Over rouwen, burn-outs en vrouwen die weer meisjes worden
“‘Vraag hoe het gaat, hoe het écht gaat’
Wat te zwaar is, valt niet te dragen. Amina Belôrf zette door, ontwikkelde een overlevingsmechanisme, draaide mee in de ratrace van het leven. Maar toen was er de burn-out, en de gedwongen, reddende adempauze. ‘Iedereen is in gevecht met deze duizelingwekkende snelheid die ons angstig maakt.’
Amina Belôrf
© Charis Bastin
Vandaag is het vier jaar geleden dat mijn oma voor de laatste maal haar ogen sloot. Mijn moeder hield haar hand vast. Mijlenver hiervandaan, in het Atlasgebergte in Marokko.
De oma die we vaak bezochten in haar geboortedorp, waar ze tot de laatste dag van haar leven graag geleefd heeft. En lang. De gezonde berglucht schonk haar eeuwige jeugd. Haar verhalen en vertellen, haar lachen en praten. Haar licht. Een licht dat nu gedoofd is.
Mijn mama heeft haar mama verloren.
Als kind stonden we te springen wanneer de postbode een cassette aan de deur leverde. We wisten wat die cassette betekende: de stem van tantes, neven en nichten uit de bergdorpjes in Marokko. Maar vooral die van oma. Mijn mama kon haar mama weer horen.
Het zachte stemgeluid was het houvast van mijn moeder, wanneer de kinderen sliepen en mijn vader ‘s nachts in de Antwerpse haven werkte.
We zetten de cassette vol spanning op en stemmen van mijlenver hiervandaan klonken door de woonkamer. Ze vroeg naar de kinderen, van de oudste tot de jongste, altijd in diezelfde volgorde. Vervolgens vroeg ze naar mijn ouders, naar andere familieleden en naar de buren. Standaard vroeg ze ook of we niets tekortkwamen, of het niet te koud was. Want dat doen mama’s steeds.
Anekdotes en verhalen over de dorpsgenoten passeerden de revue. Gelach en gezang. Nadien draaiden we de cassette om en namen we onze stemmen op om oma, tantes, neven en nichten warmte terug te zenden. Het moment van de cassette was zowel hier als daar een moment van samenkomen, een klein feest om de cassette zo vol en kleurrijk mogelijk te krijgen. Dat was nodig in tijden van beproeving.
In stille uren van de nacht haalde mijn moeder die cassette boven en luisterde ze naar het zachte geluid dat uit de kleine radioboxen kwam. De stem van haar mama. Haar houvast op koude winterdagen wanneer de kinderen sliepen en mijn vader ‘s nachts bij vriestemperaturen aan het laden en lossen was in de Antwerpse haven.
Wat te zwaar is, valt niet te dragen
Toen maakte het alzheimerbeest zich traag meester van mijn vader. Zware medicatie remde het onvermijdelijke proces. Hij takelde af, mijn hart brak. In januari 2010 sloot ook hij voor de laatste maal zijn ogen. Toen hield ik zijn hand vast.
Een jonge vrouw verloor haar vader.
In april 2011 stapte mijn hartsvriendin uit haar leven. Ze stuurde me als laatste een afscheidsbericht. Ik lag te slapen terwijl zij te pletter stortte op de straatstenen. Ze werd pas ‘s ochtends gevonden.
Een jonge vrouw werd weer een meisje, ze verloor haar vriendin.
Praten doe je met een psycholoog. Je wilt je vrienden niet belasten met zulke zware thema’s.
Woorden stokten lange tijd, gevoelens raakten verdoofd. Wat te zwaar is, valt niet te dragen.
Ik zette door, ontwikkelde een overlevingsmechanisme om de grote gruwelijke wereld aan te kunnen. Verdringing werd een automatisme en zwarte gaten werden een gewoonte. De demonen kwamen en gingen. Het was als elke dag de dood afschudden. Als ze kwamen, sloeg ik terug.
Ik won. Of dat dacht ik. Ik was schoolmoe maar haalde mijn middelbareschooldiploma via de examencommissie, studeerde Sociaal Werk, schreef, trad op en vond een uiterst boeiende job. Tijd om te rouwen was er niet.
Ik draaide mee in de ratrace van het leven. Rouwen: daar deed je hoogstens een paar maanden over. Depressieve gevoelens waren bespreekbaar, suïcidale gedachten een taboe. Praten doe je met een psycholoog. Je wilt je vrienden niet belasten met zulke zware thema’s. Als je bij hen bent, wil je een vriend zijn onder de vrienden. Je wilt vergeten waar je alle dagen mee overspoeld wordt.
