De maand van Faïrouz ben Salah
“‘Niemand die me vraagt wanneer ik Arabisch leer of hoe het met mijn integratie gesteld is’
Dankzij haar Nederlandse afkomst geniet MO*columniste en freelance journaliste Faïrouz ben Salah een betere sociale status in Tunesië. Ze wijt het aan een Tunesisch minderwaardigheidscomplex ten opzichte van alles wat westers is. ‘We moeten minder en mogen meer dan Tunesiërs.’
![© Konstantinos Tsanakas](//images.mo.be/sites/default/files/styles/3_2_standard_photo_format/public/field/image/null_147797_zhvoKZ.jpeg?itok=TJSMXd37 " Fairouz ben Salah: 'In Nederland functioneert mijn moeder als een "witwasser". Haar achtergrond duwt mijn sociale status omhoog.'")
Fairouz ben Salah: ‘In Nederland functioneert mijn moeder als een “witwasser”. Haar achtergrond duwt mijn sociale status omhoog.’
© Konstantinos Tsanakas
Dankzij haar Nederlandse afkomst geniet MO*columniste en freelance journaliste Faïrouz ben Salah van een betere sociale status in Tunesië. Ze wijt het aan een Tunesisch minderwaardigheidscomplex ten opzichte van alles wat westers is. Tegelijk voelt ze plaatsvervangende schaamte voor het westerse superioriteitscomplex. ‘We moeten minder en mogen meer dan Tunesiërs.’
‘Alle Tunesiërs lijden aan een minderwaardigheidscomplex’, vertelde mijn vriendin Chaima me onlangs. Tijdens een trouwfeest in Tunis vertelde ze over haar vertrek uit de hoofdstad, ondertussen ruim tien jaar geleden. Ze vertrok om Business Informatics te gaan studeren aan een Parijse universiteit. Ze vertelde hoe ze nadien een baan in de IT-sector vond, in Frankrijk huwde en hoe peperduur de crèche van haar dochtertje van twee was.
Het was haar gelukt ‘om een Frans paspoort te verdienen’, vertelde ze ook. ‘Maar als ik als buitenlandse aanwezig ben op een zakelijke bijeenkomst, voel ik me altijd minderwaardig. En dat is normaal.’
Wie is Faïrouz ben Salah?
Freelance correspondent in Tunesië.
Publiceert regelmatig in Nederlandse dagbladen en voorziet commentaar bij de Nederlandse radio.
Heeft bijzondere interesse voor maatschappelijke bewegingen, klimaatrechtvaardigheid en overlevingsstrategieën van mensen die buiten de norm vallen.
‘Hé?! Hoezo normaal? En hoezo minderwaardig?’, reageerde ik. ‘Ach’, haakte een andere vriend, Lotfi, in op het gesprek. ‘Dat is ons postkoloniaal minderwaardigheidscomplex.’
Daarna viel het gesprek stil. We lieten ons afleiden door het geroezemoes in de ruimte naast ons en het dienblad met water en zoete lekkernij.
Wit als enige bestemming
Maar eenmaal thuis liet het begrip me niet meer los. Ik dacht na over mijn ervaringen en wilde begrijpen wat dat “postkoloniaal minderwaardigheidscomplex” is en doet met iemands sociale status. Het hielp dat er al stapels boeken over zijn geschreven.
Tijdens het trouwfeest citeerde Lotfi de filosoof en psychiater Frantz Fanon, die het begrip als eerste beschreef. ‘Voor de zwarte man is er maar één bestemming. En dat is wit’, schreef Fanon neer in zijn eerste boek uit 1952, Zwarte huid, witte maskers. Daarmee verwees hij naar het inferioriteitsgevoel dat mensen hebben ten opzichte van West-Europa en de Verenigde Staten. Zijn werk beïnvloedde vele onafhankelijkheidsbewegingen en vormt nog steeds een belangrijke basis voor het postkoloniale denken.
Hoog op mijn lijstje van meer eigentijdse postkoloniale denkers staat Fadhel Kaboub, professor Economie aan de Amerikaanse Denison University. Enkele jaren geleden schreef hij met Firat Demir, eveneens professor Economie maar aan de University of Oklahoma, de paper Economic development and the Fabrication of the Middle East as a Eurocentric project.
In die paper onderbouwen de twee economen sterk en met ironische ondertoon hoe dat postkoloniale minderwaardigheidscomplex ontstond. Op basis van uitgebreid bronnenonderzoek, kwamen ze tot de vaststelling dat Europa en de VS tussen 1700 en 1850 een ernstige vorm van grootheidswaanzin ontwikkelden.
‘Er is een schijnbaar wetenschappelijke continentale en culturele tweedeling verankerd geraakt.’
Beide werelddelen vonden zichzelf uniek, schrijven ze. ‘Ze dachten dat hun normen en waarden de enige geaccepteerde manier waren om andere samenlevingen te beoordelen. Ze zagen zichzelf als moderner, verlicht, beschaafder en superieur.’
Om die vermeende superioriteit te benadrukken creëerden West-Europa en de VS ‘een schijnbaar wetenschappelijke continentale en culturele tweedeling die verankerd is geraakt’, aldus Kaboub en Demir. Zo raakten we opgescheept met het contrast tussen het “het ontwikkelde Westen” en de rest van de wereld, waar het zogenaamde “Midden-Oosten” en “Noord-Afrika” deel van uitmaken. Geografisch gezien is de term Westen trouwens erg onlogisch want Europa en de VS bevinden zich niet allebei op het westelijk, maar volledig op het noordelijk halfrond.
