De maand van een leerkracht Nederlands voor anderstaligen
“‘Een “verlangkabel” naar een land en mensen ver weg, dat hebben al mijn cursisten’
‘Zou ik het zelf kunnen?’, vraagt MO*columnist en leerkracht Patricia Campailla zich af. Alles en iedereen hier achterlaten en helemaal opnieuw beginnen, onderaan de ladder en me aanpassen aan een nieuwe maatschappij?
![© Konstantinos Tsanakas](//images.mo.be/sites/default/files/styles/3_2_standard_photo_format/public/field/image/68092_140086_KS8f2A.jpeg?itok=MTvY64nh " Een "verlangkabel" naar een land en mensen ver weg, dat hebben al mijn cursisten.")
Een “verlangkabel” naar een land en mensen ver weg, dat hebben al mijn cursisten.
© Konstantinos Tsanakas
‘Zou ik het zelf kunnen?’, vraagt MO*columnist en leerkracht Nederlands aan anderstaligen Patricia Campailla zich af. Alles en iedereen hier achterlaten en helemaal opnieuw beginnen, onderaan de ladder en zich moeten aanpassen aan een nieuwe maatschappij? ‘Ik zou hopen dat ik terecht kom op een plek die niet alleen veilig is, maar waar ik ook welkom ben.’
Op een keer vroeg Abdel me: ‘Weet jij waar ik een verlangkabel kan vinden?’. Hij doelde natuurlijk op een verlengkabel maar ik vond het een prachtige taalfout. Want een verlangkabel naar een land en mensen ver weg, dat hebben al mijn cursisten.
Wie is Patricia Campailla?
Patricia Campailla geeft al jarenlang lessen Nederlands aan anderstaligen en blogt voor MO*. Tussen oktober 2020 en juni 2021 begeleidde ze een groep van tien cursisten in een opleiding elektriciteit. Nederlandse vaktermen moesten worden aangeleerd en spreekdurf bevorderd. Allen zwaaiden in juni af met een certificaat van elektricien op zak, en sommigen vonden zelfs meteen een job. Voor de MO*columns van november geeft ze een inkijk in dat leerproces.
Gemis en vervreemding zijn gevoelens waar elke nieuwkomer mee te kampen heeft. En zorgen, heel veel zorgen.
Aan de ene kant is er het leven in België dat veel kansen biedt maar ook een hele resem verwachtingen en eisen stelt. Aan de andere kant zijn er de zorgen om hun familie in het thuisland, het gemis van dierbaren, het gevoel van vervreemding als je lange tijd van huis weg bent.
Geen lineair proces
Onze maatschappij vraagt dat vluchtelingen zich aanpassen. Terecht. Alleen denk ik dat we moeten beseffen dat zoiets tijd vraagt: tijd om onze sociale codes te leren kennen, tijd om onze taal te leren, tijd om te ontdekken hoe het dagelijkse leven hier in elkaar zit. Tijd om uit het niets een netwerk op te bouwen in een maatschappij waar mensen meer binnen leven en gesloten zijn.
Daarnaast moeten we beseffen dat vluchtelingen een persoonlijke geschiedenis meedragen en een identiteit die gevormd werd in hun thuisland en moedertaal. Je identiteit heruitvinden in een andere cultuur is geen gestaag, lineair proces: het is iets wat gebeurt in golven.
Oudere nieuwkomers zijn voortdurend op zoek naar een evenwicht tussen blijven wie ze waren en worden wat onze maatschappij van hen verlangt.
Wat ik merk is dat het voor twintigers doorgaans vlotter verloopt. Zij kunnen makkelijker afstand nemen van hun thuisland. Niet zelden hoor ik dat ze nooit meer terug willen, ook niet als de problemen in hun thuisland opgelost zijn. Wie dertig of ouder is heeft meer moeite met de “herprogrammatie” van zichzelf.
Nederlands leren verloopt moeizamer. Oudere nieuwkomers kunnen en willen hun oude identiteit ook niet zomaar overboord gooien: ze zijn voortdurend op zoek naar een evenwicht tussen blijven wie ze waren en worden wat onze maatschappij van hen verlangt.
Aan medelijden en betutteling hebben vluchtelingen niks. Wat wel helpt voor wie met vluchtelingen werkt, is rekening houden met de persoonlijke geschiedenis van elk individu en niet te snel oordelen. Zonder dat ik als taaltrainer het recht heb om actief te vragen naar die persoonlijke geschiedenis, vind ik het mijn verantwoordelijkheid om een veilige omgeving te creëren voor anderstalige cursisten.
