Schaffen we onszelf af?

Column

Schaffen we onszelf af?

Schaffen we onszelf af?
Schaffen we onszelf af?

Een veelgehoorde repliek in 2016 was ‘we schaffen onszelf af!’. Ferdi De Ville fileert deze uitspraak en wijst op drie problemen ervan.

‘We schaffen onszelf af!’ is tegenwoordig een populaire uitspraak, vooral op sociale media. Voor wie er niet mee vertrouwd is: opgepikt uit de titel van een ophefmakend boek uit 2010 van voormalig SPD-politicus Thilo Sarrazin ‘Duitsland schaft zichzelf af’, wordt het regelmatig als verontwaardigde reactie gebruikt wanneer een bepaalde toegeving door ‘ons’ aan de multiculturele samenleving wordt vermoed.

Een Pietenpact? ‘We schaffen onszelf af!’.

Geen kerststalletje in een gemeentehuis? ‘We schaffen onszelf af!’

‘Winterpret’ in plaats van ‘Kerstmarkt’? ‘We schaffen onszelf af!’

‘Wereldvreemde rechters’ vellen een oordeel tegen een visumweigering? ‘We schaffen onszelf af!’.

Behalve dat bovenstaande voorbeelden illustreren dat de uitspraak nogal overdreven, zelfs hysterisch wordt gehanteerd, wil ik in deze column drie problemen ervan aankaarten. Ten eerste de kwestie: wat is ‘onszelf’? Ten tweede het feit dat de uitspraak inconsistent wordt toegepast. Ten slotte dat het niet alleen een onjuiste, maar ook een gevaarlijke stelling vormt.

Wat is ‘onszelf’?

Om te kunnen beoordelen of we onszelf aan het afschaffen zijn, moeten we natuurlijk weten wat ‘ons’ wil zeggen. Dat is een vraag waar Europese landen al een tijdje mee worstelen. In Nederland en Frankrijk werden er lijvige rapporten over geschreven zonder een duidelijk antwoord te bieden. In eigen land stelde Patrick Dewael in volle asiel- en terreurcrises voor om in een voorwoord bij de Grondwet de grondwaarden van onze samenleving te expliciteren.

Het valt te verwachten dat we daar ook niet over eens zullen raken. We kunnen natuurlijk refereren naar zeer algemene principes (zoals in de beruchte Nieuwkomersverklaring) – vaak wordt verwezen naar de verlichtingswaarden ‘vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid’ – maar die zijn dan ook weinigzeggend. Wanneer het concreter wordt, ontstaan meningsverschillen, en niet enkel tussen ‘onszelf’ en nieuwkomers, maar ook onder ‘onszelf’, en zelfs in het hoofd van individuen.

Vrijheid van meningsuiting? Die wordt verdedigd wanneer het gaat over het recht om te beledigen, maar niet om sympathie te tonen met Syriëstrijders.

Vrijheid van meningsuiting? Die wordt verdedigd wanneer het gaat over het recht om te beledigen, maar niet om sympathie te tonen met Syriëstrijders. Scheiding tussen kerk en staat? Heilig (excusez le mot) tegenover de hoofddoek in overheidsgebouwen, maar net niet wanneer het gaat over de kerststal.

Onze normen en waarden zijn ook niet onveranderlijk, en dat pleit tegen ze op te nemen in een moeilijk te wijzigen document als de Grondwet. Ironisch is dat de grootste pleitbezorgers voor onze normen en waarden daar zelf het mooiste bewijs voor leveren. Zij die nu vurig de gelijkheid tussen man en vrouw verdedigen en respect voor alle seksuele geaardheden bepleiten, hielden er niet zo lang geleden nog heel andere opvattingen op na. Had de uitspraak toen al in de mode geweest, is het niet onwaarschijnlijk dat ze op de ‘Gay Parade’  hadden gereageerd met ‘we schaffen onszelf af!’.

