“‘Un bus de fous blancs au pays des noirs’
Op uitnodiging van Vredeseilanden trok ik op 28 oktober naar Senegal voor een studiereis "duurzame landbouw". 'Un bus de fous blancs au pays des noirs', om Pie Tschibanda te parafraseren. Ik was in goed gezelschap. Drie dagen lang hebben we in het Afrikaanse hinterland rondgereden in ons busje. Ik werd grondig door elkaar geschud, letterlijk en figuurlijk.
Letterlijk, omdat de wegen naar de dorpen en plantages een hindernissenparcours zijn. De staat van de wegen is erbarmelijk, de afstanden zijn eindeloos, de nachten doodsgevaarlijk. Een realiteit die wij niet (meer) kennen.
Figuurlijk ook. Tijdens onze trip zijn een aantal van mijn mythes over Afrika gesneuveld:
Buitenlandse handel is niet romantisch: het is een dagelijkse strijd. Ik neem dan ook mijn hoed af voor al onze ondernemers die zich aan het avontuur wagen. Want het is een uphill battle om handel te drijven met een ander land, een andere cultuur. Of zoals ze in Afrika zeggen: ‘Pour celui qui ne sait pas, même la plaine est une jungle’.
Senegalezen eten geen maniok, ze eten rijst. Rijst is namelijk veel makkelijker te bereiden dan maniok. Het is wel moeilijk te produceren in Afrika zelf en daarom hangen ze af van de Aziatische import. Zelfbedruipend worden is een politieke prioriteit in Senegal want ‘lI ne faut jamais confier son ventre à un autre’.
De meeste boeren hebben honger: landbouw is de voornaamste — zo niet enige — bron van inkomsten voor meer dan 70 procent van de Senegalezen, industrie is er nagenoeg onbestaande. Toch slaagt Senegal er niet in de eigen bevolking te voeden en is bijna 6 op 10 plattelandsgezinnen er arm.
Ontwikkelings”hulp” heeft in niet het verhoopte resultaat geleverd. Een kort bezoek volstaat om vast te stellen dat Sub-Saharisch Afrika 50 jaar achter loopt en de boot van de economische expansie tot nu toe heeft gemist. Ondanks de decennialange ontwikkelingshulp uit het Westen. What went wrong?
Handel met Afrika is een Russische roulette: zolang er geen stabiel regime is, blijft handel drijven met de Sub-Saharische landen een gok. De gevaren voor de bedrijven liggen niet enkel in de bureaucratie en de corruptie maar ook in de gebrekkige infrastructuur, zoals elektriciteit en wegen en de beperkte scholing van de bevolking. Kortom een chronisch gebrek aan lange-termijninvesterigen.
De jeugd wil weg. Dit was de meest ontluisterende vaststelling na een gesprek met een aantal tieners. Zij zien geen heil in het verder zetten van de familiale, kleinschalige landbouw maar willen naar de stad, op zoek naar een beter, boeiender leven. On est plus le fils de son époque que le fils de son père. Maar in de stad is er geen werk, dus wat is hun toekomstperspectief?
Het gele gevaar: onder het Afrikaans continent ligt de hele tabel van Mendeljev opgeborgen. En die lokt vele kandidaat-kopers, onder andere Chinezen, Saoedi’s, Russen. Men vreest voor landgrabbing en de uitverkoop van Afrika want de onstabiele Afrikaanse regimes zijn uit op korte-termijnwinst: Les gens n’aiment pas les gens mais ils aiment l’argent des gens.
Wat kunnen bedrijven doen?
Het verhaal over de samenwerking tussen Colruyt, Vredeseilanden en de rijstboeren in Benin is, mijn inziens, een mooi voorbeeld van de toekomst van de Noord-Zuidsamenwerking. Door samen te werken in de de aankoopketen kunnen de partijen elkaar versterken. Dat noemt men shared value.
Dankzij een intensieve samenwerking tussen Colruyt, Vredeseilanden en rijstboeren uit de Collines van Benin, belandde in 2010 rijst uit Benin in de Colruytrekken. Het gaat niet om grote hoeveelheden, maar het hoofddoel van die samenwerking is kwaliteitsverbetering.
Aanvankelijk bevatte de rijst uit Benin te veel steentjes, zwarte puntjes, gele korrels, … om verkocht te worden op de Europese markt of zelfs maar een goede prijs te krijgen op de lokale markt. Men verkoos in Benin rijst uit Thailand. Door de samenwerking met Colruyt hebben de boeren uit Benin geleerd hoe ze de kwaliteit van hun rijst kunnen verbeteren. Met de lokale hulp van Vredeseilanden.
Eens de rijst ook op de Europese markt verkocht werd, bleek ook de lokale aantrekkingskracht van de rijst uit eigen bodem toe te nemen en kon de rijst concurreren met de Thaise import. De kwaliteitverbetering kwam dus ook de lokale bevolking ten goede. Een mooi voorbeeld van shared value, hier en ginder.
Om dit verslagje af te ronden op een vrolijke noot, ook dit nog:
De notie tijd is in Senegal zeer relatief. De klok bepaalt daar niet het ritme, wel het daglicht, het humeur of nog, het toeval. Stress lijkt daar niet te bestaan, van burnout is geen sprake. Of zoals onze gastheer zei: En Europe le temps tue, ici on tue le temps.
Senegalezen spreken geen petit nègre: ik was onder de indruk van het taalgebruik van onze gastheren dat soms meer beschaafd is dan wat we in ons eigen Franstalig landsgedeelte horen.
de Afrikaan is vruchtbaar: die mythe is bevestigd. Sa table est pauvre mais son lit est fécond. En het blijft niet bij één vrouw. De cultuur van een “deuxième et troisième bureau” tiert er welig (letterlijk).