Sport is politiek

Column

Niets doen is ook politiek

Sport is politiek

Sport is politiek
Sport is politiek

De bewering dat toernooien en wedstrijden apolitiek zijn of horen te zijn is absurd, vindt MO*columniste Bieke Purnelle. Sport en politiek zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het verhaal van de sport leest als een omnibus vol onversneden politieke beslissingen.

© Brecht Goris

Bieke Purnelle

© Brecht Goris

De bewering dat toernooien en wedstrijden apolitiek zijn of horen te zijn is absurd in het licht van de geschiedenis van de sport, vindt MO*columniste Bieke Purnelle. Sport en politiek zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het verhaal van de sport leest als een omnibus vol onversneden politieke beslissingen.

De sportzomer draait stilaan op volle toeren. Regenboogkleuren en knielende voetballers verhitten de gemoederen. Sport, en dus ook, of vooral sporters, moeten zich ver weg houden van politiek en activisme, zo luidt het her en der. Politiek en sport mixen zou “gevaarlijk” zijn. Sport wordt soms voorgesteld als een soort vredig lalaland van neutraliteit en vreedzaamheid waar alle mensen broeders en zusters zijn in de gelijke strijd om een beker of een medaille, een claim die niet gewoon twijfelachtig, maar feitelijk en historisch onjuist is.

Diplomatieke en politieke motieven speelden altijd een grote, vaak zelfs primordiale rol.

Sport en politiek zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Van bij de allereerste sportmanifestaties in de geschiedenis maakte politiek en activisme deel uit van het spel. Sport was nauw verbonden met het politieke, religieuze en militaire leven in het oude Griekenland. De eerste Olympische Spelen waren dan ook vaak het toneel van allerlei politieke intriges. Zo beschrijft de Griekse historicus Pausanias het verhaal van de atleet Sotades, die zich tijdens de Spelen liet omkopen om voor een rivaliserende stad uit te komen.

In 393 na Christus maakte de christelijke Romeinse keizer Theodosius I een einde aan de Olympische Spelen, die hij beschouwde als een heidense traditie die verboden moest worden.

De bewering dat toernooien en wedstrijden apolitiek zijn of horen te zijn, is absurd in het licht van de geschiedenis van de sport. Wie de wedstrijd organiseerde en met welke belangen voor ogen, wie mocht deelnemen en vooral wie niet: diplomatieke en politieke motieven speelden altijd een grote, vaak zelfs primordiale rol.

In 1896 gebruikten de Grieken “hun” Olympische Spelen om te tonen dat ze na eeuwenlange strijd tegen en bezetting door de Turken eindelijk onafhankeljk waren door Turkije niet uit te nodigen. De Belgen deden hetzelfde met de Duitsers in 1920 en na WO II.

Hoe apolitiek waren de Olympische Spelen in Berlijn van 1936, waar Adolf Hitler de openingsceremonie leidde en tal van Duits-Joodse atleten werden geweerd?

Hoe neutraal waren de Olympische Spelen van 1980 in de Sovjet-Unie die door zo’n 50 landen werden geboycot omwille van de sovjet-invasie in Afghanistan?

Ironisch genoeg nemen de mensenrechtenschendingen net toe wanneer grote en prestigieuze manifestaties plaatsvinden.

Zuid-Afrika werd jarenlang, van 1964 tot 1988, geboycot omwille van het apartheidsregime. Het verhaal van de sport leest als een omnibus vol onversneden politieke beslissingen. Sport wordt al eeuwen ingezet als troef, straf of drukkingsmiddel in de strijd om macht.

Er valt heel wat te zeggen over de keuzes die in de loop van de sportgeschiedenis zijn gemaakt door overheden, sportbonden en olympische comités allerhande. De organisatie van Olympische Spelen, wereldkampioenschappen en andere grote sportmanifestaties op plekken waar mensenrechten een voetnoot in de grondwet zijn en flagrant worden geschonden, is geen neutrale keuze en zorgt al decennia voor commotie en debat. Zo gaan er al sinds 2012 stemmen op voor een boycot van het WK voetbal in Qatar van 2022 omwille van de talloze manieren waarop het land de mensenrechten schendt.

Grote internationale sportevents dienen vaak om het besmeurde blazoen van landen op te poetsen en sjofele imago’s schoon te vegen. Ironisch genoeg nemen de mensenrechtenschendingen net toe wanneer grote en prestigieuze manifestaties plaatsvinden. Gedwongen huisuitzettingen en utbuiting van arbeiders ten voordele van stadions en andere infrastructuur zijn geen uitzondering. Tegelijk wordt elke vorm van publieke dissidentie extra krachtig onderdrukt wanneer het land in de schijnwerpers staat. Sport is niet voor iedereen een feest.

Mensenrechten, meer bepaald de schending van die rechten, discriminatie en onrecht zijn niet weg te denken uit de sport, met name omdat sport ook over macht gaat. En dus over politiek.

Sporters hebben altijd al weerspiegeld wat heerste, broeide en wrong in de samenleving.

Met die institutionele politieke macht en het misbruik ervan hebben mensen doorgaans veel minder moeite dan met het uitdagen van de macht door individuen.

Tegenover de uitgesproken politieke aspecten van de sport staan namelijk atleten, de meesten veel minder machtig dan de overheden en de bonden die aan de touwtjes trekken. Toch hebben sporters van in den beginne gebruik gemaakt van de visibiliteit die het uitoefenen van hun sport hen bood om standpunten in te nemen en onrecht aan te klagen. Sporters hebben altijd al weerspiegeld wat heerste, broeide en wrong in de samenleving. Tal van atleten uit de sportgeschiedenis hebben zich op een of andere manier uitgesproken of verzet tegen onrecht dat henzelf en anderen te beurt viel.

