“‘Genoeg is genoeg: verwerp de Wet op Terugkeer en omarm de rechten van Palestijnse vluchtelingen’
Vandaag de dag zijn er ongeveer zes miljoen Palestijnse vluchtelingen verspreid over de hele wereld, zegt Anya Topolski in haar column. ‘Zoals ik mijn lezers vraag in de schoenen van mijn familie te stappen, voel ik het ook als mijn verantwoordelijkheid om in de schoenen te stappen van die Palestijnen wier levens werden verwoest terwijl de Joden van Palestina (en elders) aan het dansen waren.’
Recentelijk nam ik deel aan een panel waar ik betoogde dat we de lessen uit de geschiedenis niet mogen vergeten. Eén van de sprekers, iemand met een migratieachtergrond, reageerde daarop met de volgende opmerking: ‘we moeten het koloniale discours parkeren’.
Hoewel dit die avond niet de enige opmerking was die mijn hart brak, baart het me nog steeds zorgen hoe makkelijk we, als individuen en als samenleving, het verleden vergeten. Hoewel het verleden geen makkelijk advies biedt voor de toekomst, is de activiteit van samen nadenken over onze geschiedenis, als samenleving, misschien wel het enige “gereedschap” dat we nog hebben om samen een toekomst te bouwen.
Het verleden speelt ook een belangrijke rol in mijn eigen gedachten, met name als het gaat over de staat Israël. Dinsdag 2 mei 2017 is het volgens de joodse kalender (de vijfde dag van de maand Iyar) de Israëlische Onafhankelijkheidsdag. Die dag is het 69 jaar geleden dat de staat Israël werd opgericht (in de Gregoriaanse kalender gebeurde dit op 14 mei 1948).
Zonder de huidige onrechtvaardigheden te excuseren, is het belangrijk om te begrijpen hoe de politieke realiteit van vandaag is ontstaan.
Hoewel het makkelijk is om de geschiedenis te simplificeren en (te) snel de staat Israël te veroordelen voor zijn mensenrechtenschendingen, hebben we nu juist nuance nodig en oprechte aandacht voor het verleden. Zonder de huidige onrechtvaardigheden te excuseren, is het belangrijk om te begrijpen hoe de politieke realiteit van vandaag is ontstaan. Deze kritische of analytische stap gaat noodzakelijk aan handelen vooraf.
Ik wil beginnen met u te vragen in de schoenen te stappen van mijn ouders, grootouders en hun vrienden en familie – de meesten van hen overleefden de Shoah en/of de verdrijving van de joden uit Polen in 1968. Dit is een verbeeldende oefening waarnaar Hannah Arendt, refererend aan Kant, verwees als ‘je verbeelding trainen om anderen te bezoeken’. Hoewel het schijnbaar weinig moeite kost, is hieraan vandaag in onze gedeelde politieke wereld een schrijnend tekort, terwijl het (mogelijk) meer nodig is dan ooit.
Om uw verbeelding te helpen, citeer ik de woorden van Ben-Gurion, de eerste minister-president van Israël. Mijn ouders parafraseerden hem vaak (slecht) en ze zagen hem als een bevrijder en een leider, zonder ooit zijn methoden in twijfel te trekken – ironisch, aangezien mijn vader me altijd leerde om alles in twijfel te trekken (wat me vandaag nog steeds regelmatig in de problemen brengt).
De Joden van Palestina … dansten omdat ze op het punt stonden te realiseren wat één van de meest opmerkelijke en inspirerende prestaties in de menselijke geschiedenis was: een volk dat tweeduizend jaar eerder verdreven werd uit zijn thuisland, dat ontelbare pogroms, verdrijvingen en vervolgingen had doorstaan, maar dat geweigerd had zijn identiteit op te geven – dat, in tegendeel, die identiteit substantieel versterkt had; een volk dat slechts een paar jaar eerder slachtoffer was van de grootste massamoord van de mensheid, waarbij een derde van de joden ter wereld werd omgebracht, dat volk zou naar huis terugkeren als soevereine burgers in hun eigen onafhankelijke staat. [*]
Voor hen die de wereld vormgaven waarin ik ben opgegroeid, en die zeker geen hardcore zionisten waren, was de staat Israël iets om te vieren. Na letterlijk de hel te hebben overleefd, vertegenwoordigde Israël (symbolisch, want ze wilden er nooit gaan wonen) een nieuwe wereldorde waarin de vervolgde, uitgesloten en onderdrukte “anderen” een thuis zou hebben waar ze hoorden, eindelijk veilig waren en de mogelijkheid zouden krijgen om zich te ontplooien. Israël was voor hen, zoals Ben-Gurion, een baken van hoop. Maar in tegenstelling tot Ben-Gurion wisten mijn ouders en hun vrienden niet (of wilden ze niet weten, zoals zovelen van ons vandaag niet willen weten van de hel die vluchtelingen doorstaan om in Europa te komen) over de Nakba – het Arabische woord voor catastrofe.
