“‘Van de boom en de vertrappelde blaren’
China is van de nieuwsradar verdwenen. Nochtans vinden er processen plaats tegen advocaten die de zwakken verdedigen. Mensen zoals u en ik, die het niet verdienen jarenlang in de cel weg te kwijnen.
Pijnlijk. Iets anders kan je de recente processen tegen mensenrechtenactivisten en advocaten als Wang Yu, Zhou Shifeng of Hu Shigen in het Chinese Tianjin niet noemen. Marionetten -of moet ik zeggen: rechters- deelden celjaren uit als betrof het koekjes, al te gul. Dappere onafhankelijke advocaten werden tot publieke schuldbekentenissen ‘aangezet’ en moesten hun collega’s door het slijk halen om zelf voorwaardelijk te worden ‘vrijgelaten’. Of ze nu echt op vrije voeten zijn en hun kind, man of ouder in de armen kunnen sluiten, is overigens niet zeker. Volgens verschillende bronnen weten hun verwanten niet eens waar ze zijn.
Ik vermoed dat u tegen deze tijd gefronste wenkbrauwen heeft. Waar heeft ze het in godsnaam over? Wang, Zhou en Hu doen geen enkel belletje rinkelen. En hoe zou het ook? Als hun openbare vernedering of veroordeling tot celstraffen van zeven jaar en meer al de Belgische media haalden, dan betrof het weinig meer dan een éénkolommer.
Hu Shigen (62) kreeg twintig jaar omdat hij Tiananmen wou herdenken met een speelgoedvliegtuigje dat pamfletten over het plein uitstrooide
Op zich is dat een merkwaardig fenomeen: dat één vijfde van de mensheid in het eerste decennium van de 21ste eeuw tot ieders verbeelding sprak en nieuws over haar wedervaren menige krantenpagina mocht vullen, om vervolgens geheel te verdwijnen uit het gezichtsveld van de actualiteit.
Dezer dagen gebeurt er schijnbaar niets in China. Of toch niet als je op onze media afgaat. Over hoe dat komt, valt een flinke boom op te zetten, met zijtakken als terrorisme-obsessie en vluchtelingencrises. Maar daar is het me hier niet om te doen.
Laat me u over die illustere onbekenden vertellen. Over Hu Shigen (62), de gewezen rechtenprofessor en mensenrechtenactivist die begin jaren negentig 20 jaar kreeg omdat hij het bloedbad van Tiananmen wou herdenken met een speelgoedvliegtuigje dat pamfletten over het plein zou uitstrooien. Zover is het nooit gekomen. Hu zat vast voor het toestel zou opstijgen en zag 16 jaar lang elke nacht dezelfde celmuren. De man raakte met zijn eerste veroordeling ook vrouw en kind kwijt, maar zijn idealen bleef hij trouw. Deze week werd hij veroordeeld tot 7,5 jaar cel wegens subversie tegen de staat. Met enig geluk kan hij zijn zeventigste verjaardag in vrijheid vieren.
Ook Zhou Shifeng, hoofd van het Ruifeng-advocatenkantoor, werd deze week veroordeeld. Hij kreeg zeven jaar cel voor eenzelfde ‘delict’. Deze advocaat nam in het verleden de verdediging op van de ouders wiens kinderen met melatonine vergiftigd melkpoeder consumeerden, hij kwam op voor de kunstenaar Ai Weiwei en ook voor tal van andere luizen in de pels van de Chinese leiders. Nu ziet hij zich in de rechtszaal vertegenwoordigd door een jurist die Peking zelf aanstelde.
Zijn collega Wang Yu (45) werd maandag voorwaardelijk vrijgelaten, nadat ze publiekelijk alles had afgezworen waar ze zo hard voor had gevochten. Nam ze in de voorbije jaren gevoelige zaken aan (falun gong-gedetineerden, de Oeigoerse professor Ilham Tohti (tot levenslag veroordeeld),..), dan zei ze maandag in een video dat ze had ingezien ‘dat ze gebruikt en gemanipuleerd werd’ door niet nader genoemde buitenlandse organisaties die ‘westerse universele waarden’ willen verspreiden in China, terwijl ze ‘de Chinese regering aanvallen en besmeuren’ met het oog op een revolutie.
Ook viel Wang haar baas Zhou af en wees ze de twee internationale mensenrechtenprijzen af waarmee haar Europese en Amerikaanse collega’s haar de voorbije maanden bedachten. ‘Ik ben een Chinese, ik aanvaard alleen prijzen van de Chinese leiders’.
De officieuze weiquan-beweging gebruikt al een decennium lang de Chinese wetgeving om te vechten voor burgerrechten
Hu, Zhou en Wang zijn drie van de meer dan 200 advocaten en activisten die in juli van vorig jaar werden opgepakt en die vervolgens verdwenen in overheidsdetentie. Een aantal van hen werd vrijgelaten maar het duurde voor velen meer dan een half jaar vooraleer hun verwanten wisten wat er van hen was geworden. Ze behoren stuk voor stuk tot de weiquan-beweging, het officieuze netwerk van mensen die zich al een decennium lang bedienen van de Chinese wetgeving om te vechten voor burgerrechten.
