Over de onzichtbare wonden van de oorlog

Column

De maand van Artino van Damas

Over de onzichtbare wonden van de oorlog

Over de onzichtbare wonden van de oorlog
Over de onzichtbare wonden van de oorlog

Een onverwacht schot of de geur van bloed. Het zijn maar enkele van de onzichtbare wonden die de oorlog in Syrië naliet bij MO*columnist van de maand Artino Van Damas. 'Een last die moeilijk te delen is' en die hij bezweert met de geur van aardbeien en perziken.

© Konstantinos Tsanakas

Artino Van Damas: ‘Ik had geen idee dat het gewicht van mijn ervaringen als oorlogsfotograaf een niet uit te wissen deel van mijn eigen verhaal zou worden.’

© Konstantinos Tsanakas

Een onverwacht kanonschot op een onschuldig familiefestival. Een ongeval met goede afloop, maar de geur van bloed die weken in je neus blijft hangen. Het zijn maar enkele van de onzichtbare wonden die de oorlog in Syrië naliet bij MO*columnist Artino Van Damas. ‘Een last die moeilijk te delen is’, en die hij bezweert met de geur van aardbei en perziken.

Met mijn familie ga ik ieder jaar naar de Kasteelfeesten in het Veltwijckpark in Ekeren, waar we wonen. Op de derde zaterdag van september vieren ridders en jonkvrouwen er feest in en rond een kasteel. Het park wordt omgetoverd tot een middeleeuws dorp met allerlei attracties en activiteiten voor jong en oud, en een goedgevuld programma met theater, muziek en folklore.

Vorig jaar wandelde ik er rond met mijn zoon en nichtje — er is immers ook veel te doen voor kinderen — toen plots een schot weerklonk.

Ik was geschokt. Ik kon eerst niet geloven dat een geweerschot kon afgevuurd worden op een plek waar burgers rondliepen. Een moment later hoorde ik het geluid van een explosie. Ik stond aan de grond genageld, niet in staat om te bewegen of spreken. Mijn eerste gedachte was: ‘Waar is de bom gevallen?’, zodat ik mijn camera kon grijpen om het vast te leggen en kon kijken of ik hulp zou kunnen bieden.

Dit keer was er blijkbaar besloten om kogels en mortierbommen af te vuren. Voor veel vluchtelingen is dat absoluut geen pretje.

Het festival ging er blijkbaar anders aan toe dan toen we er het jaar voordien waren. Normaal gezien zie je er alleen kindvriendelijke activiteiten, en demonstraties van hoe je metaal smeedt tot zwaarden of kookpotten. Maar dit keer was er blijkbaar besloten om ook nepkogels en mortierbommen af te vuren, om echte wapens te demonstreren.

Heb je ooit voelen aankomen dat je een slechte dag gaat hebben? Of dat je ziek gaat worden of hoofdpijn gaat krijgen? Soms wel, vaak ook niet. Maar posttraumatisch stresssyndroom, PTSS, werkt wél altijd zo.

Ik bereidde me er in mijn hoofd op voor dat ik op elk moment een paniekaanval zou kunnen krijgen en dat ik dagenlang nachtmerries zou hebben. Voor sommige bezoekers aan het festival kon dit een leuke ervaring zijn en kon dit de geschiedenis opnieuw tot leven doen komen. Maar voor veel vluchtelingen die oorlog en bombardementen ontvlucht zijn, is dit absoluut geen pretje.

Oorlog door de lens, en daarna

Ik heb een aantal jaar lang de brutaliteit van oorlog vastgelegd door de lens van mijn camera. Ik was getuige van de onbeschrijflijke verschrikkingen die zich afspeelden tijdens het Syrische conflict. Ik overleefde de belegering en bleef nipt uit de klauwen van een aanval met saringas in Ghouta, een buitenwijk van de hoofdstad Damascus.

Toch is mijn reis er niet alleen een van overleven. Ze is een blijk van de voortdurende strijd tegen een posttraumatische stressstoornis en van de veerkracht van Syrische vluchtelingen die hun leven opnieuw proberen op te bouwen in de diaspora.

Ik had geen idee dat het gewicht van mijn ervaringen als oorlogsfotograaf een niet uit te wissen deel van mijn eigen verhaal zou worden.

Als oorlogsfotograaf was het mijn taak om de gruwelijke realiteit vast te leggen van mensen die in conflictgebieden leven. Ik had er geen idee van dat het gewicht van die ervaringen een niet uit te wissen deel van mijn eigen verhaal zou worden. De beelden die ik vastlegde griften zich diep in mijn geheugen en lieten er littekens na die dieper gaan dan eender welk fysiek letsel dat je kan oplopen aan de frontlinie.

Paniekaanval, angst en PTSS: die termen waren mij onbekend. En in mijn eigen samenleving wordt praten over psychologische problemen afgekeurd en gestigmatiseerd. Slechts weinig mensen durven erover te beginnen.

Een individu of eender welk psychologisch probleem kan meestal worden samengevat in één zin: ‘Die is gek en moet naar het psychiatrisch ziekenhuis.’ Waar je dan in een centrum voor mentale gezondheid wordt gestopt, gedwongen wordt witte kledij te dragen, je handen op je rug vastgebonden worden en sterke kalmeringsmiddelen toegediend krijgt, die ervoor zullen zorgen dat je uiteindelijk je verstand verliest.

71 psychiaters voor 21 miljoen Syriërs

Uit mijn kindertijd herinner ik me Hasnah, een van mijn buurmeisjes. We waren vrienden en speelden samen. Ze had last van epilepsieaanvallen. Ik had geen idee wat dat waren, maar ik wist wel dat haar familie zich oprecht schaamde wanneer ze op de grond viel en begon te schudden, met haar ogen wegdraaide en er schuim uit haar mond kwam. ‘Laat haar maar, ze wordt zo weer normaal’, zeiden haar broers dan.