‘Eén van de meest genoemde rechtvaardigingen voor het koloniale project is de zogenoemde export van beschaving, moderniteit en vooruitgang naar de gekoloniseerde wereld’, staat verder te lezen. ‘Het gevolg is dat meer dan een halve eeuw na het kolonialisme, eurocentristische denkpatronen zijn blijven hangen.’ Koloniale macht en elites werden na de onafhankelijkheid vervangen door westersgezinde postkoloniale autoriteiten, die de koloniale agenda gewoon konden verderzetten. Kaboub en Demir noemen daarom het postkoloniale minderwaardigheidscomplex ‘het ultieme succes van dit project.’
Altijd de sympathy vote
Dankzij dit “ultieme succes” kreeg mijn eigen sociale status een enorme boost toen ik, als dochter van een Nederlandse moeder en een Tunesische vader, vijf jaar geleden van Nederland naar Tunesië verhuisde. Maar wennen doet het nooit.
Culturele verschillen tussen “west” en “oost” zeggen me niets. Voor mij fabriceert Europa nog steeds kunstmatige verschillen om de eigen identiteit — lees: superioriteit — te benadrukken en daar allerlei rechten aan te ontlenen. Dat is niet bepaald iets om fier op te zijn.
Maar hoe dan ook, in Tunesië pakt mijn Nederlandse achtergrond, door een toevallige samenloop van omstandigheden verkregen, me erg gunstig uit. Geleidelijk aan stelde ik vast dat sociale status soms een beetje werkt als het Eurovisiesongfestival: ongeacht je prestaties win of verlies je, of krijg je de sympathy vote. Mijn studie aan de universiteit in Amsterdam, mijn vermeende algemene ontwikkeling en mijn Nederlandse paspoort leveren me vaak de volle twaalf punten, douze points, op.
We moeten minder en mogen meer dan Tunesiërs. We spreken amper of geen Arabisch. We betalen niet of nauwelijks belastingen, …
Omgekeerd zijn de Tunesische “juryleden” vaak geneigd hun excuses aan me aan te bieden. ‘Sorry voor mijn slechte Frans’, zeggen ze dan. Of voor de vermeende onbeschoftheid en gebrek aan ontwikkeling en/of betrouwbaarheid.
Stom biologisch toeval bezorgde mij dus een Tunesisch paspoort, wat volgens Tunesiërs zelf waardeloos is. In Tunesië ben ik vaak de enige Nederlands-Tunesische in het gezelschap, zoals mijn vriendin Chaima dat in Frankrijk vaak is als Tunesisch-Franse. Maar anders dan Chaima voel ik mij daardoor nooit minderwaardig.
Een betere sociale status hebben, is makkelijk. Mijn Amerikaanse, Franse en Britse vrienden in Tunis begrijpen wat ik hiermee bedoel.
We moeten minder en mogen meer dan Tunesiërs. We spreken amper of geen Arabisch. We betalen — door het voor buitenlandse ondernemingen gunstige systeem — niet of nauwelijks belastingen. Onze kinderen gaan naar internationale scholen. We kijken naar onze eigen Netflix. We zijn lid van Engelse boekenclubs. We gaan op zondag naar de Anglicaanse kerk. En we vragen, zelfs als we hier al jaren zitten, geen verblijfsvergunning aan.
We krijgen geen gezeur, zoals de vraag wanneer we Arabisch leren of hoe het met onze integratie gesteld is. Niemand trekt ons recht om in Tunesië te verblijven openlijk in twijfel. Racistische opmerkingen zijn alleen voorbehouden voor zwarte Tunesiërs en migranten uit Sub-Sahara Afrika. Die laatste vliegen er sowieso uit.
Maar in Nederland…
Als ik dan weer in Nederland ben, schrik ik net vaak van de ernst van het meerderwaardigheidscomplex in West-Europa. Als je gezegend bent met een Afrikaans of Aziatisch klinkende (achter)naam, val je al snel in de categorie “bicultureel”, wat hier slecht is voor je sociale status.
Mijn Nederlandse moeder functioneert als een witwasser. Haar achtergrond duwt mijn sociale status omhoog.
Een voorbeeld. Laatst moest ik maandenlang wachten op een uittreksel uit het strafregister. Toen belde om te vragen hoe het ermee stond, was het antwoord van de ambtenaar: ‘Achternamen zoals die van u checken we altijd dubbel.’
Of er was ooit eens het goed bedoelde advies van een loopbaancoach: ‘Zet duidelijk op je cv dat je een Nederlandse moeder hebt om misverstanden te voorkomen’. Mijn moeder functioneert zo als een witwasser. Haar achtergrond duwt mijn sociale status omhoog. Dat dit soort “misverstanden” me woedend maken, wist de coach niet.
Maar in tegenstelling tot vele andere mensen met een voor “misverstanden” gevoelige achternaam, vlieg ik er niet sowieso uit. Zo kon het dat ik als kind laatdunkende en racistisch getinte opmerkingen over mij als ‘een foutje’ zag. Want het ging niet over mij.
Je hoort mij dus niet klagen. Door het West-Europese meerderwaardigheidscomplex heb ik privileges waarvan mijn vrienden Chaima en Lotfi kunnen dromen. Ik krijg wel een plaatsvervangend minderwaardigheidscomplex van de manier waarop het Westen die privileges in stand houdt.