Er is nood aan heel veel, kwetsbare en zoekende, verhalen om de hoop te verbeelden
“‘Veranderende verhalen in tijden van klimaatcrisis’
Verhalen zijn manieren om naar de wereld te kijken en om andere werelden te verbeelden. Ze bewegen, ook in tijden van klimaatcrisis.
Wat zouden we zonder verhalen zijn? Ik denk dat waarschijnlijk elke mens een diep verlangen naar verhalen heeft. Je moet alleen al maar de magische woorden er was eens uitspreken of iets in je lichaam opent zich voor wat er zal komen. Verhalen geven ons het gevoel dat dingen kunnen gebeuren in een soort logische volgorde, waardoor je iets lijkt te begrijpen van het oerwoud van de menselijke ervaring. Door over jezelf een verhaal te vertellen, krijg je een identiteit en kunnen anderen jou in een context of een tijdlijn zien.
Verhalen kunnen bevreemden, troosten, verwarren, uitnodigen en doen begrijpen wat je daarvoor niet begreep. Werelden openen zich. Werkelijkheden komen in beeld, of blijven juist uit beeld. En soms zou je willen dat er een verhaal is, zodat je niet naakt door een ongekend en mogelijk gevaarlijk terrein moet lopen, niet wetend of je wel ergens aan zult komen, niet wetend of het uiteindelijk nog wel allemaal goed zal komen.
Soms word ik een beetje zenuwachtig van de instrumentalisering van de grote kracht van verhalen. Alsof het enkel over een techniek gaat die op eenvoudige wijze en machtsneutraal kan worden toegepast voor elk doel. Bij de aankondiging van weer eens een cursus storytelling wringt er iets in mij, al weet ik niet helemaal zeker wat. En bij de zoveelste keer dat iemand het heeft over de nood aan een nieuw narratief wordt het een beetje koud in mijn verhalenhart. Het voelt soms alsof er in die dingen iets van de liefde voor verhalen verloren is gegaan, paradoxaal genoeg.
Het valt me tegenwoordig vaak op, als ik ergens ga spreken over de ecologische crisis, dat mensen met steeds meer nadruk vragen naar ‘het’ verhaal dat alles op zal lossen. Mensen kijken je indringend aan, met lichte wanhoop in hun ogen, en vragen wat nu eigenlijk HET verhaal (of het narratief natuurlijk) zal zijn dat iedereen ineens en tijdig ervan zal overtuigen dat we het roer drastisch moeten omgooien en dat we dat ook allemaal samen spontaan gaan doen. (Zo’n verhaal ligt als het ware buiten ons, we hoeven het niet zelf te bedenken of in vraag te stellen.)
Als het regent, moet je dan zeggen aan mensen dat het niet regent, omdat ze dat zo graag zouden willen horen?
Er komen dan allerlei toevoegingen achteraan over wat we leren uit de communicatie- en de gedragswetenschappen over hoe het menselijk brein functioneert. Dat je geen zogenaamd negatieve boodschappen mag geven. “Als je aan mensen zegt dat we samen minder moeten gaan vliegen, is dat geen goede boodschap.”
Het kan zijn dat dat niet zo fijn is om te horen, maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Als het regent, moet je dan zeggen aan mensen dat het niet regent, omdat ze dat zo graag zouden willen horen? Ik begrijp die redeneringen allemaal wel, en ik ben het er in veel opzichten ook mee eens trouwens, in de zin dat we om mensen te motiveren om iets te doen altijd een zinvol handelingsperspectief moeten geven.
Maar er is ook een ethische dimensie aan. Stel dat de enige boodschap die mensen graag horen en die hen niet mogelijk blokkeert of bang maakt is dat het allemaal wel goed zal komen en dat we niets moeten veranderen aan onze manier van leven om de ecologische crisis optimaal aan te pakken, wat dan? Misschien is de conclusie dan dat dat ene ‘verhaal’ dat zal voorkomen dat we onszelf in vraag moeten stellen en dat ons ontheft van moeilijke keuzes niet bestaat (tenzij dan voor een kleine groep mensen die ten koste van alle anderen nu en later hun levensstijl overeind willen houden).
Moeten we dan stoppen met dromen en handelen? Nee, integendeel. Er is nood aan veel andere verhalen, over hoe je kunt handelen in de regen, hoop in tijden van regen als het ware. Je kunt een verhaal bedenken over wat vrijheid betekent. Misschien ben je wel vrij en autonoom als je jezelf kunt bevrijden van de druk van de eeuwige consumptiedwang. Je kunt een verhaal vertellen over kwetsbaarheid, over verdriet, over liefde en over verzet. Je kunt een verhaal bedenken dat het niet zozeer heeft over de ‘moed der wanhoop’ maar wel de ‘moed der hoop’ en hoe we die aan onze kinderen kunnen laten zien. Zo kunnen veel kleine verhalen samen een groot verhaal worden.
Kleine verhalen die ook ons hart raken kunnen ons helpen om gevestigde ‘grote’ verhalen in vraag te stellen en stap voor stap onderuit te halen. Het verhaal over ‘de’ economie en ‘de’ economische groei is er zo een. Het wordt telkens opnieuw verteld, alsof het een soort theologische waarheid is die je niet in vraag mag stellen. Het is evenwel gemakkelijker uit te leggen waarom ons systeem groei nodig heeft dan dat je kunt uitleggen dat het mogelijk is, in de echte wereld.