Over de jaren heen heb ik een soort zesde zintuig ontwikkeld: doorgaans voel ik feilloos aan hoe de sfeer is en uit welke karakters een groep is samengesteld. Die dynamiek begrijpen is belangrijk. Als je op de juiste golflengte zit kun je gewoon veel meer bereiken.
Wie is Yemane?
Tijdens mijn lessen Nederlands ligt de focus op spreken. Bij Yemane uit Eritrea gaat dat moeizaam: zijn Nederlands is beperkt maar een groter obstakel is zijn verlegen en onzeker karakter.
Op een dag raak ik met hem aan de praat terwijl we bij de koffieautomaat staan. Zo verneem ik dat hij na zijn vlucht uit Eritrea eerst een tijdje in een Soedanees vluchtelingenkamp verbleef. Daar waren de omstandigheden moeilijk en hij besloot om door te reizen naar Caïro. Hij woonde een jaar in de Egyptische metropool die ik zelf ook al twee keer bezocht. Nu begrijp ik hoe het komt dat hij naast Tigrinya ook vlot Arabisch spreekt.
Alweer moet hij zich aanpassen en een nieuwe taal leren. Intussen tikt de tijd.
Maar Yemane beleefde zijn tijd in Caïro helemaal anders dan ik. Hij vertelt me hoe de Egyptenaren neerkeken op vluchtelingen en hoe hij moest zien te overleven in erbarmelijke omstandigheden, zonder enige vorm van financiële of andere steun.
Toeval bestaat niet: niet lang na mijn gesprek met Yemane kom ik in contact met een Nigeriaanse studente die in Caïro woont en daar actief is als vrijwilligster bij verschillende vluchtelingenorganisaties. Haar verhalen bevestigen wat ik eerder hoorde van Yemane.
Ik had geen idee dat Caïro een groot aantal vluchtelingen telt uit Afrikaanse landen als Soedan en Eritrea. Yemane was daar één van. En nu is hij hier, alweer als vluchteling. Alweer moet hij zich aanpassen en een nieuwe taal leren. Intussen tikt de tijd, hij is al 35 en staat nog nergens doordat hij constant op de vlucht was.
Gelukkig krijgt hij hier wel hulp en kansen om zich te ontplooien. Over een vrouw of een gezin hoor ik hem nooit praten. Ik, mijn collega’s en de andere cursisten nemen aan dat Yemane geen vrouw in zijn leven heeft.
De Yemane die we niet kennen
Als ik op een dag tussen de cursistentafeltjes door wandel om vragen te beantwoorden wordt mijn aandacht getrokken door Yemane die een diepe zucht slaakt. De zucht is nauwelijks hoorbaar maar de toon ervan doet me omdraaien. Ik weet niet of Yemane doorheeft dat ik achter hem sta. In zijn handpalm ligt zijn gsm. Ik zie een foto van een mooie, jonge Afrikaanse vrouw. Verbaasd en een beetje gegeneerd wandel ik verder. Wie is deze mooie vrouw die aan Yemane een zucht ontlokte die duidelijk niks te maken had met de opdracht die hij verondersteld wordt te maken?
Het is moeilijk voor Yemane om de Eritrese opvoeding van zich af te schudden.
Halverwege de opleiding houden we met alle cursisten een evaluatiegesprek. Over Yemane zijn we best tevreden, alleen herhalen we dat hij meer vragen mag stellen en zich meer mag laten horen. Yemane kent ons intussen een maand of vier, langzaamaan begint hij wat meer vertrouwen te krijgen in ons en in zichzelf. Hij legt uit dat hij van kinds af aan heeft geleerd om te luisteren en zelf niet te praten, laat staan vragen te stellen. Hij beseft dat dat hier wel kan maar het is moeilijk voor hem om de Eritrese opvoeding van zich af te schudden.
Terwijl hij schuchter zijn best doet om ons uit te leggen waarom hij zo ingetogen is, denk ik terug aan een les enkele maanden terug. Het lesthema was praten in de verleden tijd. Ik had de cursisten vrijblijvend uitgenodigd om enkele foto’s mee te brengen van vroeger.
Yemane verbaasde iedereen met enkele grote kleurfoto’s. Ze stamden uit zijn tijd in Soedan. Ik herinner me die foto’s nog goed: een breed lachende Yemane kijkt recht in de camera. De foto’s toonden een Yemane die wij niet kennen: zelfverzekerd en ontspannen, omringd door vrienden.
