“‘Vlaamse canon? En wat zou erin kunnen? Moeten? Mogen?’
Beeld: Brecht Goris
Geert Van Istendael heeft een hekel aan canons, maar kon het toch niet laten om een tiental voorstellen te formuleren. Aan te vullen, te vermenigvuldigen, u doet maar. Liefst tweetalig.
Vooraf dit: ik heb een hekel aan canons. Canons zijn machines die uitsluiting produceren. Zaligheid binnen, verdoemenis buiten. Maar goed, er zijn blijkbaar Vlamingen, en niet de geringste, die ab-so-luut een canon willen om de Vlaamse natie op te stoten in de vaart der volken. Welaan dan, hier enkele voorstellen.
1. Vlamingen kennen Frans.
Een oude kameraad zei me onlangs: 'De befaamde tweetaligheid van de Vlaming, die hoort toch echt wel thuis in de Vlaamse canon'. Met tweetaligheid bedoelde hij niet het bedenkelijke Engels waarmee hedendaagse Vlamingen hun misgroeisels van het Nederlands doorspekken. Hij bedoelde dat wij, Vlamingen, en onze voorouders ik weet niet hoe lang al de taal van onze Waalse buren hebben gesproken en nog steeds spreken.
Neem bijvoorbeeld de Vlaamsgezinde culturele elite. Karel van de Woestijne, Willem Elsschot, Herman Teirlinck, Jan van Nijlen, Cyriel Buysse, Virginie Loveling, kortom, reuzen van onze letteren, allemaal spraken ze de andere landstaal en allemaal lazen ze gretig Franse boeken. Maar allemaal schreven ze in het Nederlands. Daar was moed voor nodig, want in het Frans kreeg je een veel groter publiek en oneindig veel meer internationale bekendheid. Zij echter besloten niet alleen de kunst, maar ook hun volk te dienen.
Onze taalstrijd was het hoorbare gedeelte van een klassenstrijd
Franstaligen hebben geprobeerd binnen Vlaanderen onze taal te verdrukken, ja zelfs te laten verdwijnen. On parlait le flamand aux animaux et aux domestiques, we mogen dat nooit vergeten. Ikzelf ben als knaapje nog uitgescholden voor sale petit flamand. Onze taalstrijd was het hoorbare gedeelte van een klassenstrijd – Frans hoog, Nederlands, Vloms, le flamand, laag. Er was niets etnisch aan te bespeuren.
Maar wij, Vlamingen, zijn zo listig geweest om van die onderdrukking een deugd te maken. Dwars door alle sociale klassen heen. Wijlen mijn lieve schoonouders bijvoorbeeld, boerendochter en boerenzoon die een kruidenierswinkel begonnen in Molenbeek, hadden niet doorgeleerd en toch spraken ze foutloos Frans. Buschauffeurs en dokters, onderwijzeressen en advocaten, arbeiders en ingenieurs, je kon de Vlamingen de kost niet geven die behoorlijk Frans kenden.
Toen ik vorige vrijdagavond hoorde hoe Vlaams minister-president Jan Jambon, overtuigd Vlaams nationalist, indien hij niet, wie wel, toen ik dus hoorde hoe Jan Jambon zijn regeringsverklaring in het Vlaams parlement samenvatte met de woorden plus est en vous, plus est en nous, en ik hoorde niemand, niet één lid van het Vlaams parlement een vertaling vragen (kom daar eens om in Nederland), toen dacht ik:
Ja, waarlijk, de glorieuze tweetaligheid van de Vlamingen hoort thuis in de Vlaamse canon.
2. De democratische en vredelievende emancipatie.
Dat is toch niet niks. Uit pure wanhoop trokken tienduizenden Vlamingen naar Wallonië om daar in de koolput te kruipen. Het was in de ondergrond altijd nog beter dan boven de Vlaamse grond. Dokters beschreven le mal flamand, algehele uitputting door langdurige honger of ondervoeding. Ging je een brood stelen om de lege magen van je kroost toch wat te vullen, dan veroordeelde de rechter je in een taal waar je geen jota van begreep. Kortom, onze voorouders waren paria’s.
