Hoe we gaan zorgen voor wie nu uit de boot valt?
“‘Niemand is illegaal’
‘Verkiezingscampagnes worden in gang getrapt, er is geen ontsnappen aan’, zo begint Bie Vancraeynest haar maandelijkse column. Van de nieuwe verkiezingsbeloftes interesseert haar slechts een ding. Ze heeft er haar eigenste lakmoesproef van gemaakt. ‘Hoe gaan we zorgen voor diegenen die nu uit de boot vallen?’
Bie Vancraeynest
© Brecht Goris
Verkiezingscampagnes worden in gang getrapt. Met fietsen, te voet of met kekke wagentjes worden de kieslijsten neergelegd. Er is geen ontsnappen aan. Ik heb een hekel aan de campagne en de ludieke selfies die er tegenwoordig bij lijken te horen. Die trend waarbij mensen die op een lijst staan samen de stad en haar evenementen afschuimen en daar dan zichzelf voordelig in beeld brengen, het is niet aan mij besteed. Het is een periode waarin ik mijn politieke vrienden liever even ontvolg op de sociale media.
Godzijdank leven we in een land waar we elke vier, vijf jaar een resetknop kunnen indrukken.
Toch houd ik evenveel van de periode voor de verkiezingen omdat het ook een moment is waar partijen de gelegenheid nemen om een andere wereld te verbeelden. Godzijdank leven we in een land waar we elke vier, vijf jaar een resetknop kunnen indrukken. Ik heb van de voorbije regering maar één ding verlangd sinds ze in het zadel zat: dat ze zou vallen. Ik heb aan menig toog beweerd dat het de slechtste naoorlogse regering was! Ik heb daar nooit bij gezegd naar welke oorlog ik precies verwees, maar het klonk goed, dus dan hoeft het niet zo feitelijk te zijn.
Van de nieuwe verkiezingsbeloftes interesseert mij eigenlijk maar een ding. Ik heb er mijn eigenste lakmoesproef van gemaakt. Ik stem op mensen, maar toch ook graag op een programma. Ik wil weten hoe we gaan zorgen voor wie nu uit de boot valt. Wat is de visie op de allerzwaksten. En dan focus ik graag in het bijzonder op wat de visie is op een welbepaalde groep mensen.
Ze doen uw afwas, vijlen uw nagels, passen op uw kinderen, wegen uw groenten op de markt, wassen uw auto’s, breken uw veranda af. Sjokken met goedkope mondmaskertjes rond op een berg toxisch afval in een illegaal containerpark aan de rand van het gewest van de hoofdstad. Ze bestaan niet maar je kan ze verzekeren als ze klussen in jouw huis. Hun kinderen zitten bij die van u in de klas. Er zijn sociale organisaties die hen voor dertig euro per dag als “vrijwilliger” laten werken.
Ze zijn met 100.000 volgens sommigen, volgens anderen met minstens dubbel zoveel. Minstens 100.000 mensen zonder papieren, of beter, mensen zonder wettig verblijf, want overstayers en uitgeprocedeerden hebben dan wel niet veel, maar wel kaften vol papier. Die mensen zonder metroabonnement die dus maar dure ticketjes kopen en toch nog zweten bij een routine politiecontrole. Die er voortdurend moeten voor zorgen dat ze zich niet op het verkeerde momopent op de verkeerde plaats bevinden. Dat is voor mensen die over al hun rechten beschikken al geen sinecure…
Mensen die zelfs niet kunnen dromen over gezinshereniging of een Fatima die hen komt vervoegen. Mensen die in de eerste plaats dromen van een bankkaart of een fysieke plek waar ze een beetje gespaard geld veilig kunnen bewaren. Die kraakpanden inwisselen voor andere tijdelijke bezettingen, in ijltempo. Die na zeven keer verhuizen op een jaar zich dan maar financieel laten uitwringen in slecht verluchte gedeelde woningen.
Toen ik zelf een koopappartement zocht aan de onderkant van de immobiliënmarkt werd ik neerslachtig van al die kamers en kelders zonder venster waar toch vier stapelbedden stonden.