Het evaluatiegesprek heeft effect: Yemane begint zich meer te manifesteren en laat zich niet meer de mond snoeren. Hij maakt zich letterlijk breed en biedt weerwoord aan de stoere karakters in de groep. Yemane krijgt meer respect en bloeit wat open.
Zo krijgen we ineens te horen dat hij getrouwd is maar zijn vrouw al tien jaar lang niet heeft gezien. Hij wil haar deze zomer graag gaan bezoeken en regelingen treffen om haar naar België te laten komen. Maar dat wordt moeilijk zolang hij geen job heeft. Tegen haar heeft hij de waarheid over zijn leven in België een beetje opgesmukt: hij kan onmogelijk zeggen dat hij in Europa ook nog van hulp moet leven en onderaan de ladder moet beginnen. Hij mist zijn vrouw. Ik begrijp nu wat die zucht een tijd geleden ontlokte.
Rouwen zonder afscheid
Ook Arshad draagt een verlangkabel met zich mee. Al tien jaar lang was hij niet in de mogelijkheid om zijn familie in Pakistan te bezoeken. Bij hem is de drempel om Nederlands te praten veel minder groot. Hij kan op een ontzettend grappige manier over zijn ervaringen vertellen. Nu en dan komt hij met verhalen over zijn familie in Pakistan. Hij hoopt hen na zijn opleiding eindelijk te kunnen opzoeken.
Op een dag kom ik goedgezind aangefietst. De rood-witte Arabische sjaal die ik draag lokt meteen enthousiaste reacties uit van Sheyaar en Abdullah. Maar dan komt Abdel opgewonden aangelopen en onderbreekt ons gesprek over de sjaal.
Of ik kan komen, Arshad voelt zich niet goed. Met mijn jas nog aan ga ik kijken wat er met Arshad scheelt. Ik stel vast dat hij er inderdaad slecht uitziet, hij heeft zichtbaar pijn. Thuis voelde hij zich nog kiplekker maar kort na zijn aankomst in het atelier kreeg hij plots een scherpe pijn in zijn maag en middenrif. Sheyaar biedt aan om hem een lift naar de tramhalte te geven, met de tram is het een korte rit naar de dokter. Ik zwaai de twee uit en hoop maar dat het vals alarm is. In de late namiddag krijg ik al een bericht van Arshad: ‘Ik ben ok!’
Met zijn kniptang in de hand vertelt hij over zijn tante die hij inmiddels al tien jaar niet meer gezien heeft. Nu is het te laat.
Een week later blijkt dat de acute pijn van Arshad te wijten was aan stress: zijn lievelingstante in Pakistan is geheel onverwachts overleden. De felle maagpijn was een reactie op een emotionele gebeurtenis die de hele familie in shock bracht.
Arshad vertelt hoe zijn tante altijd voor hem zorgde als was hij haar eigen zoon. De hele familie woonde in dezelfde straat maar haar huis was het centrale punt waar iedereen samenkwam. Hij mist haar zo erg.
Ik vraag Arshad waarom hij vorige week niks gezegd heeft. ‘Ik had geen woorden!’ Met zijn kniptang in de hand vertelt hij over zijn tante die hij inmiddels al tien jaar niet meer gezien heeft. Nu is het te laat. Hij toont me enkele familiefoto’s waar zijn tante op staat. Dan draait hij zich om en werkt verder aan zijn paneel. ‘C’est la vie’, zegt hij nog.
De veerkracht van mijn cursisten verbaast me keer op keer. Zou ik het zelf kunnen: alles en iedereen hier achterlaten en helemaal opnieuw beginnen in – pakweg - Eritrea? Tigrinya leren, beginnen onderaan de ladder en me aanpassen aan de normen in die maatschappij?
Ik ben avontuurlijk ingesteld maar mijn avonturen zijn steeds een keuze. Na al die jaren werken met vluchtelingen blijf ik het me afvragen: wat als het omgekeerd was? Wat als hier plots een burgeroorlog uitbrak en ik niet anders kon dan vluchten? Dan zou ik hopen op een plek waar ik niet alleen veilig maar ook welkom ben. Een plek die me de ruimte geeft om mezelf te zijn en de tijd om mezelf heruit te vinden.
Yemane vond na de opleiding een stageplek maar kon er niet blijven. In de nieuwe omgeving kwam zijn spreekangst terug. Arshad liep een goede stage. Maar hij kreeg alweer slecht nieuws uit Pakistan: zijn zus strijdt tegen kanker. Hij vertrok na de stage halsoverkop naar Pakistan. Zijn stagebedrijf is bereid hem na terugkomst een contract aan te bieden.