Raken aan HET narratief van de economische groei is heiligschennis, wat de werkelijkheid ook zegt.
Maar raken aan HET narratief van de economische groei is heiligschennis, wat de werkelijkheid ook zegt. Dat groei niet mogelijk is mag absoluut niet kunnen want het moet kunnen, daar komt het zo ongeveer op neer. Dat god niet zou bestaan mag absoluut niet kunnen want god moet bestaan. Dat is niet alleen een nogal merkwaardig godsbewijs, het is ook erg krampachtig en vol van angst. Het lijkt me ook niet zo fijn voor god dat hij enkel in negativiteit kan begrepen worden, maar dat is een andere discussie.
Maar alle nieuwe verhalen die al jarenlang – tegen de stroom in – verteld worden door onder meer ecologische economen en door mensen als Tim Jackson of Kate Raworth beginnen door te sijpelen in de cenakels van de powers that be. Omdat de werkelijkheid sterker wordt dan angstige verhalen die niet mogen in vraag gesteld worden.
Zo organiseerde de OESO, toch niet bepaald de club van groenlinkse kabouters, onlangs een conferentie over ‘Averting Systemic Collapse’. Daar werd een opmerkelijk rapport voorgesteld dat ondubbelzinnig pleit voor een nieuw economisch paradigma ‘Beyond Growth’. Het is een fascinerend rapport. Bladzijde na bladzijde worden zowat alle verhalen onderuitgehaald die altijd als hamers werden gebruikt om kritische vragen te smoren.
Er staan mooie zinnen in, zoals deze: “The narratives which are commonly told in society about how the economy works and how people behave in it themselves influence behaviour.” De orthodoxe economische theorie zegt ons al jaren dat de mens vooral een calculerend wezen is dat rationele keuzes maakt in functie van het eigenbelang, wat dan opgeteld zal leiden tot al even rationele en efficiënte markten. Het hele rapport maakt stap voor stap duidelijk dat de werkelijkheid die theorie niet heeft bevestigd.
En het staat er ook fijntjes: “People do not act solely in their own self-interest: they have strong attachments and moral views which lead to various forms of caring, co-operative and altruistic behaviour, as well as conformity to social norms. Such behaviours may not be subject to a calculative or individualistic logic at all: they suggest a ‘social’ human being as an important economic actor.” Geweldig nieuws!
Hoewel het grote narratief het ons anders in de strot wilde rammen, zijn mensen dus sociale wezens. En als je via dat narratief de hele tijd vertelt dat dat niet zo is, gaan ze zich misschien ook wel – tegen hun sociale aard in – als egoïsten gedragen.
Alarmisme is niet dat je de werkelijkheid onder ogen wilt zien, alarmisme is dat je in volle bewustzijn je ogen ervoor sluit.
Er is dus eigenlijk heel veel uitzicht op hoop. En er is nood aan heel veel, kwetsbare en zoekende, verhalen om die hoop te verbeelden. Verhalen die ons doen dromen, die ons de moed geven om te handelen en die ons zo ook leren om de hele tijd zelf te blijven denken en onze capaciteit tot ethisch handelen niet door te schuiven naar één groot verhaal dat het wel in onze plaats zal doen. Met de klimaatcrisis komen we op onbekend terrein, terra incognita. De weg die we daar moeten volgen zal ook voor een stuk terra incognita zijn, en dan kunnen de verhalen goede reisgezellen zijn.
In dat rapport van de OESO staat overigens nergens dat een beleid dat kiest voor je terugtrekken uit aangegane klimaatverbintenissen, je afscheuren van een al heel klein land of van de EU, het afbouwen van sociale bescherming, het schrappen van die paar kleine ingrepen zoals rekeningrijden of een voorzichtige groene fiscaliteit, het afbouwen van de overheid, het vergroten van de ongelijkheid, het proberen te weren van migranten, het beschermen van de privileges van de rijken of het culpabiliseren van actieve jongeren die vragen dat wie verantwoordelijk is ook verantwoordelijkheid draagt ook maar in enige mate zal bijdragen aan het voorkomen van de ‘systemic collapse’, telkens integendeel.
Alarmisme is niet dat je de werkelijkheid onder ogen wilt zien, alarmisme is dat je in volle bewustzijn je ogen ervoor sluit, “want onze mensen moeten altijd kunnen blijven vliegen”. We weten dat een ander welvaartsmodel ‘beyond growth’ mogelijk is. Het zal heel anders zijn dan wat we nu normaal vinden. Het akelige is dat we soms banger zijn van het alternatief dan van de beangstigende werkelijkheid.
Bij de recente voorstelling in de Verenigde Naties van het Global Sustainable Development Report zeiden de auteurs dat we het ondertussen al bijna gemakkelijker vinden om ons het einde van de mensheid voor te stellen dan de verandering van onze systemen. Als we die angst willen keren, zullen we vooral heel veel verhalen nodig hebben. We kunnen ons als sociale wezens in onze kwetsbaarheid voor elkaar openen, zo oog krijgen voor onze angsten en verlangens, en ons via die verhalen verbinden in verzet en hoop.
Als dat geen mooie gedachte is…