Terwijl ik mijn best deed om de ene wonde toe te dekken, ontstonden er andere, nog meer teisterende pijnplekken. Wat begon als een stille leegte spreidde zich als een virus over mijn hele lichaam uit. Maar ik mocht niet toegeven aan een uitgeput lijf dat vroeg om een adempauze.
Onze hersenen zijn als elektriciteitsdraden
Die adempauze nam ik in 2015. Gedwongen. Mijn werkverantwoordelijke had al langer iets door en wilde dat ik de tijd nam om aan mijn genezing te werken. Er werd me iets uit handen genomen waar ik met volle overgave aan gewerkt had. Zolang ik bezig bleef, werd ik niet geconfronteerd met de gedachte dat ik het leven misschien niet zou aankunnen.
Maar de adempauze werd een redding. We horen steeds meer over mensen die belanden in een burn-out. De adempauze die ze moeten nemen is het begin van een lang proces. Ook dan wordt verwacht dat het na een aantal maanden beklonken is. Men denkt dat een paar sessies bij de psycholoog voldoende is.
Geluk moet aan je kant staan om in een korte tijdspanne bij de (juiste) hulpverlener terecht te komen.
Meestal is het maanden wachten alvorens je een eerste gesprek kunt bemachtigen. Voor velen is het ook tellen hoeveel het budget aankan. Het klopt niet dat de euro’s hier meer te zeggen hebben. Ze staan tussen jou en de hulpverlener in, eisen hun plaats op tot je toegeeft en jezelf beperkingen oplegt.
Of geluk. Geluk moet aan je kant staan om in een korte tijdspanne bij de (juiste) hulpverlener terecht te komen, waar het mee klikt. Net als bij een huisarts, een tandarts of een kinesist is het soms zoeken tot je iemand vindt waarbij je je helemaal op je gemak voelt.
Een burn-out is niet enkel moe zijn en een pauze nodig hebben. Het kan gaan van verdriet tot onverwerkte trauma’s. Van ijzertekort tot epileptische aanvallen. Onze hersenen zijn als elektriciteitsdraden. Elke spanning hebben ze gevoeld. Hoe meer spanning, hoe meer ballast.
De ruimte die destijds geboden werd, was nodig om alle pijnpunten af te gaan. Om de pleisters van de wonden te halen en te vragen waarom ze mij zo gapend bleven aanstaren.
Het was tijd om de demonen in de ogen te kijken. Het meisje moest weer vrouw gaan worden.
Dat deed ze, ze schreef. Ze trok zich op aan elke pennentrek, probeerde al schrijvend te begrijpen.
‘Ik ben een nummer in een dossier op een bureau in een praktijk van een dokter in een ziekenhuis in een stad in een huis in een straat in een wijk waar een wijkagent komt kijken of ik besta voor ik besta in die straat in die wijk van die stad ben ik blind ben ik doof gevoelloos passief te veel te vaak te luid expressief te stil te groot voor mijn klein te hoog gegrepen te hard gevallen omgeslagen.’
De duizelingwekkende snelheid van het leven
Het is jammer dat dit niet enkel mijn verhaal is. Tegelijk is het een troost te weten dat deze woorden ook door jou geschreven konden worden. Of door een vriend, een collega, een ouder, een tante, een broer, een kind… Iedereen is in gevecht met deze duizelingwekkende snelheid die ons angstig maakt. Met de kleine en grote gebeurtenissen die bij het leven horen.
Wat we kunnen doen? Het nooit zover laten komen dat verdriet op verdriet een onoverzichtelijke stapel wordt. Niet meestappen in deze taboemaatschappij.
Wat een zonde. Er gaat talent verloren door weggemoffelde waarheden en ziekmakende ontkenningen. We verliezen zoveel door niet langer naar mekaar te luisteren. Door niet langer mekaars handen vast te houden. We kunnen er zoveel schoonheid mee winnen.
Als doorgegeven kettinggeluk.
Vandaag is het vier jaar geleden dat mijn oma stierf. Mijn mama heeft haar mama verloren.
Mensen hebben mensen verloren. Een jonge vrouw is meer mens geworden. Jij leest en leeft. Kijk om je heen. Ben je alleen? Doe iets dat je zuurstof geeft. Zit er iemand naast je? Vraag hoe het gaat, hoe het écht gaat.
Of vraag gewoon niets en doe iets dat jullie zuurstof geeft.
Misschien wordt het wel doorgegeven en doorgegeven. Tot een niet te breken verbond dat ons allen samenbrengt.