Een eerbetoon voor de doden, als hulde aan het leven
“‘De toekomst is niet hopeloos, hoop schuilt in onze kinderen’
'Wij blijven dezelfde domme fouten maken en telkens denken we aan de gevolgen te ontkomen. Maar de toestand is niet hopeloos', mijmert columniste Bieke Purnelle onder een onverstoorbare beuk op een begraafplaats. 'Dat wij niet zonder elkaar kunnen, is duidelijker dan ooit.'
Is de mens een solitair of juist een solidair wezen? Onder een onverstoorbare beuk op een begraafplaats beseft columniste Bieke Purnelle hoezeer wij pas bestaan in verbinding met anderen. De pandemie heeft haar vertrouwen in de volgende generatie, de kinderen die zich er niet bij neerleggen dat we fouten zullen blijven maken tot we verdoemd worden, danig aangesterkt. ‘Jongeren begrijpen dat menselijke waardigheid niet relatief is en gebruiken hun stem om te roepen tot ze gehoord worden, ook wanneer het niet over hen gaat.’
Al dagen heb ik geen letter op papier gekregen, geen woord bedacht dat het tikken waard is. Alsof ik geen vat krijg op mijn gedachten, omdat ze ijl en vluchtig zijn, als wolkjes adem in de vrieskou.
Tot ik vanochtend onder een ruisende beuk op de begraafplaats in Oostakker ga zitten. Niet om er iemand te begraven of te herdenken, maar om te luisteren naar een poëtisch en muzikaal Adieu: een eerbetoon voor de doden, als hulde aan het leven. Tussen honderden graven van mensen die ik niet ken, luister ik naar de woorden van anderen die wel een taal hebben gevonden voor hun gedachten.
Ik denk aan al het afscheid dat hier verzameld ligt, aan al het hartzeer en de rouw die tussen de treurwilgen dwalen. Ik vraag me af wie hier gemist wordt en wie er is vergeten. Hoe zij hebben geleefd, geliefd, gelachen en gehuild. Of hun leven het verdriet waard is geweest. Wat is een waardig leven? Wat is een leven waard?
Fundamenteel onaantastbaar
Ik denk aan wat ik in de weekendkrant gelezen heb. Drie keer heb ik de zinnen herlezen, om mezelf ervan te vergewissen dat het er werkelijk stond. ‘Je hebt maar één absoluut grondrecht: het recht op leven. De andere grondrechten zijn relatief omdat ze tegen elkaar afgewogen moeten worden.’
Ik heb me meermaals in wijselijke stilte afgevraagd waarom mensen het belang van hun grondrechten pas begrijpen als het hun eigen vrijheden betreft.
Ooit heb ik mijn leerlingen van het vijfde jaar Zorg geleerd wat grondrechten zijn. Ik heb hen geduldig uitgelegd dat mensenrechten fundamenteel onaantastbaar zijn, noodzakelijk voor onze vrijheid en voor een menswaardig bestaan.
Zelden is zo pijnlijk duidelijk hoezeer wij verknocht zijn aan onze vrijheid dan wanneer iemand die vrijheid aan banden wil leggen. Wat we allemaal niet mogen, beheerst onze dagen: wie we mogen zien en vanop welke afstand, waar we mogen zijn, waar niet en wanneer dan precies. Voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog valt het woord avondklok, een woord dat wij enkel kenden uit de literatuur, waarover wij alleen wisten wat ons verteld en geleerd was.
Temidden van het aanzwellende protest tegen avondklokken en de mondkapjesplicht heb ik me meermaals in wijselijke stilte afgevraagd waarom mensen het belang van hun grondrechten pas begrijpen als het hun eigen vrijheden betreft. De vrijheid om op een zondagochtend op een begraafplaats onder een boom naar een aria te luisteren, bijvoorbeeld. De vrijheid om daarna weer op te staan en naar huis te gaan, omdat er een huis is om naartoe te gaan.
‘Wat gebeurt er als je dood bent?’, vroeg mijn oudste kind eens tijdens het avondeten. ‘Kan je dan nog dingen doen?’ Ik weet dat niet, bekende ik eerlijk, maar ik denk van niet. Daarom doe je beter alvast wat je wil doen terwijl je nog leeft, voor de zekerheid. Daarna somde mijn zoon op wat hij nog allemaal wilde, een lijstje vol plezier. Ik vond het nodig hem erop te wijzen dat het leven niet altijd leuk hoefde te zijn, dat hij niet het centrum van de wereld was, dat niet alles over hem ging. Vooral dat laatste bleek een schokkende mededeling.
