“‘IJsberen in de stressvolle mensenzoo’
Als kind zag MO*columnist Hans Van Dyck de gekooide ijsberen rondjes draaien. Vele jaren later ziet hij daarin een beestige les voor mens en dier.
De menselijke aandacht voor dieren getuigt van weinig democratie. Sommige dieren zijn meer gelijk dan anderen. Een Orwelliaanse waarheid als een koe. In de dierentuin wordt de aandacht van de kijkgierige bezoekers allesbehalve evenredig verdeeld. Leeuwen, beren, olifanten en co krijgen het grootste deel van de koek. Minder imposante levensvormen – neem de Californische kuifkwartel – moeten het stellen met de kruimels. Nooit een kijkfile voor hun kooi. Naar een selfie kunnen ze fluiten. Fait divers als het hoogst bereikbare.
In mijn kindertijd heb ik de ijsberen nog zien… ijsberen. Hun stereotiep gedrag van verveeld rondjes draaien en gestresseerd kop schudden zorgde voor een eigen werkwoord. IJsberen dus. Ik ijsbeer, jij ijsbeert, wij ijsberen allemaal. Zo werden de witte kleppers van beren die van nature gedijen in ruige witte landschappen van ijs en sneeuw taalkundig herleid tot gekooide stresskonijnen. In de jagerscultuur van de Inuit staat de ijsbeer voor heel wat anders: wijsheid, kracht en zelfs iets menselijks. Het menselijk brein heeft wat met fictie, daar verandert vrieskou weinig aan. Verhalen bieden een krachtig medium voor sociaal leren.
Zo bestaan er onder Inuits meerdere legendes over de ijsbeer. Wanneer een jager een beer respectvol behandelt, zal de gedode ijsbeer deze boodschap overbrengen naar zijn soortgenoten. Hierdoor zullen ook de andere beren uitkijken om door deze jager gedood te worden. Terwijl ze van een jager die geen respect toont, weg blijven.
Toen ik in Groenland was, leerde ik dat dit respect diepgeworteld zit in hun cultuur want in hun traditionele religieuze beleving worden mensen andere dieren, en omgekeerd. Allemaal beestjes met beurtrollen voor de predator en de prooi. De Denen die ook op Groenland strandden, zagen dat door hun christelijke bril trouwens helemaal anders.
Good old Charles
Kunnen we dichter bij huis iets leren van ijsberen die ijsberen? Jazeker. Er zijn non-fictie lessen te trekken. Wat is precies ijsberen? Een stressvolle omgeving verandert de inwendige, chemische toestand van een organisme. Die veranderingen werken ook in op de zenuwbanen. Op korte termijn is dat een natuurlijk mechanisme, een aangepaste respons. Maar het verhaal wordt anders wanneer de omgevingsstress aanhoudt of extreme vormen aanneemt. Dat kan gebeuren wanneer een wild dier in gevangenschap wordt gehouden. Maar er is variatie tussen dieren – zowel tussen soorten als tussen exemplaren van dezelfde soort.
Dit is geen antropomorfisme, ofwel het projecteren van menselijke beleving op dieren. Emoties en stresshormonen zijn geen exclusieve uitvinding van onze tak in de levensboom.
Persoonlijkheid komt hier om de hoek kijken. Daar verandert een pels of pluimendos weinig aan. Wist u trouwens dat het Charles Darwin was die als pionier publiceerde over emoties bij dieren? Zijn boek The expression of the emotions in man and animals verscheen 145 jaar geleden. ‘Runderen en schapen zijn opmerkelijk in de zin dat ze in zeer geringe mate hun emoties laten blijken, behalve bij uitzonderlijke pijn’, schreef good old Charles al in 1872.
Maar ook de ene omgeving is de andere niet. Daarover werd in dierentuinen al veel kennis vergaard. Dieren kunnen veel stress ondervinden door negatieve prikkels, maar ook door het uitblijven van positieve prikkels. Bij negatieve prikkels kunt u bijvoorbeeld denken aan permanent lawaai. Bij het uitblijven van positieve prikkels kan het gaan om sociaal isolement, verveling, gebrek aan bewegingsruimte. Dit is geen antropomorfisme, ofwel het projecteren van menselijke beleving op dieren. Emoties en stresshormonen zijn geen exclusieve uitvinding van onze tak in de levensboom.
