De ene overlast is de andere niet
“‘Triomf van de verschroeide aarde’
Bie Vancraeynest rolt het jaar in met nieuwe inzichten. Over graffiti en tags, bijvoorbeeld. Zinloos vandalisme voor de ene, een uiting van protest voor de andere.
Bie Vancraeynest
© Brecht Goris
Waar ik heden kantoor houd was voorheen een niemandsland, een strook langs het kanaal met vreemde meubelwinkels en groothandels met bouwmaterialen. Een stuk van de stad dat geprangd zit tussen de dichtbevolkte Noordwijk en de al even dichtbevolkte Molenbeekse Maritiemwijk, twee buurten die door stadssociologen aankomstwijken worden genoemd, maar waar mensen soms decennia blijven hangen.
Van waar je het Brussels gewest binnenvaart tot waar je weer in Vlaanderen bent, op de oevers links en rechts verrijzen luxeappartementen.
Huizenblokken in vreselijke staat staan er naast uitgeleefde huizen die door huisjesmelkers in appartementen zijn onderverdeeld en kantoorgebouwen die steeds leger komen te staan. Althans, zo was het nog niet zo lang geleden. Nu veranderen de dingen in snel tempo. Er is een groot plan voor de oude WTC-torens van Noordwijk, het Maxiliaanpark wordt heraangelegd, de oude Citroën wordt verbouwd tot cultuurtempel, op de ooit zo vervallen Tour en Taxissite opent dra een culinaire campus. De plek waar nu al een aantal jaren een buurtwerking bestierd wordt die de talrijke buurtbewoners van de beide kanten van het kanaal moet bedienen, die bevindt zich ondertussen ingekapseld tussen stevige vastgoedprojecten.
Overal ter wereld wonen mensen graag aan het water, in Brussel doen ze dat zelfs aan het kanaal. Ook al ligt het water er diep omdat de bruggen te laag zijn voor de boten die er onder moeten kunnen varen. Van waar je het Brussels gewest binnenvaart tot waar je weer in Vlaanderen bent, op de oevers links en rechts verrijzen luxeappartementen. Woontorens en loftgebouwen die nieuw worden gebouwd en die even goed aan de Leie in Kortrijk of de Demer in Mechelen zouden kunnen staan. Bouwprojecten met namen die successen uit gelijkaardige waterprojecten uit het buitenland moeten echoën. Canary Wharf of Riverside View.
Voorlopig zitten wij in deze reep bezaaid met bouwkranen en werfketen nog als een veelkleurige, slordige vlek. Zonder glaspartijen en exotische planten, zonder een met marmer beklede vestibule. Het is met foto’s van onze kleurrijke hippe lokalen dat de lofts aan de overkant werden verkocht. En o ironie, het zijn net de bewoners van die lofts die vervolgens hun beklag maken over het zootje ongeregeld aan de overkant waar ze de hele dag op moeten kijken.
De muren van de oude loodsen die nu gedeelde ruimtes zijn voor de buurt, dubbelen ook nog eens als gedoogzones voor graffitispuiters. Dat zorgt ervoor dat mijn werkplek veelkleurig is en er nooit een week hetzelfde uitziet. De perfecte plek dus ook om internationale graffitiprojecten te ontvangen. Zo kampeerde er in het voorbije najaar een week lang een Europees gezelschap dat grafisch werk maakt rond lgtb+ rechten. Ze werkten een week toe naar het omzetten van hun persoonlijke verhalen in prachtige muurschilderijen en “pieces”.
Enkele dagen na het project zie ik hoe twee Spanjaarden ladder op en ladder af nog de laatste hand leggen aan een prachtig schilderwerk.Ik schrik me dan ook een ongeluk als ik luttele weken daarna langs diezelfde muur loop die nog druipt van de blauwe verf. Het is negen uur ’s morgens en de verf is nog nat, dit moet pas gebeurd zijn. Het is alsof iemand een brandblusser met kobaltblauw heeft leeggespoten. Van het oorspronkelijke werk is niets meer te zien. Van op een afstand kan je bijna vier letters ontwaren van een gekende naam. Het is een naam die je, eenmaal je er op let, overal ziet opduiken. Met kwade snelle trekken op muren gekalkt, met verf in een ketchupfles op het fietspad gespoten, met een stift in toilethokjes dik aangezet.
Waarom doet iemand zoiets? Ik begrijp het niet. Het is alsof sommige mensen geen schoonheid verdragen. Is dit homofobie? Zag hij (ik ga ervan uit dat het een man is die alles overkladt) wie er hier zo hard heeft aan gewerkt? Ik post verbolgen de foto’s en een oproep op Facebook. Wie kan me dit uitleggen? Mijn post krijgt likes en boze emoticons eronder. Wat een rotstreek, is de consensus.
Het overspuiten van mooie murals met verf is allicht geen afdoende barrage tegen de oprukkende gentrificatie, maar het is wel het wapen waar deze “artiest” zich van bedient.
