“‘Rendement is de echte academische fictie’
Ben Caudron ontdekt een oud opiniestuk over de nieuwe uitdagingen voor de universiteiten. Ze moeten digitaal worden of verdwijnen. Maar wat betekent dat? En bestaat de kans echt dat het bedrijfsleven zélf aan vrij onderzoek wil gaan doen? Tijd om feiten van fictie te scheiden..
Digitaal is de koffiemachine op de campus niet en toch speelt de hoek waar de machine staat een cruciale rol in de informatieverspreiding. Tussen de lessen door komen docenten er op adem en delen er hun praktische besognes. Op de metalen kast naast de machine delen mensen lief en leed - geboortekaartjes staan naast de rouwbetuigingen – en vaak ook een mening uit een krant.
Laatst nog lag een opiniestuk verloren tussen de verdwaalde paaseieren. De hoofdtitel loog er niet om: “de klassieke universiteit ligt op sterven”. De kleinere kop boven de inleiding voegde daar aan toe ‘dat het hoger onderwijs digitaal zal zijn of niet zijn’. De inleiding die de mensen van de krant zelf fabriceerden, vatte de aangekondigde doodsoorzaak samen – “digitale transformatie”, weet u wel – en onderstreepte dat de auteur van het stuk niet anders dan een wijs man kon zijn, met zoveel functietitels die beginnen met “ere-”. Waarom de man noodzakelijkerwijze iets zinvols over onderwijs te zeggen heeft, bleef onbelicht. Dat schijnt niet echt een voorwaarde te zijn.
Die vermaledijde “digitale dinges” toch!
Zowel het subject (het onderwijs), het mogelijke onheil (een zoveelste ongeïnformeerde of foutief gemotiveerde verandering als antwoord op een fictief probleem), als de vermeende oorzaak (die vermaledijde “digitale dinges” toch!) kunnen doorgaans op mijn belangstelling rekenen. Dus wou ik weten welke redenering de auteur ontwikkelde om zoveel boude stellingen in slechts enkele zinnen te verantwoorden.
Kort samengevat luidt die als volgt: Er bestaat zoiets als een digitale revolutie. Universiteiten en hogescholen hebben deze niet of onvoldoende omarmd. Daardoor zijn ze uiterst inefficiënt en onproductief geworden en zien ze zich bedreigd door het bedrijfsleven dat – digitaal, efficiënt en productief als het is, wel een keer de kerntaken van de universiteiten zou durven overnemen.
Dit klinkt best verontrustend. Of niet? Vooraleer we de aanbevelingen onderschrijven die meneer Stouthuysen met ons deelt (onze ministers moeten van de universiteiten een vijfjarenplan voor digitale transformatie eisen en bonussen uitdelen aan de brave leerlingen), doen we er goed aan de veronderstellingen toch wat nauwkeuriger te onderzoeken. Daarvoor maak ik graag gebruik van wat de analoge universiteit me destijds bijbracht: zin voor kritische analyse.
Het eerste probleem duikt al in de titel op een heeft te maken met de precieze betekenis van digitaal. Deze betekenis wordt nergens expliciet toegelicht en laat zich enkel raden aan de hand van vage situatieschetsen. Daarin vinden we iets terug over de overbodigheid van grote aula’s, over virtualiteit, maar ook over e-boeken, toegang tot het internet en over de taak van docenten om studenten in deze virtualiteit op individuele maat te leiden.
Universiteiten en hogescholen zijn al jaren verbonden met digitale netwerken.
Ik kan me niet voorstellen dat het meneer Stouthuysen totaal is ontgaan dat universiteiten en hogescholen al jaren verbonden zijn met digitale netwerken, dat ze via die weg al jaren toegang verschaffen tot kennisbanken en virtuele bibliotheken. Ik vind het evenmin aannemelijk dat meneer Stouthuysen niet weet dat de modale student over minstens één toestel beschikt waarmee de virtualiteit kan betreden worden.
Misschien is het hem zelfs opgevallen dat docenten voor de onmogelijke opdracht staan studenten aan te porren die virtualiteit – lees: het bericht via Facebook of Snapchat – voor langer dan vijf minuten te verlaten.
Nee, dit kan niet zijn wat de auteur bedoelt met “digitaal”. Het virtueel auditorium is het voorlopig nog niet (daarvoor is het wachten op de ontwikkeling van betere hologrammen) en het digitaal equivalent dat we vandaag kennen, de MOOCS, kunnen allang niet meer rekenen op het enthousiasme van pedagogen, wegens totaal ontoereikend om op een ernstige manier aan kennisoverdracht te doen.
Al die mogelijkheden zijn niets anders dan niet-noodzakelijke extensies
Het zou kunnen dat meneer Stouthuysen “digitaal” gelijk stelt aan “gepersonaliseerd”. Zou hij zich daarbij bedienen van het inzicht dat adequate personalisatie pas mogelijk is nadat een fundering is gelegd? Amazon’s persoonlijke aanbevelingen werken pas nadat Amazon je goed heeft leren kennen. Ik wil niet beweren dat ik representatief zou zijn, maar ondanks het intensieve contact met mijn studenten doe ik er vaak langer dan een jaar over om goed te begrijpen wie elk van hen is en met welke input ik hen het best vooruit help.
Geen enkele van die digitale mogelijkheden verrijkt de kern van het pedagogisch proces.
Ik wil wel beweren dat ik meer van digitale technologie weet dan de modale gebruiker, wat de mogelijkheden zijn die onze gizmo’s ons schenken. Al die mogelijkheden zijn niets anders dan niet-noodzakelijke extensies, die op geen enkele manier de kern van het pedagogisch proces verrijken en allerminst al in staat zijn om de waarde van persoonlijk contact te simuleren.
Meneer Stouthuysen raadt de minister van onderwijs dus aan om een vijfjarenplan te eisen van de onderwijsinstellingen, met bonussysteem! Dat zou de universiteiten aanzetten zich te wapenen tegen de dreiging dat het bedrijfsleven de kerntaken van het onderwijs zou overnemen. Ik geloof niet dat deze dreiging zo reëel is. Het bedrijfsleven beperkt haar investering in opleiding liefst tot een strikt minimum. Waarom een einde maken aan de heuglijke situatie waarin een gemeenschap opdraait voor de kost en de winst verdwijnt in de zakken van het private ondernemerschap? Waarom een externaliteit opgeven?
Misschien hebben universiteiten wel degelijk een vijfjarenplan nodig. Een plan dat helpt om schadelijke ficties zoals rendement en efficiëntie uit het academisch denken te schrappen en docenten het vertrouwen teruggeeft dat nodig is om anderen zo te raken dat deze durven te denken.