Hoe zit het met de niet-Joden van Palestina, de Palestijnen voor wie de Israëlische Onafhankelijkheidsdag de dag is dat hun ouders en grootouders gedwongen verdreven werden van hun thuiszijn in de wereld?
Ben-Gurion verwijst in zijn toespraak naar de Joden van Palestina. Maar hoe zit het met de niet-Joden van Palestina, de Palestijnen voor wie de Israëlische Onafhankelijkheidsdag de dag is dat hun ouders en grootouders gedwongen verdreven werden van hun thuiszijn in de wereld?
Vandaag de dag zijn er ongeveer zes miljoen Palestijnse vluchtelingen verspreid over de hele wereld. Zoals ik mijn lezers vraag in de schoenen van mijn familie te stappen, voel ik het ook als mijn verantwoordelijkheid om in de schoenen te stappen van die Palestijnen (en hun nageslacht) wier levens werden verwoest terwijl de Joden van Palestina (en elders) aan het dansen waren.
Wat mijn specifieke situatie – als jood uit de diaspora – een bron maakt van existentiële angst, is dat, hoewel ik niet langer stil kan blijven wanneer misdaden worden gepleegd in mijn naam (en ik schaam me dat het duurde tot de Gaza oorlog in 2014 om Een Andere Joodse Stem op te richten), ik wel begrijp waarom mijn familie blij was met de oprichting van de staat Israël (en waarom zoveel van mijn joodse vrienden PEP’s zijn– Progressive Except Palestine). Het zionisme was een bevrijdingsbeweging (zoals Bruce Robbins laat zien in zijn film Some of my Best Friends are Zionists). Deze ingewikkelde geschiedenis maakt eenvoudige oordelen moeilijker.
Het boek dat mij het meest heeft geholpen deze moeilijke vragen te stellen, was Parting Ways (2012) van Judith Butler. In plaats van, zoals Ben-Gurion, de Joden en Palestijnen uit Palestina tegenover elkaar te zetten, legt Butler de focus op het historische en politieke feit dat geen enkel volk stateloos mag zijn en dat iedereen zich thuis moet kunnen voelen in deze wereld. Butler ontwikkelt dit alternatieve perspectief door zich te wenden tot Hannah Arendt, die in de jaren ’40 de vooruitziende blik had om de oprichters van de staat Israël te waarschuwen dat ze het ene (Joodse) vluchtelingenprobleem zouden oplossen door een ander (Palestijns) vluchtelingenprobleem te creëren.
En, hoewel het in het algemeen wordt aangenomen dat het einde van het Naziregime en de blootstelling aan zijn gruwelijkheden een omarming van politiek zionisme noodzakelijk maakte als de enige manier waarop joden de bescherming konden krijgen die ze nodig hadden en verdienden, dacht Hannah Arendt dat de duidelijke boodschap van de verschrikkelijke historische totstandkoming van staatsgeweld en genocide dat Nationaal Socialisme was, was dat geen enkele staat opgericht zou mogen worden op basis van één enkele nationaliteit of religie en dat de rechten van de statelozen altijd doorslaggevend moeten blijven. Een alternatieve slogan, dus: nooit meer stateloosheid! (Butler, 152)
De Wet op Terugkeer is een frontale aanval op het Palestijnse Recht op Terugkeer
Als we iets hebben geleerd van de geschiedenis, is het wel dat Never Again zou moeten betekenen: nooit meer ontmenselijking voor elke mens. Voor mij is het bewijs dat de staat Israël deze les nog steeds niet wil leren, te vinden in de wet die de Israëlische overheid op 5 juli 1950 aannam, de Wet op Terugkeer. Deze wet is een frontale aanval op het Palestijnse Recht op Terugkeer (naar hun huizen waar ze onrechtmatig uit verdreven werden; of tenminste het recht op politieke en economische erkenning voor dit onrecht).
De Israëlische Wet op Terugkeer schenkt burgerschap aan elke jood in de diaspora (woonachtig buiten Israël) die wenst “terug te keren” naar Israël. Deze wet is een racistisch instrument om de omvang van de joodse Israëlische bevolking te doen toenemen in de demografische verhoudingen in Israël en Palestina, waar de niet-joodse bevolking als demografische bedreiging wordt gezien en daarom de fundamentele basisrechten wordt ontzegd. Deze wet rechtvaardigt stateloosheid in naam van racisme en strooit zo zout in de wonden die zo vele Palestijnen in 1948 zijn toegebracht.
Als jood uit de diaspora word ik – tegen mijn wil – door de staat Israël opgeroepen, en ik denk niet dat we deze oproep zomaar kunnen negeren. We moeten opstaan (zoals bij The Centre for Jewish Nonviolence) en ons uitspreken en zeggen dat het Not In Our Name is. Dit is deels waarom ik, met andere progressieve joden in Vlaanderen, EAJS heb opgericht. Het is ook waarom verschillende progressieve joodse groepen van over heel de diaspora samenkomen om ONE-JJ (Open Network of Jews for Justice) te vormen en een campagne te lanceren tegen de Wet op Terugkeer (#rejectlawreturn).
