Plosj vui alleman!
“‘Ruim baan voor al wie naar de Nederlandstalige school wil in de hoofdstad van Vlaanderen’
MO*columnist Geert van Istendael heeft een boodschap voor 'rechtgeaarde flamingant' Ben Weyts, Vlaams N-VA-minister voor onderwijs: 'Laat honderden kinderen door de Brusselse schoolpoorten stromen. Doe niet krenterig!'
© Brecht Goris
Kwaad ben ik geweest deze week, ouderwets kwaad, zo kwaad als al jaren niet meer. Dan loop ik te tieren tegen de muren, voluit de futiliteit van mijn lawaaiproductie beseffend. Daarna schakel ik over op krachttermen, welke mijn geliefde Nederlandse taal uit welhaast onuitputtelijke voorraadkamers tevoorschijn tovert. Het juiste woord van jezuïetenpater Brouwers (oplage 1997) geeft er tweeënvijftig, allemaal nogal slappe kost, je bent pater of je bent het niet, maar geloof me vrij, het zijn er veel meer, driewerf hoera voor onze taal van mist en regen.
De radio vertelt me dat in Brussel 650 kinderen voorlopig geen plaats hebben in een Nederlandstalige middelbare school.
En van Groningen tot Zoniën. Daarmee zijn we beland in het epicentrum van mijn woede-uitbarsting. Want die gaat over Brussel. Ook al woon ik er niet meer, de zevenendertig gelukkige jaren die ik mocht doorbrengen in de stad waar mijn wieg stond, zijn niet vergeten.
De radio vertelt me dat in Brussel 650 kinderen voorlopig geen plaats hebben in een Nederlandstalige middelbare school. Dat is meer dan 28 procent. Een absoluut record. Laat die cijfers eens goed doordringen. Dat betekent dat meer dan één op vier kinderen die na de basisschool door willen leren op een Nederlandstalige middelbare school daar niet binnen kunnen. Niet mogen.
Wat later blader ik verstrooid door de editie van 5 mei van het voortreffelijke hoofdstedelijke weekblad Bruzz dat tussen andere kranten ligt in de huiskamer. Mijn oog valt op een klein bericht:
‘Het aantal kinderen dat aangemeld wordt voor het Nederlandstalige basisonderwijs is voor het eerst gedaald met 8 procent. Vorig jaar werd de aanmeldperiode verlengd vanwege de coronacrisis, met een eindspurt tot gevolg, dit jaar gebeurde dat niet. Toch hebben opnieuw ruim 3.500 van de 6.300 aangemelde kinderen nog geen plek.’
Reken even uit. Meer dan 55 procent van de Brusselse ketten die dat willen, vooruit, van wie de ouders het willen, kunnen niet naar de Nederlandstalige kleuterklas of lagere school. Mogen niet. Het kan dus altijd nog erger.
Hoe is zoiets godsmogelijk?! Wat voor zagemeel hebben de bazinnen en bazen van onze onderwijskoepels in hun pedagogisch verantwoorde hoofd? Wat voor kruideniersgrutten draagt onze minister van onderwijs tussen zijn licht welvende schedeldak en zijn Bosmans-Jos-bril? Snappen die dan niks?
Om te beginnen bij het allerelementairste: demografie.
We weten perfect hoeveel kinderen er drie jaar geleden, zes jaar geleden, twaalf jaar geleden geboren werden in Brussel. Perinatale sterfte en kindersterfte in ons landeke zijn zowat gelijk aan nul, dus we kunnen vrijwel exact voorspellen hoeveel driejarigen, zesjarigen en twaalfjarigen elk jaar bij de schoolpoort zullen staan. Vrijwel exact, want je weet niet precies hoeveel kinderen uit andere talen bij de Nederlandstalige school komen aankloppen. Tot nu toe was dat grofweg 20 procent van de Brusselse schoolgaande jeugd, wat meer dan mooi is. Het is een goede basis voor je berekeningen. Ook komen leerlingen uit de rand naar colleges en athenea in Jette, Etterbeek, enzovoort, meestal in de middelbare school. Dat aantal kun je extrapoleren.