Gouden kooi
Gedragsonderzoekers die nadenken over en experimenteren met de omgevingsomstandigheden waarin dieren leven, spreken over “enrichment” van de kooien. Verrijking dus. Hoe kunnen we negatieve prikkels doen afnemen en positieve prikkels aanbieden? En wat houdt dat dan precies in voor een tapir, een toekan of een kuifkwartel? Het gaat over de zintuigelijke beleving van een geschikte omgeving. Wat als we deze kwestie transplanteren naar het dier in ons?
De Homo sapiens heeft zichzelf gekooid en gedomesticeerd. Als tamme primaat sluiten we onszelf vrijwillig op in kamers en bureaus die enige “verrijking” doorgaans ontberen. Ter compensatie, trekken we enkele weken per jaar een ander register open. Vakantie, afgeleid van het Latijnse woord “vacare” oftewel “vrij zijn”. Even de kooi uit, de vrije natuur in. Of een andere kooi in. Het syndroom van het gekooide vogeltje dat na een rondje vliegen toch weer zijn veilige kooi induikt, is ook onze soort niet onbekend.
Verrijking met meer positieve en minder negatieve prikkels moet ons allemaal inspireren voor de kwaliteit van onze omgeving en onze kooi van morgen.
Tal van studies tonen een zorgwekkende balans van de geestelijke toestand van onszelf als gekooide aap. Tegelijk groeit de belangstelling voor de natuur als antidepressivum. De geur van paddenstoelen, schoppen tegen pakken afgedankte bladeren, herfsttinten op het netvlies, een portie stilte… Hoe brengen we meer van dat in de stad, tuin en in onze kooi? Verrijking met meer positieve prikkels en minder negatieve prikkels moet stedenbouwkundigen, architecten, beleidsmakers en ons allemaal inspireren voor de kwaliteit van onze omgeving en onze kooi van morgen.
In een pas verschenen Amerikaanse studie bleek dat gevangenen die regelmatig naar natuurdocumentaires keken rustiger waren dan hun gekooide soortgenoten die deze beestige placebo niet kregen. Alleen visuele prikkels blijken al invloed te hebben, maar het mag wat meer zijn.
Naar de dierenarts
Het doet me terugdenken aan het boek Zoobiquity. Barbara Natterson Horowitz is een professor cardiologie en werd gevraagd om tussen te komen bij een plots hartfalen. Niks bijzonders in dit metier, zou u denken. Maar de patiënt was geen alledaagse klant. Het betrof een keizertamarin uit de zoo van Los Angeles. Een kleine, Zuid-Amerikaanse primaat met forse, bleke snor. De soort zou enige fysieke gelijkenis vertonen met de Duitse ‘Kaiser’ Wilhelm II. Biologen zijn niet altijd gespeend van enige humor. Door deze gebeurtenis kwam de hartspecialiste in contact met diverse dierenartsen en hun kennis.
Ze leerde dat plots hartfalen door stress een goed bestudeerd fenomeen was bij tal van dieren, terwijl zij als humaan cardioloog nooit gebruik maakte van die kennis. Waarom werken artsen en dierenartsen niet vaker en routinematig samen, vraagt ze zich af in dit boek. Hokjesdenken is wijdverspreid en stevig geïnstitutionaliseerd. Zoobiquity is bedoeld als een soortoverschrijdende benadering die kennis en expertise combineert uit zowel de diergeneeskunde als de menselijke geneeskunde. De ondertitel van het fascinerend boek luidt immers: “What animals can teach us about being human”.
Toen ik als prille tiener bij een schoolvriend ging spelen, stuurde zijn moeder ons naar de apotheek. De apotheker las het briefje en keek onverstoord van over zijn leesbrilletje naar ons en vroeg: ‘Is dat voor duiven of voor kippen?’ ‘Voor ons moeke…’, antwoordde mijn kameraadje verbouwereerd. Inzicht komt met de jaren, maar soms ook niet. Het ene beest is het andere niet.