Hier zit ik dan, tussen honderden dode mensen die niets meer kunnen doen, niet de leuke dingen op het lijstje van mijn kind, niet de noodzakelijke dingen die ze vast belangrijk vonden. Er bestaat geen vrijheid in de dood. Om vrij te zijn, moet je leven. Je kunt hooguit vrij sterven.
Klimaatmars in Brussel op 24 oktober 2019. ‘Ze waren niet tegen te houden, de klimaatjongeren: niet door matrakken en waterkanonnen, niet door het afkeurend geknor van nette burgers.’
© Belgaimage / Thierry Roge
Waardigheid is een voorwaarde
Ik denk terug aan het zinnetje dat me zo irriteert, over het recht op leven als enige absolute grondrecht. Een zinnetje van niets, waar zoveel mis mee is. Een zinnetje dat elke betekenis onttrekt aan het woord en het begrip “leven”. Een zinnetje dat doet alsof menselijke waardigheid niet bestaat, niet cruciaal is in een mensenleven. Waardigheid is een voorwaarde. Het leven wordt niet onvoorwaardelijk geleefd.
Wie zichzelf een leven in vrijheid en veiligheid wenst, kan en mag het een ander niet misgunnen, laat staan onthouden.
Het is niet nieuw en al evenmin toevallig dat de menselijke waardigheid gerelativeerd en bedreigd wordt. Veilig en gegarandeerd is ze nooit geweest. Ze is steeds het onderwerp van debat, van een hardhandige en vaak bloederige strijd.
Ze kost levens, veel te veel. Dat zal ze blijven doen, omdat ze nooit voorgoed verworven is. Altijd zullen er mensen zijn die voor haar vechten, altijd zullen er mensen zijn die haar bevechten.
Een leven in vrijheid en veiligheid, een leven dat de moeite van onvermijdelijke pijn, verlies en rouw waard is geweest. Wie zichzelf zo’n leven wenst, kan en mag het een ander niet misgunnen, laat staan onthouden.
Misschien schuilt het grootste gevaar voor de mens en de menswaardigheid niet in de dodelijke gevolgen van een pandemie, maar in de noodzaak om ons terug te plooien op onszelf, in al dan niet toegelaten bubbels samen met een handvol naasten. Het is een manier van leven die naadloos aansluit bij de ideologie dat de mens in essentie een solitair en zelfzuchtig wezen is, dat gedijt in competitie en concurrentie met anderen, enkel loyaal aan zichzelf.
Daartegenover staat het geloof in de mens als solidair en sociaal wezen, dat zich optimaal ontwikkelt en realiseert in verbinding met de ander. Het is een geloof dat weleens ten onrechte het verwijt krijgt naïef te zijn.
Lockdowns en quarantaines mogen dan noodzakelijk zijn om een pandemie in te dijken, voor het geluk en het geestelijk welzijn blijken ze nefast. Dat wij niet zonder elkaar kunnen, is duidelijker dan ooit. Er is vurig gemist en met evenveel vuur geholpen. Menswaardigheid bestaat bij de gratie van mensen die haar helpen, haar uitdragen en voor haar op de barricaden springen. Ze heeft ons even hard nodig als wij haar.
Op het eerste zicht lijken het beroerde tijden voor haar aanhangers, bedenk ik onder de onverstoorbare beuk. Hoeveel mensen zijn wij vergeten, hoeveel voorbije levens blijken achteraf niet waardig genoeg te zijn geleefd? Levens van oudere mensen die om zes uur ’s avonds naar bed moeten omdat er daarna niemand meer tijd voor hen heeft. Levens van mensen die die levens op het spel hebben gezet op zoek naar waardigheid, maar in de plaats daarvan een uitzichtloos niemandsland hebben gevonden. Levens van mensen op plekken waar niemand wil zijn en waar elke nieuwe dag naar de dood stinkt.
Wat is het moeilijk om te geloven in de menselijke waardigheid wanneer die zo wordt belaagd.
