Passief diversiteit omarmen is niet genoeg

Column

Diversity for the sake of diversity?

Passief diversiteit omarmen is niet genoeg

Passief diversiteit omarmen is niet genoeg
Passief diversiteit omarmen is niet genoeg

Wie mij al langer leest, weet dat ik het niet bepaald heb voor witte instituties. Ik geloof namelijk dat instellingen die nog wit zijn in omgevingen waar meer dan 20% mensen met een migratieachtergrond woont, inherent problematisch zijn. Niet per se omdat ze kwaadwillig zijn, maar omdat passief “diversiteit omarmen” niet genoeg is.

© Charis Bastin

Sabrine Ingabire

© Charis Bastin

Om het gebrek aan diversiteit van instellingen tegen te werken in maatschappijen waar bepaalde bevolkingsgroepen structureel bevoordeeld zijn (en andere dus structureel benadeeld zijn), moet je het probleem actief aanpakken. Dus zelf op zoek gaan naar mensen die gemarginaliseerd zijn én actief efficiënte maatregelen nemen om te diversifiëren. Angela Davis verwoordt dit het beste: ‘In a racist society, it is not enough to be not-racist, we must be anti-racist.’

Wanneer men diversifieert, focust men nog steeds op de mensen uit gemarginaliseerde groepen die aantrekkelijk zijn. Niet op de gesluierde moslima die geen woning vindt, of op de dikke bruine vrouw die maar niet wordt aangenomen.

Maar het probleem wanneer men diversifieert, is dat men nog steeds focust op één type “diversiteit”. Zoals hoe de poster child voor ‘feminisme’ de witte, heteroseksuele, middenklasse vrouw is. Of hoe de poster child voor ‘body positivity’ de witte vrouw is, met een beetje ‘te veel’ vet en veel rondingen, die nog gemakkelijk haar maten in alle winkels kan vinden. Of hoe de poster child voor de “natural hair movement” zwarte vrouwen zijn met mooie lange krullen. Of hoe de poster child voor de ‘LGBTQI+ gemeenschap’ de witte homoseksuele man is.

Wanneer men diversifieert, focust men nog steeds op de mensen uit gemarginaliseerde groepen die aantrekkelijk zijn. Niet op de gesluierde moslima die geen woning vindt, of op de dikke bruine vrouw die maar niet wordt aangenomen, of op de zwarte vrouw met kort haar dat niet wil groeien, of op de Chinese transvrouw die op straat wordt aangevallen.

Het is daarom vaak zo dat als men kijkt naar instellingen of campagnes die voornamelijk wit zijn, maar toch een beetje kleur hebben, of die heel homogeen zijn maar toch één of twee mensen heeft uit een gemarginaliseerde groep, die diversiteit vaak in dezelfde vorm voorkomt: de “token black/brown/Muslim/veiled/queer/disabled person” is zelden onaantrekkelijk.

Dit zeg ik wetende dat ik een gemakkelijk voorbeeld ben van wat ik hier “aantrekkelijke diversiteit” zal noemen. Ik ben “welbespraakt”, ik ben “intelligent”, ik ben “mooi voor een zwarte vrouw” (de racistische manier om een racistisch concept uit te drukken: ik ben slank, mijn gezicht heeft “zachte trekken”, mijn neus en mijn lippen zijn “niet te dik”, mijn rondingen net rond genoeg om mooi te zijn, zonder vulgair te zijn), ik zie er heel “veilig” uit voor een zwarte persoon: ik glimlach écht veel en ik kleed me altijd “netjes”. Ik ben dan wel uitgesproken over racisme – maar ook dat is op een perverse manier aantrekkelijk: hoe leuk om een luide antiracistische activiste op de poster van je witte instelling of partij te kunnen zetten!

Ik ben me heel bewust van waarom ik zo vaak word gevraagd om de “diversiteitsplaats” te nemen. Vaak weiger ik. Soms aanvaard ik na een heel lang intern gevecht en héél veel gesprekken met vrienden met wie ik de pro’s en de contra’s (over)weeg. In november, december en januari – niet toevallig in de maanden dat ik mijn beslissingen moest maken omtrent mijn werk bij NRC en mijn column bij De Morgen, en of ik op de Europese lijst wilde staan – heb ik lang getwijfeld. De grote vraag die me bezig hield: moeten we problematische instellingen überhaupt diversifiëren? En indien ja: moet die last op de schouders van de enige niet-witte persoon binnen de instelling vallen?