Bij iedere stap voorwaarts hebben we de democratie gerespecteerd en de vrede bewaard
Stap voor stap hebben we rechten veroverd en welvaart gewonnen. We hebben 68 jaar moeten wachten op de erkenning van onze taal. We hebben een eeuw moeten wachten op een universiteit in onze taal. Bij iedere stap voorwaarts hebben we de democratie gerespecteerd en de vrede bewaard. Groepsverkrachting, massamoord, terreur, niet aan ons lijf. Wie voor die bezonnenheid de neus ophaalt, bestudere de geschiedenis van ex-Joegoslavië, Ierland en Baskenland.
Ja, waarlijk, de democratische en vredelievende emancipatie van de Vlamingen hoort thuis in de Vlaamse canon.
Voetnoot: de aartsdomme collaboratie tijdens de Eerste Wereldoorlog en de ronduit criminele collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog horen niet thuis in de Vlaamse canon. Nee, geen Borms, nee, geen Declercq, nee, geen Verschaeve. Zij hebben hun volk onnoemelijke schade berokkend. En daar heb je punt 3 al.
3. Het leed van de weggevoerde en vermoorde joden. De moed van het verzet.
Ja, die twee moeten in de Vlaamse canon. Herinnering aan de donkerste tijden van vorige eeuw. Herinnering aan de mensen die zich op gevaar van eigen leven hebben verzet tegen barbarij. Aan de slachtoffers van Breendonk. Dat kamp lag en ligt in Vlaanderen. En dus mogen we Franstalige slachtoffers meetellen. Foltering en moord kennen geen taal.
4. De Vlaamse schilders.
Als we in één kunst uitblinken, dan wel in deze. Hier geldt: kijk over de grenzen van ons kunstmatige gewest. Dirk Bouts kwam uit Haarlem, Hans Memling uit de omgeving van Mainz, Rubens is in het Duitse Siegen geboren, Antoon van Dyck werd hofschilder in Engeland, Adriaen Brouwer vinden we in Gouda en Amsterdam, Frans Hals was een jaar of drie toen hij verhuisde van Antwerpen naar Haarlem, James Ensor was half Engels en sprak Frans en Oostends, Rik Wouters schiep zijn ontroerendste werken in Bosvoorde – Brussel dus — en stierf in Amsterdam.
Nog een mooie, om het af te leren: Rogier van der Weyden kwam uit Doornik, toen onder de Franse kroon, heette eigenlijk Rogier de le Pasture en liet zijn naam vernederlandsen toen hij naar Brussel ging en stadsschilder werd. In de huidige hoofdstad van Vlaanderen sprak te dien tijde geen hond Frans. Iedereen sprak Nederlands. Alla, een soort Brabants.
Ja, waarlijk, de Vlaamse (?) schilders horen thuis in de Vlaamse canon.
5. Wacht even: de Vlaamse musici.
En dan bedoel ik niet Peter Benoit, ondanks zijn elegante derde fantasie.
De benaming Vlaamse polyfonie dienen we achterwege te laten
Nee, het gaat om de Vlaamse polyfonie, het absolute toppunt van de muziek uit de Lage Landen, het soort muziek waar een beetje Vlaming maar beter verrukt over kan zijn.
Waarschuwing. De benaming Vlaamse polyfonie dienen we achterwege te laten. De hoogbegaafde tot geniale polyfonisten waren afkomstig uit gewesten begrepen tussen het huidige Noord-Frankrijk en het huidige Koninkrijk der Nederlanden. Zij trokken bij bosjes naar Italië, waar ze i Fiamminghi, de Vlamingen werden genoemd.
Neem de allergrootsten. Josquin des Prez kwam uit de omgeving van Doornik en Adriaan Willaert uit Rumbeke. De West-Vlaming schopte het tot kapelmeester van San Marco in Venetië en de Picardiër was verbonden aan de Sixtijnse kapel. Johannes Ockeghem werd vermoedelijk geboren in Henegouwen en ging werken voor de Franse koning. Enzovoort. Enzovoort. De lijst is indrukwekkend lang.
Ja, waarlijk, de niet zo erg Vlaamse polyfonisten horen thuis in de Vlaamse canon.
6. Maar er zijn nog andere Vlaamse musici.
Mensen van bij ons munten uit in de interpretatie van oude muziek. De Limburger Paul van Nevel heeft het Huelgas-Ensemble uitgevonden en tovert nu al bijna een halve eeuw de subtielste polyfonie uit de keel van zangers uit alle ’s Heren landen. Hoor en zie ik Huelgas, ik kan mijn tranen nauwelijks bedwingen.