Zijn we soms vergeten dat het onderwijs een van de pijlers is waar de beschaving op rust?
Toen ik naar de lagere school moest, 1953, was er geen sprake van wachtlijsten, laat staan van kampeerders op de stoep. Je ging gewoon, je kreeg een plaats op een bank in een klas en hop, lezen, schrijven, rekenen. Middelbare school, idem dito. Er was altijd plaats. Altijd. De oplettende lezer heeft al gemerkt dat ik hoor bij de generatie van de beebieboem. Kroostrijke gezinnen zo ver het oog reikte, zeker bij het volksdeel dat zich schuilhield in de schaduw van de katholieke zuil. Daar hoorde ik bij, geheel paaps, volkoren, onbespoten. Toch hadden de scholen altijd plaats voor die talrijke kinderschaar. Zonder wachtlijsten. En ze deden alles zonder computer. Vandaag krijgen ze een kwart tot de dikke helft van de kinderen niet in hun gebouwen gepropt. Allemaal kinderen die recht hebben op onderwijs.
Zijn we soms vergeten dat het onderwijs een van de pijlers is waar de beschaving op rust? Geletterdheid? Gerekendheid? In alle Franse lagere scholen schreven de onderwijzers met krijt op het zwarte bord: L’ignorance toujours mène à la servitude. Altijd leidt onwetendheid tot onderworpenheid. In straatarme landen blijven de vrouwen en mannen die zich uitsloven om scholen uit de grond te stampen, het herhalen: de school is hét middel bij uitstek om onderdrukking en armoe te bestrijden.
Je verstoppen achter regels en quota en weet ik wat voor normpjes om de kinderen op de stoep in de steek te laten, ik vind het schandelijk. Laf. Ik ben een onvervaard voorstander van de volksverheffing, ik heb het woord hier al eerder laten vallen. Die oude, verguisde, maar toch zo nobele sociaaldemocratische gedachte is me nu eenmaal dierbaar. Maar ook christelijke en liberale kringen waren doordrongen van dat idee. Het Willemsfonds stamt uit 1851. En waar dacht je dat al die Davidsfondsafdelingen vandaan kwamen?
Welnu, in Brussel doet de school vandaag nog steeds aan volksverheffing. Alleen al daarom moet je alle kinderen binnenlaten. Alle. Omdat die kinderen daar recht op hebben.
In de bonte scholen van Brussel (ik weiger zwarte scholen te zeggen, bonte is veel mooier en daarbij ook nog eens realistischer) werken bezielde, bekwame juffen en meesters en leraressen en leraars zich uit de naad ten bate van de volksverheffing. Vooreerst brengen ze hun pupillen, die thuis alle mogelijke talen spreken, Nederlands bij. Lieden die betwijfelen of de kennis van het Nederlands nu wel echt zo noodzakelijk is, gedragen zich anti-emancipatorisch en paternalistisch.
Dat alles geldt evenzeer voor Gent en Genk en Mechelen en andere plekken. Maar in Brussel kun je nog een ander argument aanvoeren. Het hoort veeleer thuis bij het Vlaamse nationalisme, waarvan onze onderwijsminister Weyts een hooggeplaatst vertegenwoordiger is.
Brussel vandaag is synoniem met Babel. Brussel is veeltaligheid. Prachtig vind ik dat.
Maar Brussel is ook de hoofdstad van de Vlaamse Gemeenschap. Een rechtgeaard flamingant als minister Weyts hoort trots te zijn op zijn hoofdstad. En hij hoort zijn geschiedenis te kennen. Een rechtgeaard flamingant als minister Weyts hoort te weten dat Brussel bijna duizend jaar Nederlandstalig is geweest. Hij hoort te weten dat Brussel in de negentiende en twintigste eeuw onder harde dwang verfranst werd. Dat de Franstalige hogere klassen de grofste middelen niet schuwden om het door hen diep verachte Nederlands de grond in te trappen. Zij noemden het steevast le flamand, Vlaams. Als zij dat woord uitspuwden, stonk hun misprijzen ten hemel. Volgend zinnetje kan ik niet genoeg herhalen, on parlait le flamand aux animaux et aux domestiques, je praat Vlaams met beesten en knechten. Let op de volgorde. Een rechtgeaard flamingant als minister Weyts hoort dat zinnetje uit het hoofd te kennen.
