’t Is voor iedereen gelijk

Column

Quota helpen om het keerpunt te bereiken

’t Is voor iedereen gelijk

’t Is voor iedereen gelijk
’t Is voor iedereen gelijk

Diversiteit en duurzaamheid, schrijft MO*columniste Fei Lauw, zijn begrippen die in magazines, brochures en op websites vaak ter afwerking ergens losjes over worden gestrooid, zoals Parmezaanse kaas op pasta.

© Konstantinos Tsanakas

‘Deze maatschappij heeft een ambigue houding tegenover gelijkheid. Ik zou het zelfs een beetje toxisch durven noemen.’

© Konstantinos Tsanakas

Hoeveel gelijke behandeling krijgen mensen echt?, vraagt MO*columniste Fei Lauw zich af. En is het een goede zaak om bijvoorbeeld steeds de aandacht te vestigen op onze verschillen, onze diversiteiten? Het is eigenlijk paradoxaal, want je bereikt geen eenheid zonder aandacht te hebben voor de verscheidenheid.

Deze column is ook te beluisteren:

Wat heeft een lange rij wachtende vrouwen aan het vrouwentoilet gemeen met raciaal stereotyperende plaatjes in een schoolboek? Beide zijn geen gezellige situatie, dat is alvast waar. Ook waar is dat een groot deel van de lezers zich door deze twee voorbeelden alvast niet aangesproken voelt, want ze raken niet aan hun leefwereld.

En daar heb je het antwoord: de twee situaties hebben een gemeenschappelijke deler, namelijk het gebrek aan inleving. Wellicht omdat in de meeste gevallen de mensen die hadden kunnen wijzen op de structurele problemen stomweg niet bij de brainstormsessie waren.

Spreidstand voor de gelijkstand

Deze maatschappij heeft een ambigue houding tegenover gelijkheid. Ik zou ze zelfs een beetje toxisch durven te noemen. Wanneer de vraag naar gelijkheid en gelijke kansen wordt gesteld, blijkt dat veelal “moeilijk” te zijn. Gelijkheid tussen mannen en vrouwen, mensen van hier en van daar … Moeilijk, moeilijk. Maar anderzijds vegen ze een gegeven situatie snel onder de mat der gelijkheid zodra je als burger vraagt naar een menselijke of individuele aanpak.

Toen ik laatst een lachwekkend hoge boete wilde aanvechten, en daarbij mijn burgerlijke en sociale situatie in de ring gooide, luidde het antwoord van de parkeermaffia: ‘Wij hanteren het gelijkheidsprincipe’. Iedereen betaalt evenveel voor dezelfde overtreding. Los van hoeveel gelijkaardige misstappen je al begaan hebt, los van je inkomen. Iemand met een netto-inkomen dat vijf keer het mijne bedraagt betaalt dus “evenveel”.

Eenzelfde verhaal toen de school signaleerde dat onze zoon een Buzzy Pazz moest meenemen op de volgende uitstap met de bus. Mijn zoon, geboren en getogen in Gent, die school loopt in Gent, wiens vader in Gent woont, krijgt géén gratis pasje zoals alle andere Gentse jongeren tussen 6 en 14 jaar, want zijn onverlaat van een moeder verhuisde naar een andere stad.

Bij de online helpdesk van De Lijn staat niets in het script over gescheiden ouders die niet meer in dezelfde gemeente wonen.

Vijf chatbots en evenveel helpdeskmedewerksters later krijg ik nog steeds hetzelfde hemeltergende antwoord: ‘Maar u woont niet in Gent…’

Ík niet meer, mijn kind grotendeels wel. Dat zijn domicilie bij zijn moeder staat is zo’n praktische beslissing (die eigenlijk voortgevloeid is uit rigide genderrollen, maar laat ik niet afwijken).

De Lijn gaat dus uit van het klassieke kerngezin. Moeder en vader op één adres. Bij de online helpdesk staat niets in het script over gescheiden ouders die niet meer in dezelfde gemeente wonen. Ook hier is het voor iedereen gelijk: om recht te hebben op het pasje, moet je domicilie in Gent staan.

Wanneer gelijkheid wordt gebruikt als een parapluutje tegen de vraag naar een menselijke en persoonlijke behandeling duwt ze, net als een stent, de gapende ruimte tussen de verschillende groepen mensen in onze samenleving open.

Niets over ons, zonder ons

Open een magazine, brochure of website en de term ‘diversiteit’, vaak in tandem met ‘duurzaamheid’, staart je aan. Het zijn begrippen die ter afwerking ergens losjes over worden gestrooid, zoals Parmezaanse kaas op pasta.

Of dat per se een goede zaak is zullen, naast temperamentvolle kenners van de Italiaanse keuken, ook experts in sociale cohesie en inclusie fervent kunnen beargumenteren. Hoeveel gelijke behandeling krijgen mensen echt? En is het een goede zaak om bijvoorbeeld steeds de aandacht te vestigen op onze verschillen, onze diversiteiten? Het is eigenlijk paradoxaal, want je bereikt geen eenheid zonder aandacht te hebben voor de verscheidenheid. En ernaar te handelen.