Dit toont al dat de verdedigers van onze normen en waarden zich daarbij regelmatig aan inconsistentie bezondigen. Bij sommigen is er ook een glasheldere contradictie tussen hun opvattingen over hoe we moeten omgaan met onze culturele en sociaaleconomische eigenheid.

Veranderen om te blijven bestaan… of niet?

Vrijheid van meningsuiting, de scheiding tussen religie en staat en gelijkheid tussen man en vrouw zijn normen (ook wel eerste generatie mensenrechten genoemd) die tot stand kwamen vanaf de 19e eeuw bij het installeren van liberale democratieën (maar soms pas ver in de 20e eeuw effectief werden gerealiseerd, en in het geval van gelijk loon voor gelijk werk zelfs vandaag nog onvolledig). Ze zijn op verschillende continenten aanwezig en dus bezwaarlijk uniek aan ‘ons’ te noemen.

Meer dan de liberale democratie is de welvaartsstaat uniek aan (West-)Europa.

In de 20e eeuw en vooral na de tweede wereldoorlog werd bovenop de liberale democratie ook een welvaartsstaat gebouwd (met tweede generatie mensenrechten). Meer dan de liberale democratie is de welvaartsstaat uniek aan (West-)Europa.

Je kan dus stellen dat de welvaartsstaat een belangrijke eigenschap van onze collectieve identiteit vormt.

Wat is nu de reactie van velen die stellen dat we geen strobreed mogen toegeven op onze bestaande normen en waarden (hoe moeilijk die ook te definiëren zijn), dat zelfs maar een beetje culturele tolerantie of aanpassingsbereidheid ons op een hellend vlak richting het afschaffen van onszelf plaatst?

Wel, dat we de welvaartsstaat moeten aanpassen aan de huidige realiteit om ze te kunnen behouden. Dat we ons nu eenmaal niet kunnen afschermen van buitenlandse invloeden (globalisering) en we ons net flexibel en open moeten opstellen om te floreren in de huidige wereld.

Voor het opschudden van de economie en welvaartsstaat door goederen, diensten en ideeën die van over de hele wereld, zonder toestemming te vragen, over onze grenzen komen, hebben we zelfs een nieuw positief modewoord bedacht: disruptie! Daar moet niet eerst een draagvlak voor gecreëerd worden, neen, daar moeten we als maatschappij en – vooral – als individu maar (met een ander recent buzzwoord) resilient (weerbaar) tegen zijn.

Zelfvervullende apocalyptische voorspelling

Natuurlijk zijn we onszelf niet aan het afschaffen. Vaak stellen zij die dat beweren dat de ‘multiculti’s’ aan zelfhaat lijden, een laag beeld zouden hebben van ‘onszelf’. Ik zou stellen dat wie onze normen en waarden gelijk stelt aan kerststal en zwarte piet net een nogal beperkte kijk op onze collectieve eigenheid heeft.

Dat betekent ook dat we niet lacherig mogen doen over die uitspraak. ‘We schaffen onszelf af!’ is een gevaarlijke stelling.

De tegenstrijdigheden in uitlatingen over normen als vrijheid van meningsuiting en scheiding tussen kerk en staat en tussen opvattingen over onze culturele en sociaaleconomische kenmerken, tonen dat er een andere agenda dan trots op onze maatschappij schuilt achter de uitroep ‘we schaffen onszelf af!’. Een agenda die meer gebaseerd is op haat tegenover ‘de ander’ dan op eigenliefde.

Dat betekent ook dat we niet lacherig mogen doen over die uitspraak. ‘We schaffen onszelf af!’ is een gevaarlijke stelling (net als over bevolkingsgroepen spreken als een ‘kanker’).

Het schept een sterke apocalyptische angst die tot polarisering en zelfs geweld kan leiden. En op die manier ultiem een zelfvervullende voorspelling dreigt te worden.

Ferdi De Ville is docent Europese Politiek aan de Universiteit Gent en kernlid van Denktank Minerva.