Tot iemand ingaat tegen de gedeelde wrevel en afkeuring. Iemand schrijft me dat de stad ook toebehoort aan de nachtmensen. Zij die om vijf uur ’s morgens, gewapend met verfpistool voor zo’n mural gaan staan. Die doen dat niet uit nihilisme maar omdat zij weten wat er volgt op mooie muurschilderingen. Dat die de voorbode zijn van nog meer lofts, van koffiebars en kunstprojecten en mooie pleinen. Een bepaalde erkende vorm van schoonheid, die in de smaak valt van de middenklasse, die is niet onschuldig. Het is een wapen van de vastgoedkoningen en betonboeren die mensen weglokken uit het centrum. ‘Kijk eens, hoe mooi het hier kan zijn!’, lijken ze te zeggen.
Ik heb de blauwe verfstrepen maar op één manier gelezen. Terwijl het een verhaal is met zoveel verschillende kanten. Het overspuiten van mooie murals met verf is allicht geen afdoende barrage tegen de oprukkende gentrificatie, maar het is wel het wapen waar deze “artiest” zich van bedient. Het is de techniek van de verschroeide aarde. Als schoonheid een wapen is, dan kan lelijkheid dat ook zijn. Of een esthetiek die enkel door een kleine groep begrepen wordt. Wie een no go zone creëert, zorgt ervoor dat wie er woont, er kan blijven wonen.
Voer een gesprek over graffiti en je zal te horen krijgen dat als het een mooie tekening is, ermee te leven valt, maar die tags, dat is vandalisme. Een tag, die valt niet te instagrammen.
In een gesprek over de toekomst van de Noordwijk, die volledig in de greep van bouwpromotoren dreigt dicht geplamuurd te worden, gaat iemand nog verder. Om de buurt niet helemaal in handen te geven van de hogere middenklasse dienen die potentiële kopers weggehouden te worden. Door de buurt er vuil te laten bijliggen, door mensen luidruchtig te laten rondhangen. Waar tags en stickers bij de ene groep een onveiligheidsgevoel veroorzaken, wordt een andere groep ermee gerustgesteld: het is hier (voorlopig) nog van ons.
Van wie is de stad?
In de gsm-beelden van de woelige passages van de voorbije nieuwjaarsnacht kan je een groepje jongeren zien dat een Felyxscooter een brandende hoop in duwt; de vlammen likken al snel aan de elektrische scooter. Ik weet niet of deze jongeren er sociale commentaar mee voor ogen hebben, noch of ze iets willen zeggen over de stijgende vastgoedprijzen in hun buurt. Maar ze stellen met hun actie wel een vraag. Aan wie behoren die scooters toe? Wie heeft om die scooters gevraagd? Wie mag ze gebruiken?
Ineens staan ze er, pal in de publieke ruimte. Elektrisch weliswaar maar met even goed een vervuilende oplaadbare batterij. Je hebt een app nodig met een visakaart om die te kunnen ontgrendelen. Na de deelsteps en Uberjumpfietsen alweer een vervoermiddel dat per definitie een groot deel van de Brusselaars uitsluit: al wie onder de 18 is, al wie geen visakaart heeft. Dat zijn echt veel mensen.
Deelsteps en scooters krijgen in sommige buurten dezelfde behandeling als die mooie muurschildering: ze worden op hun ontgrendelschermpjes beklad met verf. Of ze worden het kanaal in geflikkerd. Zinloos vandalisme wordt er geroepen! De bedrijven trekken zich dan terug uit de buurten waar men zo’n tuigen toetakelt. Zo tekent zich op de kaart met de beschikbare voertuigen de lijnen af tussen de wijken waar de dingen netjes zijn en blijven en daar waar nog eens buiten de lijntjes wordt gekleurd. Sommige bewoners voelen dat als een afwijzing, anderen een geruststelling.
Wie invasief overal scooters neerpoot, die wordt als een interessante startup binnengehaald, voor wie die rondslingerende scooters in de fik steekt met oud en nieuw wordt een taskforce opgericht. De ene overlast is de andere niet.
Ik rol het jaar in met nieuwe inzichten. Mooi is soms lelijk en lelijk soms mooi. Een mens kan twee keer naar iets kijken en een derde keer nog iets anders zien. Stickers op telefoonpalen, tags op de muren, een gesaboteerde deelstep. Protest is niet het antwoord, maar ik geloof dat protest de ruimte kan creëren voor het antwoord.
Want die stickers en die tags die zeggen: Niet alles is te koop. De stad is ook van ons. En dat zijn wel legitieme uitspraken.
Het probleem van gentrificatie is niet zozeer wie of wat er komt, maar wie of wat er gedoemd is te verdwijnen door die komst. Ik weiger te geloven dat dit louter natuurlijke processen zijn, die niet tegen te houden zijn of te manipuleren.
Het is nooit te laat om de dingen goed te maken voor iedereen.