Daarom hebben we zowel inclusie als inclusiviteit nodig. Inclusie betrekt en consulteert iedereen, inclusiviteit is het voetlicht dat continu aandacht geeft aan onze verschillen, dat de diversiteit erkent. Wanneer we willen evolueren als superdiverse maatschappij, wanneer bedrijven die op Internationale Vrouwendag, tijdens Pride-maand of op de naderende Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie inspirerende quotes en foto’s delen écht gewicht willen geven aan hun anders holle woorden … Dan moeten die mensen naar verhouding vertegenwoordigd zijn in hun rangen. Eentje is geentje, en niemand wil het token zijn.

En dat voert me terug naar de lange rij vrouwen aan het toilet. Elk concert, elk feest, elke keer dat je met een volle blaas naar het toilet van een wegrestaurant stormt, is het van dattum. Ondertussen glijden mannen als balzaaldansers in en uit het aanpalende mannentoilet. Wat dóén die vrouwen toch op dat toilet? Ja, sommigen werken aan de wastafel hun make-up bij. Maar dat verklaart nog altijd niet waarom hokjes langer bezet blijven, tenzij je je anno 1980 in Studio 54 bevindt.

De Amerikaanse architect en TED-talkspreker John Cary heeft er een simpele verklaring voor: het leeuwendeel van de architecten zijn mannen. Mannen hebben doorgaans geen of weinig idee van de vrouwelijke behoeftes op een toilet. Hoe je bezoekje aanzienlijk langer kan duren als je je regels hebt, bijvoorbeeld. Boven op nummer een en twee, hebben vrouwen dus een nummer drie. Drie redenen in plaats van twee om naar het kleinste kamertje te moeten.

Wanneer vrouwen geconsulteerd werden, of meer vrouwen openbare gebouwen ontwierpen, dan zouden ze geheid afstappen van een 50/50-verdeling van de toiletruimtes. In België zien we een vrij gelijkmatige verdeling tussen vrouwen en mannen in de vrije beroepen. Behalve in de architectuur, waar slechts 36% een vrouw is. Nochtans is de helft van de studenten die afstuderen in de richting architectuur een vrouw.

De Bouwunie meldt verder dat het aantal vrouwen in de bouw, van aannemers tot schilders, heel beperkt is: net geen 10%. Hoe dat komt? Omdat het een ‘harde mannenwereld’ is, zo op de werf staan. Omdat de uren moeilijk te combineren zijn met de zorg voor een gezin. Omdat er veel haantjesgedrag zou zijn.

Waar het allemaal begint

Dus wat is de zogeheten silver bullet, dan? Dé oplossing voor meer inclusie en inclusiviteit, voor een wereld waarin iedereen verschillend kan en mag zijn zonder te moeten inboeten aan kansen, comfort, gezondheid en waardigheid? Hoe krijgt iemand met een Arabische naam ook vlotjes een huurwoning? En voelt een vrouw zich veilig in de bouwsector?

Die mirakelkogel is er niet. Het wordt een inspanning van ons allemaal. Zeker in de komende tijden, waarin naar stemmen hengelende politici onze verschillen zullen uitspelen.

Er is veel kritiek op diversiteitsquota. Voornamelijk door middelmatig presterende, witte mannen.

Van boeken tot artikels, over muziek, theater, films en advertenties: het moment is aangebroken om de juiste verhalen te vertellen mét de juiste mensen. Wanneer een gereputeerde uitgeverij schoorvoetend moet toegeven dat een schoolboek racistische stereotypen bevat omdat het een herdruk betreft van tijden waarin ze die bril nog niet op hadden, dan weet je: er was bij het proces van die herdruk eenvoudigweg niemand op de vloer bij wie het lichtje ging branden.

Omdat ze niet doordrongen zijn van de gevaren van stereotypering? Heel goed mogelijk. Maar vooral omdat niemand van kleur in de juiste positie zit.

Je hoort weleens dat bepaalde mensen aangeworven zijn om de diversiteitsquota te halen. Er is dan ook veel kritiek op zo’n quota, voornamelijk door middelmatig presterende, witte mannen. Vrouwen, mensen van kleur, mensen met een handicap, kortom iedereen op het diversiteitsspectrum, hebben zich zonder twijfel al die vraag gesteld: kreeg ik de job omdat ik “zo” ben?

Wel, die kans bestaat. En dat is een goeie zaak. Want uit onderzoek naar de mechanismen achter diversiteitsquota blijkt dat ze leiderschapsprototypes helpen doorbreken. U weet wel: wit en mannelijk. En dat leiders dankzij de aanwezigheid van meer diversiteit rondom zich betere resultaten boeken.

Tot slot helpen quota om het keerpunt te bereiken: het punt waarop het aantal mensen uit de anders ondergerepresenteerde minderheidsgroep groot genoeg is om hun impact en mening te laten voelen. Ik schreef het al: eentje is geentje. Met wat meer gewicht in de schaal worden geen racistische schoolboeken meer gedrukt. En wordt de rij aan de vrouwentoiletten eindelijk korter.