Ik moet onwillekeurig denken aan mijn research dienaangaande in 2008. Onderzoeker Lee Ching Kwan had toen net in het zomernummer van Contexts geschreven dat er een stille revolutie aan de gang was, uitgaande van deze mensen. En tijdens een hoorzitting in het Amerikaans Congres opperde China-expert Robin Munro dat hij nooit eerder in zijn ‘ongeveer dertig jaar van onderzoek naar mensenrechten in China zoiets positiefs en gewichtigs’ had gezien als de weiquan-beweging.
Ik deelde hun optimisme. Het initiatief beukte in op het nieuwe sociaal pact dat China’s machthebbers na het bloedbad van Tiananmen met de elite hadden afgesloten. Dat hield in dat de rijke, opgeleide stedelingen centen en kansen kregen, op voorwaarde dat ze zich niet opwierpen als spreekbuis van de verliezers van de hervormingen – de arme stedelingen en de boeren.
De weiquan-beweging kwam voort uit zo’n 100.000 boeren en arbeiders die zich via een autodidactische rechtenstudie opwerkten tot ‘blote-voeten-advocaten’, die gratis juridische bijstand verschaffen aan gedupeerde burgers. Deze activisten rekenen op dappere journalisten om de gaten in het censuurnet te zoeken en ruchtbaarheid te geven aan hun gevecht. Hier en daar worden ze bijgestaan door een korps van ongeveer 300 advocaten die veelal in moeilijke omstandigheden proberen om processen aan te spannen.
Centraal in hun strijd staan de zogenaamde ‘mensenrechten van de miljoenen’, het afdwingen van de naleving van arbeids-, eigendoms- en landrechten. ‘En aldus’, schreef Lee toen, ‘zorgt deze grote sociale beweging voor een fundamentele verandering in de relatie tussen de burger en de staat, met die laatste in de ietwat bochtige positie van zowel beschermer, beperker als overtreder van de rechten’.
Rijke, opgeleide stedelingen kregen centen en kansen op voorwaarde dat ze zich niet opwierpen als spreekbuis van arme stedelingen en boeren
De naar de VS uitgeweken advocaat Li Jianqiang - een van de hoofdpersonages uit mijn boek ‘Het Gewicht van Hemelse Vrede’ – was een van de leden van de weiquan-beweging. ‘Als het Tiananmenbloedbad één ding heeft duidelijk gemaakt’, zei hij, ‘dan is het wel dat er niet op de Communistische Partij moet geworden gerekend om China democratischer, opener en rechtvaardiger te maken. De hoop dat er met een deel van de leiders kan worden gewerkt aan een nieuw maatschappelijk project, is vervlogen. Vooruitgang zal zich voortaan definiëren in termen van datgene wat het volk zelf kan afdwingen. Precies daarom besloot ik rechten te studeren, om de staat te bekampen met zijn eigen wapens’.
Zijn de processen die deze week plaatsvonden de zwanenzang van de weiquan-beweging? Ik wilde dat ik het aan Li kon vragen. Hij besefte ook toen dat de jacht open was verklaard. Dat had de veroordeling (2008-2011) van de bekende activist Hu Jia duidelijk gemaakt. En toch zei Li optimistisch te zijn. ‘De modale Chinese burger kent zijn rechten steeds beter. Pessimisten kijken naar de bladeren, die vertrappeld kunnen worden. Wij zien daarentegen de boom die ze vormen. En die groeit, reken maar’.
Dat de weiquan-beweging een expansie kende, had ook met bovenmenselijke krachten te maken. Of zou het een toeval zijn dat een flink deel van de advocaten ondergrondse christenen zijn? Een week geleden nog gaf een echtgenote -ook een advocate- van één van de gedetineerden een interview aan de Hongkongse South China Morning Post. Daarin citeerde deze Wang Qiaoling de profeet Yesaja. ‘Hij zal het geknakte riet niet breken en de flakkerende vlam niet doven’, declameerde ze. ‘De vertwijfelden zal Hij bemoedigen. Hij zal ervoor zorgen dat recht wordt gedaan aan hen die onrechtvaardig zijn behandeld’.
Wang zag de huidige beproeving als een test van God, vrolijker wordt een mens er niet van. En nog minder van het feit dat ze zelf al enige dagen incommunicado is. Haar laatste publieke daad was een protest, afgelopen zondag, voor het gerechtsgebouw van Tianjin, samen met een aantal andere echtgenotes van gedetineerden. Zeg ons, zo eisten de vrouwen voor ze werden weggeleid, wanneer onze mannen terecht moeten staan, en waarvan ze worden beschuldigd.
China is van de radar gevallen. Geen nieuws. Goed nieuws. En wat dan te denken van wat een oude vriend in Hongkong me gisteren zei? ‘We letten wel op. De voorbije maanden werden we getrakteerd op (overheids)ontvoeringen, publieke schuldbekentenissen en ander politiek circus. Andermaal denken velen eraan te stemmen met hun voeten. Te vertrekken, ja. Maar waarheen?’