De Vlaamse beweging kwam op voor de verdrukte taal van kleine mensen. De Vlaamse beweging was het hoorbare deel van de klassenstrijd. Zij was een democratische en vredelievende emancipatiebeweging, op de oliedomme en misdadige collaboratie tijdens de twee wereldoorlogen na.
Kom niet zeuren over meertalig onderwijs, dat bestaat in Brussel al decennia.
Terug naar Brussel.
Het Nederlandstalig onderwijs in Brussel heeft generatie na generatie nagenoeg perfecte tweetaligen afgeleverd. Kom me dus niet aan mijn kop zeuren over meertalig onderwijs, dat bestaat in Brussel al decennia. Sterker, het Nederlandstalig onderwijs heeft zichzelf heruitgevonden, het is mee geëvolueerd met het steeds babylonischer wordende Brussel en dat is het tegendeel van simpel. Dat alles hoort een rechtgeaard flamingant als minister Weyts te weten.
Aangezien minister Weyts, behalve flamingant, ook een staatsman is met vooruitziende blik, kan volgende gedachtegang hem niet vreemd zijn.
De Nederlandstalige scholen in de deerlijk verfranste hoofdstad van Vlaanderen ontvangen duizenden kinderen die thuis noch Nederlands noch Frans spreken. En honderden die thuis Frans spreken. Al die maskes en mennekes leren Nederlands op school. Na enkele jaren krijgen ze het Nederlands niet meer uit hun hersens gebannen. Ze zijn tweetalig geworden. Op die manier vermenigvuldigt de Nederlandstalige school op miraculeuze wijze de kennis van onze geliefde taal in de hoofdstad van Vlaanderen.
De enige conclusie die minister Weyts, rechtgeaard flamingant, kan trekken is deze: Gooi de poorten van de Nederlandstalige scholen in Brussel wijd open. Wijder. Wijdst! Voor 650 kinderen geen plaats? Geen sprake van! Welkom, jullie 650 allemaal, van de eerste snotneus tot de laatste krollenkop. Kom binnen, kom binnen, de Nederlandse les gaat beginnen! Voor 3500 ketjes geen plaats? Er is godverdomme wél plaats. We maken plaats! Veel plaats! Nog meer plaats! Plaats voor iedereen! Plosj vui alleman! Kom binnen, kom binnen, heden lezen wij voor uit Jip en Janneke!
Onze scholen, zo hoort de schrandere strateeg en rechtgeaarde flamingant Weyts te redeneren, onze scholen in Brussel, in onze bloedeigen, Vlaamse hoofdstad, hebben één prioriteit. Eén enkele. Dankzij onze formidabele scholen zal Brussel opnieuw VER-NE-DER-LAND-SEN! De jongens en meisjes uit onze scholen, zullen achternamen hebben die niet erg lijken op Weyts of Van Istendael. Zij zullen fraaiere krullen hebben dan minister Weyts en minder bleek zijn dan hij en ik. Kijk toch eens hoe stralend, hoe aantrekkelijk, hoe magnifiek die scharen nieuwe Nederlandstaligen zijn. Tweetaligen. Meertaligen! Want dat is de toekomst van Brussel.
Minister Weyts, rechtgeaarde flamingant! Laat die honderden kinderen door de Brusselse schoolpoorten stromen. Doe niet krenterig! Geld mag geen rol spelen! Ruim baan voor al wie naar de Nederlandstalige school wil in de hoofdstad van Vlaanderen. Waar wacht u nog op?