“‘De ronselaars zitten overal’
‘Ik was een van de beste studenten op de middelbare school’, zegt Orlando Verde. ‘Bij wijze van erkenning stelde een professor voor om mij naar de militaire luchtvaartschool te sturen. Dat was een eer in Venezuela, waar de stoere uitstraling van uniformen iedereen kon verleiden. Ik mocht erbij. Ik was toen 15 jaar oud.’
Jaren later leerde ik dat er een werkwoord is voor het proces om jongeren te betrekken bij gewapende conflicten: ronselen. Dat is ook wat een leerkracht deed, jaar in jaar uit, in All Quiet on the Western Front, een tv-film gebaseerd op het roman van Erich Maria Remarque. Kantorek was zijn naam en hij overtuigde de steeds jongere Duitsers om de eer van het land in de loopgraven te gaan verdedigen. ‘For your Kaiser, for your Fatherland, for your God.’
Dat proces is ook het vertrekpunt van Gallipoli, een film van Peter Weir over de Australiërs die deelnamen aan de mislukte aanval op een Turks schiereiland tijdens de eerste wereldoorlog. Mel Gibson is een van de jongeren die aangetrokken worden door The Light Horse, een cavalerieregiment van het Australische Leger, die betrokken was in het conflict na de oorlogsverklaring tussen Duitsland en Groot-Brittannië.
Nutteloze veldslag
In het verre Australië moet het niet gemakkelijk geweest zijn om jongeren te overtuigen van de zin van een Europese oorlog. The Light Horse buitte een abstracte constructie uit, die van het Britse Rijk dat op dat moment in nood was: ‘The Empire needs you, your country needs you and your mates need you’, riepen de ambtenaren op kermissen en braderieën. De vijand moest gedemoniseerd en gedehumaniseerd worden, daarom werden de Duitsers door hen gereduceerd tot figuren die poesjes kruisigden op Belgische kerkdeuren.
Ze spraken over de oorlog als ‘the greatest game of all’. Jongeren uit het bucolische West-Australië daagden vervolgens elkaar uit. Wie zich niet bij het leger wilde aansluiten was een lafaard: iedereen moest zich klaar maken om ‘The Empire’ te verdedigen. Zeker de sterken en de getalenteerden voelden zich geroepen om bij te dragen, om zich aan te sluiten bij de strijd.
De film schetst een prachtig beeld van de jeugd en de landschappen, maar ook van kromme etnische verhoudingen en een koloniaal wereldbeeld. De beelden van vrolijke trainingskampen in Egypte staan in schril contrast met de gruwelijke realiteit van het Turkse slagveld.
Dicht bij het strand van de Anzac baai, genoemd naar de Australian and New Zealand Army Corps, speelt zich een aangrijpende scène af: tientallen jongeren worden er meedogenloos afgeslacht door het Ottomaanse leger.
Toch zijn de Ottomanen niet echt de vijanden van het verhaal. Dat zijn eerder de officieren die, hoewel op de hoogte van de zinloosheid van deze veldslag, de jongeren toch een zekere dood instuurden. Ik heb geleerd dat er ook een woord is voor dat soort missies waarbij soldaten de dood in worden gestuurd: ‘zelfmoordmissie’. Gallipoli is symbool geworden van het ontwaken van de nationale identiteit in Australië en Nieuw-Zeeland. Anzac Day wordt elk jaar op 25 april herdacht.
Oorzaak van alle onheil
De logica van de oorlog is veranderd. Geen loopgraven meer, geen heen en weer geloop van soldaten en bajonetten: vandaag gaat het over drones in één richting en bommengordels in de andere. Het doel blijft wél hetzelfde, iedereen probeert nog altijd zoveel mogelijk slachtoffers te maken.
Vandaag gaat het over drones in één richting en bommengordels in de andere.
De constructie die vandaag gebruikt wordt om jongeren te overtuigen, is veranderd, maar dat viel te verwachten in de context van een geglobaliseerde wereld, waar begrippen zoals land en natie steeds vaker in vraag worden gesteld. Maakt niet uit: Rijk, Vaderland, democratie, religie, revolutie, stoere uitstraling, elke excuus is goed om jongeren aan te werven.
Het zou dom zijn om een verklaring te zoeken in de tekst van La marselleise (‘qu’un sang impur abreuve nos sillons’, zingen ze uit volle borst) of in de Bijbel voor de bommen die vandaag in het Midden-Oosten vallen. En toch willen we wel onze tijd verspillen aan het idee dat een heilig boek de oorzaak is van alle onheil in onze contreien. Onze intellectuelen en historici zouden beter moeten weten.
We maken vandaag een internationaal conflict mee. We spelen daar al lang een rol in, wij, Europeanen. Wij, Europeanen, hebben zelf jongeren ‘geronseld’ toen het nodig was. Als je naar de aanwervingvideo van het Nederlandse leger kijkt - een mengeling tussen de esthetiek van een videogame en die van een actiefilm - besef je dat we nog altijd jongeren ‘ronselen’. We blijven oorlog verkopen als the greatest game of all. Paul Verhoeven lachte ons bijna twintig jaar geleden goed uit met zijn treffende parodie ‘Starship Troopers’.
Angst en onmacht
We moeten de huidige aanslagen kaderen in de context van een geglobaliseerd conflict waar alle betrokken partijen, afhankelijk van de beschikbare middelen, elkaar aanvallen en op zoek gaan naar jonge soldaten. Dat kader begrijpen we goed. We weten goed dat het boek, het begrip, de constructie die we daarvoor misbruiken van weinig belang is.
Het is belangrijk dat we nu niet ontkennen dat we deel uitmaken van het conflict. ‘We zijn NIET in oorlog, maar terroristen plegen wel oorlogsdaden [bij ons]’, zei Hendrik Vuye onlangs voor het parlement, om een zinloos karakter te schenken aan de misdaden van de anderen. ‘Europa is niet in oorlog’, verkondigde de Europese Minister van Buitenlandse Zaken Mogherini onlangs met een diplomatisch en pacifistisch discours. Maar de bommen blijven vallen. En die geven een totaal andere boodschap.
Zolang we onze betrokkenheid in internationale conflicten blijven ontkennen, gaan we uiteraard niet begrijpen waarom we nu het slachtoffer zijn van geweld. En dan zal er alleen maar angst blijven. Angst en onmacht, want we hebben toch niets gedaan om dit te verdienen.