‘Ik word gek als ik niet kan joggen. Ik wil kunnen lopen in het Zoniënwoud tot mijn longen vol zijn en mijn hoofd leeg is. Maar daarna wil ik kunnen douchen. En de plaatsen waar ik überhaupt wil douchen, daar sta ik graag erg vroeg aan te schuiven om mij als eerste te kunnen wassen, anders is het daar een smeerboel. Dus ik ga niet lopen en ik word dus maar gek.’ Leven zonder wettig verblijf is leven met constante stress.
Ik ken mensen die er toch in slagen om met een zekere lichtheid in dat leven te staan. Die meer doen dan overleven en hier best een goed leven hebben uitgebouwd. Maar ik ken zoveel meer mensen op wie een leven in de illegaliteit met de maanden en de jaren steeds zwaarder weegt. Mensen zonder wettig verblijf hebben ook burn-out klachten. Ontstoken wijsheidstanden. Missen hun familie soms zo hard dat het fysiek pijn doet. Ik kan het me niet inbeelden dat ik mijn leven zo moet inrichten dat ik onzichtbaar word, terwijl ik als mens toch graag gezien wil worden.
Niet iedereen is gemaakt voor die jungle.
Ik vind dat alle grenzen open moeten zijn. Het is allicht het meest politiek incorrecte dat je kan zeggen op dit moment.
Ondertussen zijn er mensen die al meerdere decennia hier leven zonder wettig verblijf. Het zijn jonge ouderen want het leven, vaak half op straat, verstoken van zoveel grondrechten, eist een fysieke en mentale tol. Er komt een moment dat deze mensen niet meer voor zichzelf zullen kunnen zorgen.
Die ruim honderdduizend mensen, tweehonderdduizend volgens sommigen, die leven niet in een enclave, maar zitten verweven in ons maatschappelijk bestel. Omringd door burgers die met en naast hen leven en die vinden dat zij net als iedereen recht hebben op een menswaardig bestaan, hier. Met hoeveel moeten die burgers eigenlijk zijn om politiek vertegenwoordigd te worden?
De laatste regularisatiecampagne dateert van 2009. Tien jaar later lijkt het ondenkbaar dat een politicus nog maar het woord regularisatie in de mond neemt. Eigenlijk is er op dit moment niemand in het partijpolitieke spectrum die de stelling “niemand is illegaal” verdedigt. Laat staan de stap die daar logisch aan vooraf gaat, namelijk dat alle grenzen even open zouden moeten zijn voor mensen als voor goederen.
Ter “linkerzijde” rollen mensen over elkaar om te zeggen dat ze vooral niét voor “open grenzen” zijn. Alsof de idee dat mensen fundamenteel aan elkaar gelijk zijn te absurd is om nog maar te poneren. Al was het maar in de filosofische zin. Ik vind dat alle grenzen open moeten zijn. Het is allicht het meest politiek incorrecte dat je kan zeggen op dit moment.
Onder de voorzichtige titel “Een mening die niet viraal zal gaan: diep vanbinnen zijn we allemaal voor open grenzen”, vond ik iets van de toenmalige voorzitter van Jong Open VLD Maurits Vande Reyde die alvast het principe huldigt. Maar dat stuk dateert van 2016.
Een krant vraagt me hoe vaak ik écht praat met iemand met een andere mening. Wat dit thema betreft, is mijn antwoord daarop: te vaak. Ik ben eigenlijk vooral op zoek naar wie het wél met me eens is. Ik wil net in gesprek met mijn bondgenoten in deze kwestie…
Wie heeft het eens met mij over de absorptiekracht van de mensen die hier zijn, in de illegaliteit leven en die onder enorme druk staan? Wie wil eens kijken hoe het nu is met de mensen die we in 2009 hebben geregulariseerd? Wie wil nadenken over een wereld waar het niet uit maakt waar je geboren wordt? Wie vindt dat wij deze mensen iets verschuldigd zijn? Zoals iedereen de ander, elkaar, een menswaardig bestaan verschuldigd is.
In die bubbel met gelijkgestemde zielen, daar wil ik graag even toeven. Zodat we kunnen uitvogelen op wie we in godsnaam moeten stemmen op 26 mei.