Aan het begin van de twintigste eeuw werden vrouwen nog steeds grotendeels uitgesloten van deelname aan de Olympische Spelen. Maar de eerste globale feministische golf bracht de heikele kwestie ‘vrouwen in de sport’ op tafel. Tijdens de Olympische Spelen van Amsterdam van 1928 bestond het deelnemersveld voor 10 procent uit vrouwen. Die kentering kwam er niet zonder slag of stoot, maar na volgehouden dissidentie van tal van vrouwelijke atleten die uit protest tegen de marginalisering van vrouwelijke sporters hun eigen aparte Spelen organiseerden.

Alice Milliat, een Franse atlete en activiste, richtte in 1921 de Fédération Sportive Féminine Internationale (FSFI) op, de organisatie achter vier opeenvolgende alternatieve Spelen (1922 in Parijs, 1926 in Göteborg, 1930 in Praag en 1934 in Londen), een historisch feit dat schromelijk in de vergeetput belandde.

In 1967 nam Kathrine Switzer als eerste vrouw ooit onrechtmatig deel aan de Boston marathon, vijf jaar voor vrouwelijke lopers officieel toegelaten werden. Een official probeerde haar uit de wedstrijd te halen, maar werd getackled door haar meelopende vriend. Het leverde een van de meest iconische persfoto’s uit de sport op.

Wielrenner Yvonne Reynders werd in de jaren vijftig als vrouw niet toegelaten op de wielerpiste. Toen ze toch stiekem deelnam aan een wedstrijd, uitgedost als man, werd ze uit het Sportpaleis gezet.

Tijdens de Olympische Spelen in Mexico van 1968 verschenen Tommie Smith en John Carlos tijdens het Amerikaanse volkslied met gebalde vuist en zonder schoenen op het podium, uit protest tegen de armoede van zwarte Amerikanen, een actie waarna ze als stoute schooljongens huiswaarts werden gestuurd. Nog zo’n iconisch beeld.

Tennislegende Billie Jean King dreigde in 1973 de US Open te boycotten als ze vrouwen niet hetzelfde prijzengeld zouden geven als mannen, en richtte de Women’s Tennis Association op, een organisatie die ijverde voor de rechten van vrouwelijke tennisspelers.

Khalida Popal, aanvoerder van het nationale vrouwenvoetbalteam van Afghanistan, werd in 2011 verbannen omwille van haar activisme voor vrouwenrechten en leeft sindsdien in ballingschap in Denemarken.

In 2012 greep het Olympische turnteam van de VS een gouden medaille. De vjf jonge vrouwelijke atleten namen die gelegenheid te baat om het seksueel misbruik door trainer Larry Nassar openlijk aan te klagen, een dappere getuigenis die een van de grootste misbruikschandalen uit de sportgeschiedens aan het licht bracht.

Niets doen is ook politiek, in haar lafste vorm.

Wielrenners als Kathryn Bertine, Iris Slappendel en Marianne Vos ijveren al jaren luid en onvermoeibaar voor gelijke rechten en mogeljkheden voor vrouwen in de wielersport, door middel van petities, opinies en een eigenhandig opgerichte vakbond voor vrouwelijke wielrenners.

In 2017 verzetten baskettoppers Brittney Griner en Layshia Clarendon zich in een scherp opiniestuk tegen het inperken van de rechten van LGBTQI in Texas.

Basketlegende LeBron James onpopte zich tot een van de meest uitgesproken atleten van zijn generatie. Zijn team droeg hoodies uit protest tegen de dood door politiegeweld van Trayvon Martin en zelf kwam hij prominent in beeld in een ‘I can’t breathe’-shirt na de dood van Eric Garner. In 2020 stond hij mee aan de wieg van ‘More than a Vote’, een organisatie van zwarte atleten en artiesten tegen systemisch racisme in de VS.

Toptennisster Naomi Osaka droeg op de US Open van 2020 zeven ronden lang telkens een ander mondkapje, met daarop steeds een andere naam van een slachtoffer van racistisch politiegeweld in de Verenigde Staten.

Althea Gibson, Arthur Ashe, Jackie Robinson, Bill Russell, Kareem Abdul-Jabbar, the Syracuse Eight, Serena Williams, Colin Kaepernick, Megan Rapinoe , Lewis Hamilton, Romelo Lukaku, Emma Meesseman en talloze andere atleten in het oude en recente collectieve sportgeheugen hebben een punt gemaakt van gelijkheid en rechtvaardigheid. Niet omdat ze zo nodig aan politiek wilden doen, maar omdat sporters niet in een vacuum leven. Ze staan midden in de samenleving en velen van hen zelf komen dagelijks in conflict met onderdrukking, uitsluiting en discriminatie in en rondom de sport.

Zolang ongelijkheid en onrechtvaardigheid de samenleving verdelen en mensen onderdrukken, zullen mensen, en dus ook sporters, zich verzetten tegen dat onrecht, tot spijt van al wie het benijdt en enkel hersenloos geëntertaind wil worden.

Tot slot zijn er vragen te stellen bij het slordige gebruik van het adjectief “politiek”. Je uitspreken voor gelijkheid en tegen racisme: is dat politiek? Welja. Het persoonlijke is immers politiek. Maar wie geen graten ziet in grootschalige schendingen van fundamentele mensenrechten, maar op de kast kruipt wanneer die universele rechten worden verdedigd, hoe symbolisch ook, doet zelf bij uitstek aan politiek. Niets doen is ook politiek, in haar lafste vorm.