Korte tijd later kwam er een familielid op bezoek. Die adviseerde om haar naar ‘een psychiatrisch ziekenhuis’ te brengen. Alleen al die term te horen, was te verschrikkelijk voor woorden. Beeld je die verschrikkelijke omgeving maar eens in. Bovendien zou de familie geconfronteerd worden met het taboe dat een van de familieleden “gestoord” in het ziekenhuis zat.

Wanneer ik vandaag denk aan mijn vriendin Hasnah, huil ik van verdriet.

Ik herinner me dat dat familielid lachte en zei: ‘Ze zullen je een nieuwe, chique deken in de plaats geven.’ Zo werkte dat toen letterlijk in Syrië.

Ik was nog jong, maar erg overstuur om mijn vriendin. Hoe konden ze haar vergelijken met een deken? Maar voor een familie die gebukt ging onder het oordeel van de samenleving en alle gefluister over hun “gestoorde” kind was het deken misschien de beste keuze, en zij zou er beter van worden.

Een paar dagen later zag ik Hasnah niet meer. Ik vroeg haar moeder naar haar, die met een stem vol spijt antwoordde ‘dat ze naar familie in de Golf was gebracht voor een behandeling’. Het viel me vaak op hoe triest de moeder was en hoe ze zacht huilde.

Op dat moment besefte ik niet wat er gebeurd was. Maar wanneer ik vandaag denk aan mijn vriendin Hasnah, huil ik van verdriet. Als dit taboe in onze samenleving niet zou bestaan, dan zou Hasnah misschien niet in het ziekenhuis hebben gezeten.

Zelfs voor het conflict was er een tekort aan geestelijke gezondheidszorg in Syrië. Op een bevolking van 21 miljoen Syriërs waren er slechts 71 psychiaters. Er waren maar twee publieke psychiatrische ziekenhuizen. Eén daarvan ligt in landelijk gebied, buiten Damascus, en heeft vandaag een beperkte capaciteit uit veiligheidsoverwegingen. Het tweede ziekenhuis, in Aleppo, heeft de deuren gesloten.

‘Doe me geen pijn’

Er zijn veel details in een dag die je misschien niet opmerkt, dingen die je kunnen triggeren om pijnlijke herinneringen te herbeleven.

Hoe vertel ik mijn zoon dat zijn vader twee keer gevangen is genomen en gemarteld?

Een van de moeilijkste dingen waar ik mee te maken kreeg, was toen mijn zoon nog maar drieënhalf jaar oud was. Hij vond het heerlijk om me ‘s ochtends wakker te maken door boven op me te springen terwijl ik nog sliep. Hij dacht dat ik hem dan zou knuffelen zoals ik overdag doe en dat ik zijn wangen zou kussen terwijl hij vrolijk lachte.

Maar wat mijn zoon niet verwachtte, was dat ik van schrik zou schreeuwen en een specifieke naam zou roepen. Of dat ik in het Arabisch zou spreken: ‘Doe me alsjeblieft geen pijn.’ Op deze momenten begreep mijn zoon niet waarom ik hem anders behandelde dan overdag, en hij begreep niet waarom ik fronste of mijn ergernis toonde.

Het was erg moeilijk voor me om hem te proberen vertellen dat zijn vader twee keer gevangen was genomen en gemarteld omwille van zijn activisme tijdens de revolutie.

Aardbei- en perzikgeur

Iedereen heeft zijn eigen manier om ermee om te gaan. Sommige mensen worden kalmer door naar muziek te luisteren, anderen kijken naar grappige kattenfilmpjes. Ik ontdekte dat ik rustig word van de geur van van aardbeien of perziken.

Ik merkte het voor het eerst op een dag na een ongeval in 2016. Ik was met een vriend op de weg terug van een café naar huis toen we een man van zijn fiets zagen vallen. We haastten ons naar hem toe om te vragen of hij ongedeerd was. Hij was lichtgewond. Ik probeerde met hem te praten, in gebrekkig Nederlands, om hem bij bewustzijn te houden terwijl we een ambulance belden.

De man bleek achteraf helemaal oké, maar de geur van bloed bleef nog een tijd in mijn neus hangen. Ik kan het me niet precies herinneren, maar het moet ongeveer een week geweest zijn. Waarom? Ik besefte het toen niet. Mijn therapeute zei dat het een geurherinnering was, een associatie met het bloed waarvan ze vermoedde dat ik het geroken had toen ik verslag uitbracht van de oorlog aan het front. Ik probeerde vanalles om van de geur af te komen, maar niets hielp.

Later raadde een vriend me aan om een geur te zoeken die ik lekker vond. Ik probeerde aardbei en perzik, en de techniek werkte. Het resultaat: wanneer ik voelde dat ik een paniekaanval zou krijgen, of als ik er een had, haastte ik me naar de badkamer voor de shampoo met perzikgeur. Later kocht ik een handcrème met de geur, die ik nu overal mee naartoe neem.

Het stigma van geestelijke gezondheid, ook in de gastlanden die ons verwelkomen, maakt het integratieproces extra complex.

PTSS is een stille metgezel die vaak op de loer ligt. Hij werpt een lange schaduw over het leven van Syrische vluchtelingen. En het stigma van geestelijke gezondheid, dat zelfs in de gastlanden die ons verwelkomen alomtegenwoordig is, voegt een extra laag complexiteit toe aan het integratieproces.

De onzichtbare wonden van de oorlog worden een last die moeilijk te delen is. Ze creëren een barrière tussen de vluchtelingen en het begrip dat ze zo ontzettend nodig hebben.