Overheidsmiddelen zijn er niet per se voor wie goed werk levert, maar voor wie zich kan verkopen

Column

Een drama voor de kwetsbare jongeren over wie het eigenlijk zou moeten gaan

Overheidsmiddelen zijn er niet per se voor wie goed werk levert, maar voor wie zich kan verkopen

Overheidsmiddelen zijn er niet per se voor wie goed werk levert, maar voor wie zich kan verkopen
Overheidsmiddelen zijn er niet per se voor wie goed werk levert, maar voor wie zich kan verkopen

Iedereen die ooit een gesubsidieerde vzw heeft geleid, krabt zich in de haren bij het verhaal over de vzw Let’s Go Urban, schrijft Bieke Purnelle. 'Hoezo werd Let’s Go Urban niet doorgelicht zoals het hoort? Hoezo kon het zes jaar duren voor iemand dit ernstig nam?'

© Brecht Goris

Bieke Purnelle

© Brecht Goris

Iedereen die ooit een gesubsidieerde vzw heeft geleid, krabt zich in de haren bij het verhaal over de vzw Let’s Go Urban, schrijft Bieke Purnelle. ‘Hoezo werd Let’s Go Urban niet doorgelicht zoals het hoort? Hoezo kon het zes jaar duren voor iemand dit ernstig nam?’

Zes jaar geleden luidden een aantal prominenten voor het eerst de alarmbel over ongeoorloofde transacties binnen de vzw Let’s Go Urban van huidig Vlaams Parlementslid Sihame El Kaouakibi (Open Vld).

Ze waren niet de enigen. Antwerpse jeugdwerkers hadden van bij de opstart van de vzw kritiek op de manier waarop sociaal werk en het vooruithelpen van kwetsbare jongeren in een flitsend hip en lucratief jasje werd gestopt; over de gulle geldstroom die rechtstreeks en kritiekloos naar het project ging, terwijl anderen het met veel minder of ronduit niets moesten doen. Let’s Go Urban kreeg namelijk een royale dosis stadssubsidies van toenmalig schepen van Jeugd Nabilla Ait Daoud (N-VA).

De onverkwikkelijke kwestie kwam pas aan de oppervlakte toen drie leden van de raad van bestuur een externe audit vroegen. Die audit zou malversaties aan het licht brengen, waarop het tot een intern conflict kwam. De zaak beroert de gemoederen, en gaat over meer dan ordinaire fraude.

Het viel te voorspellen dat sommige extreemrechtse en actoren die het middenveld minachten over elkaars voeten zouden struikelen om de zaak te verzilveren. Dat één persoon uit een minderheidsgroep en diens misstappen worden beschouwd als representatief voor de hele groep is niet nieuw.

Wanneer bedrijven hun winst veilig parkeren in Panama veronderstellen we terecht niet dat elk bedrijf belastingen ontduikt. Wanneer een vzw ter integratie van jongeren, opgericht door een vrouw van kleur, misstappen begaat, dan moet de hele integratiesector, en bij uitbreiding de hele gesubsidieerde sector op de schop, alsof misbruik de norm is in plaats van de uitzondering.

Hoe organisaties omgaan met publieke middelen wordt met argusogen in de gaten gehouden. En zo hoort het.

Er vallen termen als “integratie-industrie”. Het klinkt dat gesubsidieerde organisaties enkel bezig zijn met het behoud van hun middelen, dat subsidies per definitie te mijden zijn, alsof niet zowat alles in onze samenleving met overheidsmiddelen overeind wordt gehouden, alsof er geen marktfalen bestaat.

De kwestie brengt nochtans meer aan de oppervlakte dan een zeldzaam geval van financieel wanbeheer met subsidiegeld.

Iedereen die ooit een gesubsidieerde vzw heeft geleid krabt zich in de haren bij dit verhaal. Hoezo hebben wij altijd elk treinticketje, elke broodnodige aankoop keurig moeten verantwoorden aan de financiële inspectie van onze administratie? Hoezo werd Let’s Go Urban niet doorgelicht zoals het hoort? Hoezo kon het zes jaar duren voor iemand dit ernstig nam?

Wie de procedures en draaiboeken van de structurele sociaal-culturele subsidies kent, weet dat het decreet weinig ruimte laat voor decadente verkwisting, laat staan voor frauduleuze praktijken. Lijvige voortgangsrapporten, jaarlijkse controles door een revisor, visitaties … Hoe middenveldorganisaties omgaan met publieke middelen wordt met argusogen in de gaten gehouden. En zo hoort het.

Hoe het kan dat één lokale vzw een groot pand en een miljoen euro kreeg van de stad is een andere vraag. Ik ken partnerorganisaties waar mensen maandenlang moeten wachten om balpennen te kopen omdat er geen geld is. Waar mensen met drie in een volgestouwd lokaaltje werken. Waar overuren nooit kunnen worden opgenomen en zelfs vakantie nemen moeilijk is, omdat er meer werk is dan de beschikbare menskracht kan verzetten.

De afgelopen decennia is er voornamelijk bespaard op jeugdwerk, sociaal werk en integratie.

In 2012 ging minister Bourgeois (N-VA) na een doortastende efficiëntie- en effectiviteitsoefening over tot een radicale hervorming van de integratiesector.

Het is opmerkelijk hoe vlot er plots miljoenen beschikbaar waren voor de werking van één enkele lokale speler.

De fusie van de sector werd begeleid door peperdure externe consultants die aan beslagen organisaties met decennia aan expertise kwamen vragen of ze we wel ‘een sterk merk’ waren en welke ‘branding’ ze in gedachten hadden.

In 2018 sneuvelden 170 jobs bij het Agentschap Integratie en Inburgering, in hoofdzaak integratiewerkers en trajectbegeleiders. De Vlaamse overheid heeft de afgelopen jaren het sociale werk afgebouwd en de middelen voor heel wat middenveldorganisaties teruggeschroefd, allemaal in het kader van de zogenaamde vermaatschappelijking van de zorg.

In dat licht is het opmerkelijk hoe vlot er plots miljoenen beschikbaar waren voor de werking van één enkele lokale speler. Wellicht omdat deze jonge, mondige en ondernemende vrouw met migratieroots ‘een sterk merk’ was en wist wat ‘branding’ betekende.

Overheidsmiddelen zijn er niet per se voor wie goed werk levert, ervaring en kennis heeft, resultaten kan voorleggen, kritiek durft uiten en op lange termijn denkt, maar voor wie zich kan verkopen. De maatschappelijk werker als ondernemer. Sociaal werk als product. De verpakking primeert op de inhoud.

Deze case past pijnlijk perfect in een beleidsverhaal dat al jaren wordt verteld en nagepraat, een verhaal dat samenlevingsopbouw wegzet als een industrie die vooral efficiënt moet zijn, dat van geëngageerde sociaal werkers ondernemers maakt, dat subsidies neerzet als zwijggeld, beleidskritiek weert en mist optrekt met hippe bedrijfsterminologie. Een verhaal zonder veel inhoud, maar met een blinkende hardcover eromheen.

Bovenal is het een drama voor alle mensen die zich al jaren elke dag uit de naad werken met te weinig middelen, en opnieuw moeten aanhoren dat zij frauduleuze subsidiebedelaars zijn. Bovenal is het een drama voor de kwetsbare jongeren over wie het verhaal eigenlijk zou moeten gaan.