De Wet op Terugkeer ontkent – letterlijk en figuurlijk – het basisprincipe van het jodendom.
De Wet op Terugkeer ontkent – letterlijk en figuurlijk – het basisprincipe van het jodendom. Door deze wet af te keuren, bekritiseren joden in de diaspora hoe de staat Israël opgericht werd en drukken ze een waarde uit die voor mij centraal staat in het jodendom: rechtvaardigheid (of tzedakah).
Mijn jodendom beaamt de waarden van de Talmud (hoewel niet met hetzelfde seksistische taalgebruik) waarin geschreven staat dat ‘wie een leven vernietigt, wordt beschouwd alsof hij een hele wereld vernietigd. En wie een leven redt, wordt beschouwd alsof hij een hele wereld redt’.
Hoezeer ook de staat Israël ooit de hoop symboliseerde voor joden wiens identiteit tot dan toe werd gedefinieerd door uitsluiting, het kan niet ten koste gaan van een ander volk. Het jodendom dat vandaag door joden wordt gepraktiseerd, of ze nu orthodox of progressief zijn, is rabbijns jodendom, ontwikkeld in de tijd van de diaspora, na de verwoesting van de Tweede Tempel, toen joden ballingen waren, thuisloos en stateloos. Rabbijns jodendom, in tegenstelling tot tempeljodendom, ontkent het noodzakelijke verband tussen natie en grondgebied, een verband dat aan de wieg staat van zoveel racisme in de wereld. Rabbijns jodendom, dat draait om de Torah en niet de Tempel, omarmt een diasporische (galut/ballingschap) vorm van jodendom.
In “La Trace de l’Autre” (1963) schrijft Emmanuel Levinas: ‘tegenover de mythe van Odysseus die terugkeert naar Ithaka willen wij het verhaal van Abraham zetten, die zijn vaderland voor altijd verlaat voor een nog onbekend land, en zijn bediende zelfs verbiedt om zijn zoon terug te brengen naar het vertrekpunt’ (35). Volgens Levinas is het “Grieks” om de nadruk te leggen op de terugkeer naar hetzelfde. De joodse manier daarentegen, is – in navolging van Abraham – om te vertrekken, om samen te leven met de onbekende ander, en niet, zoals Odysseus, geobsedeerd te zijn met de terugkeer of hetzelfde.
Volgens Levinas hebben we na de Shoah een ethiek nodig die prioriteit geeft aan de ander, die begrippen als assimilatie (of hetzelfde zijn) en terugkeer verwerpt. De ethiek van Levinas is de ethiek van ballingschap of diaspora. Het biedt een alternatief voor politiek zionisme, aangezien het dat deel van de door de staat Israël aangehangen zionistische ideologie bestrijdt dat weigert te erkennen dat joden overal in de wereld thuis kunnen zijn.
Als we deze conclusie breder trekken dan de grenzen (als die er al zijn) van het Israël-Palestina conflict, moeten we erkennen dat we onszelf niet langer kunnen voorhouden dat we bepaalde rechten en privileges hebben, simpelweg omdat we het geluk hebben gehad (wat we vaak niet eens waarderen) in een welvarend democratisch land te zijn geboren.
Vluchtelingen die oorlog ontvluchten of economische immigranten die een beter leven zoeken, hebben evenveel recht om hier te zijn als Palestijnen het recht hebben om naar huis terug te keren.
Vluchtelingen die oorlog ontvluchten of economische immigranten die een beter leven zoeken (vaak omdat het koloniale verleden hun land van zijn welvaart heeft beroofd), hebben evenveel recht om hier te zijn als Palestijnen het recht hebben om naar huis terug te keren.
Hoewel de geschiedenis ons helpt te begrijpen hoe en waarom de staat Israël opgericht werd, zou het ons ook moeten helpen te begrijpen waarom we het geweld en de oorlogen die we wereldwijd voeren, actief of passief, niet los kunnen zien van de komst van vluchtelingen naar Europa (en hoe dit de racistische politiek die nu gevoerd wordt door zowel linkse als rechtse partijen in de hand werkt).
Het verleden, in plaats van het te parkeren, moet in ons heden aanwezig blijven en gebruikt worden als inspiratiebron voor alternatieve vormen van collectief denken en handelen. Alleen op deze manier is er nog enige hoop om de ontmenselijkende cyclus van onderdrukking die zichtbaar wordt in de geschiedenis van kolonialisme en de Shoah (onder andere) te doorbreken.
Judith Butler zal in Brussel spreken als gast van EAJS, op 6 mei van 19.00-21.00 (voertaal is Engels). Haar lezing, getiteld “The Politics of Return: Diaspora, Displacement, Exile”, zal gaan over de tekortkomingen van de analogie tussen de Wet op Terugkeer in Israël en het Recht op Terugkeer voor Palestijnen. Inschrijving via infoeajs@gmail.com
[*] Oren, Michael. “Ben-Gurion and the Return to Jewish Power.” New Essays on Zionism. Ed. Hazony, et al. Jerusalem: Shalem Press, 2006. p. 406.