gericht op het versterken van de lokale organisaties. Ook de nagestreefde synergie blijkt in de praktijk beperkt tot enkele projecten, daarnaast blijken de ANGS op het terrein elkaar toch nog weinig te kennen. Terwijl er wel heel concrete kansen voor het grijpen liggen. Stageplaatsen voor Don Bosco in het ziekenhuis in Boko bijvoorbeeld, met een nagelnieuw blok voor spoedhulp in aanbouw waar de lokale elektriciën duidelijk niet dezelfde leerschool heeft gevolgd als de studenten van Don Bosco. De nog openliggende stopcontacten vertonen allemaal de zelfde kleur draadjes, de lokale supervisor die de kwaliteit van de werken moet controleren haalt er zijn schouders bij op.
Een aantal stagiairs-mecaniciens van Don Bosco kon overigens wél terecht in een ander Belgisch initiatief, het bedrijf Baobab Express, waar we het al een keer over hadden op deze pagina’s, dat haar hoofdzetel heeft in deze stad.
De Association pour la Promotion de l’Education et de la Formation à l’Etranger (APEFE, de Franstalige evenknie van de Vlaamse VVOB) ondersteunt in Parakou dan weer een instituut voor verpleegkunde dat over een eigen medische hulppost beschikt waar jonge meisjesstudenten ook terecht kunnen voor raad over seksuele gezondheid. Het handige foldertje dat ze daarvoor aanmaakten, was onbekend bij de andere actoren, terwijl het toch geweldig van pas zou komen in de technische school waar een groeiend aantal meisjes komt studeren en waar men nog niet goed raad mee weet.
De mogelijkheden om samen op te treden en ook op beleidsvlak impact te hebben, blijven onderbenut, al zijn er aanzetten. Zo spelen vooral de netwerken van steden en gemeenten (de Vlaamse VVSG en Waalse UWVC) een rol in advocacy rond initiatieven om de digitalisering van de burgerlijke stand te harmoniseren, daar zit dynamiek in. Het curriculum van de technische school roept om beleidsinvloed in het ministerie van onderwijs, dat moet zijn weg nog vinden naar donoren die in de onderwijssector actief zijn op beleidsniveau.
Het potentieel om beter te doen is groot. Of het ook tot meer impact kan leiden?
In het domein van gezondheid en sociale zekerheid loopt momenteel een onderzoeksproject van Belgische universiteiten in samenwerking met hun Beninse collega’s, over de rol van mutualiteiten en sociale economie-initiatieven in de uitrol van een nieuw systeem van sociale zekerheid, dat door de officiële ontwikkelingssamenwerking opgepikt kan worden om op politiek niveau te overleggen.
Het potentieel om beter te doen is groot. Of het ook tot meer impact kan leiden? Niet als ieder in zijn eigen tentje blijft zitten… Samenwerken vergt veel tijd en inzet in gezamenlijk overleg, maar er moet ook iets losgelaten kunnen worden. Het Belgisch voorbeeld van samenwerking tussen ANGS is uniek maar kwam niet vanzelf van de grond. Nu de andere actoren nog. Op Europees vlak streven de lidstaten ondertussen naar een gezamenlijke programmatie van de overheidshulp – voor dat proces moeten nog veel meer hordes overwonnen worden.