Klimaatmars in Brussel op 6 maart 2020, net voor de lockdown. ‘Zelden leek de wereld zo’n beroerde plek om in op te groeien.’
© Belga / Charlotte Gekiere
Koppig en weerbarstig
Dan denk ik aan mijn kinderen. Ze zeggen dat kinderen sneller groeien in de zomer. Ik denk dat ze gelijk hebben. Misschien is het omdat ik hen een half jaar lang zo dicht bij me had en hen bijna letterlijk zag opschieten uit hun kleren. Misschien hadden hun pezige kinderlijven plots energie bij de vleet, nu zoveel actie uit hun leven was verdwenen.
Ook voor hen waren het verwarrende, soms beangstigende tijden. Ik weet niet zeker of ik daar genoeg bij stilgestaan heb, of ik genoeg met hen heb gepraat over wat zich afspeelde in hun razendsnel groeiende brein en in hun bange hart, aan de zijlijn van zoveel brandend nieuws. Zelden leek de wereld zo’n beroerde plek om in op te groeien.
Toch is dat wat ze deden: groeien, even koppig en weerbarstig als de hardnekkige braamstruiken in onze tuin. Tijdens nieuwsuitzendingen vol coronadoden, politiegeweld en hemeltergend laffe leiders heb ik me afgevraagd af hoe zij naar de toekomst kijken. Ik schaam me een beetje voor de puinhoop die wij, volwassenen, voor hen achterlaten.
Ooit vertelde ik hen het verhaal van Sisyphus, een personage uit de Griekse mythologie, die de fout beging de goden uit te dagen. Keer op keer wist hij aan hun wraak te ontsnappen, tot hij uiteindelijk gestraft werd en tot het einde der tijden een rotsblok een berg moest opduwen, opnieuw en opnieuw. Ik vertelde hen dat wij mensen allemaal een beetje Sisyphus zijn. Wij blijven dezelfde domme fouten maken en telkens denken we aan de gevolgen te ontkomen.
De toestand is niet hopeloos, besluit ik na deze herinnering, want er schuilt hoop in de kinderen. In de manier waarop ze geërgerd met hun ogen rollen wanneer ze zelfgenoegzame leiders onzin horen uitkramen. In hun bevlogen discussies over dieren eten en uitlaatgassen. In hun oprechte woede over armoede, racisme en hokjesdenken. In hun bezorgdheid over bosbranden of de hoeveelheid water die nodig is om een biefstuk te produceren.
Over een aantal jaar zullen mijn kinderen even oud zijn als de jongeren die ik de afgelopen jaren onbevreesd op straat zag komen. Ze waren niet tegen te houden, de klimaatjongeren: niet door matrakken en waterkanonnen, niet door het afkeurend geknor van nette burgers. Stuk voor stuk zijn het jonge mensen die de wereld die zij niet hebben bedacht niet goed genoeg vinden. Ze begrijpen dat menselijke waardigheid niet relatief is en gebruiken hun stem om te roepen tot ze gehoord worden, ook wanneer het niet over hen gaat. Omdat zij begrepen hebben dat alles uiteindelijk over iedereen gaat.
Wat kunnen wij hen vertellen, hoe spreken we hen moed in, de kinderen van vandaag die morgen onze fouten erven?
Stel alles in vraag.
Leer.
Denk na.
Verplaats je in de ander.
Omring je goed.
Rust.
Wees gul.
Wees dapper.
Wees geduldig.
Heb lief.
***
Over de auteur
Bieke Purnelle is freelance journaliste, directeur voor het Kenniscentrum voor gender, feminisme en gelijke kansen RoSa en sinds 2016 vaste columniste voor MO*. Ze schrijft over grote en kleine maatschappelijke thema’s en hoe die elkaar kruisen. Eerder stond ze negen jaar in het onderwijs.
Deze column verscheen in de speciale editie van MO*magazine. Als je proMO* wordt of als je het al bent, krijg je een print-exemplaar van dit unieke magazine toegestuurd.
Door proMO* te worden, maak je de journalistiek van MO* mee mogelijk. Voor slechts € 4 per maand of € 50 per jaar zorg je er mee voor dat onze website voor iedereen toegankelijk blijft en dat onze journalisten en medewerkers hun werk kunnen doen. Word nu proMO*.