“‘Verhalen die een honger stillen’
MO*columniste Aya Asabi wil de geluidsmuur overstijgen. Ze wil verhalen brengen die gezond zijn, niet toxisch, die echt zijn, met echte mensen en dingen die echt gebeuren. En niet de dingen zoals we ze verwachten, zoals we er een construct van hebben gebouwd in ons hoofd.
© Brecht Goris
Omdat ik een Nederlandse in Vlaanderen ben, vragen mensen me altijd naar de verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders. Of het waar is. Dat Vlamingen minder spontaan zijn. En of Nederlanders echt zo pinnig zijn. Ik beantwoord die vragen niet meer want iedere keer dat ik erop reageerde, betrapte ik mezelf op clichés. Clichés die ik meteen weer kon ontkrachten met een tegenvoorbeeld.
Dat er verschillen zijn, dat is waar. Dat ik voor een deel Nederlands, Marokkaans en Vlaams ben, weet ik, dat is onvermijdelijk. Maar hoeveel ik van elk heb meegekregen, weet ik niet, zoals ik ook niet weet wat ik van elk meegekregen heb. Iemand zei me ooit dat het lijkt alsof ik de complexiteit aankan om verschillende culturen tot in het diepste van mijn zijn te integreren. Dat is een compliment dat ik voor altijd met me meedraag.
Mijn identiteit is meerlagig, maar meer nog: het is niet in procenten uit te drukken of in hoeveelheden. Ik ben alles tegelijk.
Ik heb de drang niet om ergens bij te horen, ergens thuis te zijn en tegelijk hoor ik overal bij, voel ik me overal thuis. Mijn identiteit is meerlagig, maar meer nog: het is niet in procenten uit te drukken of in hoeveelheden. Ik ben alles tegelijk. En hoewel ik veel meegekregen heb van mijn ouders, blijf ik iemand die hier in een westers land zijn onderwijs heeft genoten, van wie de geschiedenis van kunst en cultuur nog steeds erg eurocentrisch is. Daarom dwing ik mezelf op zoek te gaan naar de dingen die me niet aangereikt worden.
Kunst kent geen kleur omdat ze alle kleuren bevat, geen onderscheid maakt, niet omdat ze kleur ontkent of geen enkele kleur heeft. Een van de enige keren dat het in mijn opleiding ging over niet-westerse kunst was toen de lesgever het onderwerp “Indiase muziek” behandelde.
Plottwist: als voorbeeld liet hij het meest populaire Arabische lied allertijden horen. De zanger droeg Indiase kleren in de clip, vandaar de verwarring. Maar de muziek, de taal, alles aan het lied kon niet méér Arabisch zijn. Maar toen zat ik daar als jonge tiener en had ik niet in de gaten hoe problematisch dat was. Integendeel, ik giechelde en liet hem doen. Een binnenpretje.
Nu besef ik pas hoe geïnternaliseerd die superioriteit zit, dat eurocentrisme – niet alleen in de kunst. Toen zag ik het vooral als een kleine afgang voor de leerkracht. Ik zag er geen systeem in, geen terugkerend fenomeen van onderwaardering van niet-witte kunst in onze instituten, dat hij bij de enige keer dat het over niet-Westerse kunst ging niet eens de moeite had gedaan om zijn les zorgvuldig en eerlijk voor te bereiden. En ik wijs met geen enkele vinger naar de leerkracht, want ik voelde zelf de strengen van dat systeem, waarin ik zat, niet. Ik was me er zelf niet bewust van. Maar nu zie ik die strengen wel en ze zijn er: overal. Niet alleen is er te weinig representatie, maar ook de foute.
Nu ik zelf een plek probeer te vinden in de kunstwereld, de wereld van de literatuur, merk ik steeds meer hoe wit en mannelijk deze is en dat motiveert mij om meer uit mezelf te halen dan er misschien in zit. Het maakt ook dat ik stilsta bij de verhalen die ik breng. De verhalenbundel waarmee ik debuteerde kon op geen enkele manier in een hokje gestopt worden en daarmee probeerde ik een statement te maken. Ik was me bewust van de beeldvorming in media en politiek en ik wist dat ik een trage manier van communicatie had gevonden die veel minder mensen zou bereiken, maar die wel harder zou raken.
Ik wil verhalen brengen die gezond zijn, niet toxisch, die echt zijn, met echte mensen en dingen die echt gebeuren.
Het maakt dat ik niet alleen een antwoord probeer te schrijven voor de huidige maatschappelijke problemen of troost bieden. Nee, ik wil een maatschappij heruitvinden. Ik wil de geluidsmuur doorbreken. Ik wil verhalen brengen die gezond zijn, niet toxisch; die echt zijn, met echte mensen en dingen die echt gebeuren. En niet de dingen zoals we ze verwachten, zoals we er een construct van hebben gebouwd in ons hoofd. Bijvoorbeeld over de bevolkingsgroepen die we op een bepaalde manier jarenlang hebben geportretteerd, waardoor het dus niet uitmaakt of het echt is, maar wel of het aan ons imaginair beeld beantwoord.
En juist door de traagheid en de echtheid van de kunstvorm die ik gekozen heb, heb ik de luxe en de ruimte om “nieuwe” verhalen te brengen. Ik weet dat ik daarmee geen bestseller schrijf, want ik weet ook heel goed hoe ik makkelijk heel wat exemplaren meer over de toonbank kan krijgen. Maar dat is niet waar mijn kunst voor staat.
Het was dus ook toen ik vorige week in de bioscoop zat en naar Black Panther keek dat ik op een manier ontroerd was omdat ik me aan geen enkel aspect van die film gestoord had en er tegelijk zoveel herkenning was. Mijn zusje vertelde me dat het echt erg lang geleden was dat ze zoveel voldoening had gehaald uit een film. En ik dacht ‘ja’, dat is het juiste woord. Dit zijn de verhalen die inderdaad een honger stillen, die minderheden als helden op een groot scherm portretteren. Het deed me denken aan het kleine meisje dat ik was, op zoek naar boeken van auteurs in de bib met namen die als thuis aanvoelden, die ik had kunnen krijgen als ik niet Aya was genoemd. Een veilige haven en tegelijk een duw om in de branding zonder vlot te blijven drijven.
De branding. Want het kleine meisje was uitgegroeid tot een vrouw (al noem ik mezelf nog steeds graag meisje) die even geleden angstig een debuut de wijde wereld instuurde, zenuwachtig giechelend over de vele tweets aan mijn adres – ‘hoeveel subsidie heeft AC gekregen om dat opstelletje van Aya te publiceren?’ – en die daarna genoeg positieve recensies en liefde had ontvangen om mij weer achter mijn schrijftafel te krijgen.
Ik heb mijn stem gevonden. En soms ben ik hees. Soms ben ik hem zelfs kwijt, maar dan zit hij nog steeds ergens in mij want nooit geef ik hem af.