Mensen van kleur aannemen, lost het probleem namelijk niet op. Instellingen die diversiteit echt belangrijk vinden en er echt werk van willen maken, zullen niet alleen zorgen dat hun team diverser wordt – ze zullen er voor zorgen dat hun werknemers het belang van diversiteit begrijpen en diversiteit omarmen. Ze zullen ervoor zorgen dat de geesten van hun werknemers gedekoloniseerd zijn alvorens ze zwarte mensen op de werkvloer brengen. Ze zullen er met andere woorden voor zorgen dat een werkplaats vrij is van micro-agressies en even veilig is voor een niet-witte persoon als voor een witte persoon.

Natuurlijk gebeurt het (bijna) nooit zo.

Als persoon van kleur een witte (werk)ruimte betreden, houdt in dat je twee keer zo veel werk hebt.

Als persoon van kleur een witte (werk)ruimte betreden, houdt in dat je twee keer zo veel werk hebt: dat wat je er komt doen én de opvoeding van de mensen in die ruimte. Je moet kiezen tussen het verdragen van de micro-agressies die er ongetwijfeld zullen zijn (wat zwaar is) of het bestrijden van de micro-agressies door alles uit te leggen (wat uitputtend is).

Als persoon van kleur een witte (werk)ruimte betreden én radicaal jezelf zijn én jezelf radicaal liefhebben in die ruimte, is echter ook een vorm van verzet. Je neemt een plaats in waarvan je wéét dat die van jou is, maar die andere mensen je niet hebben toegeschreven. Je bent er, je bestaat.

Maar je bent niet veilig. Van het racisme, van de micro-agressies, van de zwaarte, van de uitputting, van de lange gesprekken waarin je je eigen bestaan moet rechtvaardigen. Eén of al deze dingen maakt/maken het onveilig voor je.

Als je je echt inzet, kan je die instellingen misschien minder problematisch maken voor zij die na jou zullen komen. Deuren openen opdat zij minder moeite hebben om daar te geraken – en opdat daar zijn an sich niet zo pijnlijk is.

Maar dan kom je terug op de eerste vragen: is het aan jou om dat te doen? Om die last te dragen? En vooral: moeten problematische instellingen überhaupt gediversifieerd worden? Moeten we blij zijn als racistische partijen meer kleur hebben? Moeten we blij zijn als er even veel vrouwelijke miljardairs zijn als dat er mannelijke miljardairs zijn? Of meer racistische politica, meer zwarte miljardairs? Op deze vragen is het antwoord voor mij resoluut ‘nee’.

Op andere vragen: zoals het diversifiëren van kranten, media, universiteiten, die ons wereldbeeld helpen vormen en ontzettend bepalend kunnen zijn bij de ontwikkeling van een maatschappij – wat doe je er daarmee? Of zelfs van linkse partijen die subtieler zijn in hun racisme (wat even schadelijk kan zijn)? De radicale in mezelf zegt: ‘Je eigen ruimtes creëren en genieten van de rust en veiligheid die je verdient.’ De reformist in mij zegt: ‘Zolang er geen revolutie is, is het gevaarlijk om die macht over te laten aan één bevolkingsgroep die die macht tot op vandaag blijft misbruiken.’

Maar als ik zie wat sommige mensen doen (en waar, en met wie) onder het mom van ‘we moeten onze mensen aan die tafel krijgen’, blijf ik mij sceptisch afvragen of diversity for the sake of diversity echt de beste oplossing is.

Ik heb vrede gevonden met de tijdelijke keuzes die ik heb gemaakt, omdat mijn einddoel vaststaat. Het nam tijd, zelfreflectie en verdwaling. En een paar tranen. Een eenduidig antwoord heb ik dus niet, misschien is het aan iedereen om zijn/haar/hun plaats en rol in de maatschappij en de strijd te kiezen. Maar als ik zie wat sommige mensen doen (en waar, en met wie) onder het mom van ‘we moeten onze mensen aan die tafel krijgen’, blijf ik mij sceptisch afvragen of diversity for the sake of diversity echt de beste oplossing is. Willen we een zitje aan een wankelende tafel? Aan een moreel wankelende tafel? Beseffend dat sommigen zich – terecht – dezelfde vragen over sommige van mijn keuzes stellen. Wat mag. En tegelijk, weerklinken de woorden van Martin Luther King Jr. luid in mijn hoofd:

‘I’ve come upon something that disturbs me deeply. We have fought hard and long for integration, as I believe we should have, and I know we will win, but I have come to believe that we are integrating into a burning house. I’m afraid that America has lost the moral vision she may have had, and I’m afraid that even as we integrate, we are walking into a place that does not understand that this nation needs to be deeply concerned with the plight of the poor and disenfranchised. Until we commit ourselves to ensuring that the underclass is given justice and opportunity, we will continue to perpetuate the anger and violence that tears the soul of this nation. I fear I am integrating my people into a burning house.’

Sabrine Ingabire is schrijfster, journaliste, activiste en studente. Je kan haar volgen op Facebook.