Dat zou al volstaan. Maar we hebben de gebroeders Kuijken, Sigiswald, viool, Wieland, cello, Barthold, fluit. Als zij barokmuziek spelen, denk je: ik heb nieuwe oren. Zij zijn de pioniers van de authentieke interpretatie op (vaak getrouwe kopieën van) oude instrumenten.
Nog bekender wellicht is Gentenaar Philippe Herreweghe, de man die het Collegium Vocale stichtte, dat nu wereldberoemd is. En… de lijst is indrukwekkend lang.
Ja, waarlijk, die Vlaamse musici horen thuis in de Vlaamse canon.
7. En voeg er voor mijn part andere Vlaamse musici aan toe uit andere soorten muziek, waar ik niet zo goed in thuis ben.
Laat anderen hun stem verheffen. Op voorwaarde dat de muziek steengoed is. Vlaanderen boven, waar men de Heer nog kan loven, waar de mensen belangrijk zijn en de buiken omvangrijk zijn.
8. Nu mijn eigen ambachtje: de poëzie.
Bijgevolg: Hadewijch, de grootste dichteres ooit van de Nederlandse taal. Toen de krant De Morgen de piepjonge filosoof Othman El Hammouchi ideeën voor de Vlaamse canon vroeg, antwoordde hij onder meer: Hadewijch. Overschot van gelijk heeft hij. En overschot van gelijk heeft de Nederlandse schrijver Hafid Bouazza die een groot bewonderaar is van deze middeleeuwse christelijke mystica. Dat soetste van minnen sijn hare storme; / Haar diepste afgront es haar schoonste vorme.
Zonder Hadewijch is de Vlaamse canon klein, gevaarlijk afval.
9. En zonder Van den vos Reynaerde is de canon al even waardeloos.
Aangezien wij een volk van bastaarden zijn en aangezien het een prachtig verhaal is, hoort Reinaart thuis in de Vlaamse canon
Rachida Lamrabet heeft er terecht op gewezen dat ons heerlijk oneerbiedige dierenepos duizenden kilometers heeft gereisd eer Willem die Madoc maecte het opschreef in het Waasland.
Dierenverhalen uit het huidige India, maar dan wel vijftienhonderd jaar oud of zo, hebben ons kunnen bereiken dankzij Arabische en Perzische vertalingen, die op hun beurt in Europese talen werden omgezet. Getrouw waren die vertalingen allerminst. Begaafde dichters en vertellers smukten ze op met nieuwe verhalen die ze in een herberg of op de markt hadden afgeluisterd. Tot Willem er dus onze Reinaart van maakte.
Aangezien wij een volk van bastaarden zijn en aangezien het een prachtig verhaal is, hoort Reinaart thuis in de Vlaamse canon.
10. Een laatste, maar je kunt de reeks vermenigvuldigen met tien of met honderd. Wie zich geroepen voelt, die doet maar.
Omdat wij, Vlamingen, een vaak gesmaad en beschimpt hoopje mensen zijn, voeg ik aan de Vlaamse canon een door menig Vlaming geliefd, maar ondanks die liefde toch veel beschimpt en gesmaad soort bouwwerk aan toe: de fermette.
Jazeker, de fermette hoort, ondanks haar on-Vlaamse naam, helemaal thuis in de Vlaamse canon. Ze is comfortabel en ruim. Haar bakstenen, haar hellende dak en haar verticale raampjes met roetjes passen harmonisch in het onspectaculaire doch lieflijke Vlaamse landschap.
Jammer genoeg vind je de fermette zowat overal in dat landschap, de fermette gaat pront vóór de lieflijkheid staan en dat stemt mij tot droefheid. Maar die heilloze metastase is niet de schuld van de fermette zelf, die gerieflijke, banale, bescheiden in het groen schuilende woonst.
Hoor ik daar op de achtergrond woedegehuil van verbolgen Vlaamse architecten? Wonen zij misschien liever in iets moderns? Bijvoorbeeld in de door generaties architecten in de wolken geprezen villa Savoye van Le Corbusier? Laten het dan geen regenwolken zijn. Vanaf de eerste week al lekte het platte dak van de villa als een zeef. Le Corbusier wilde geen goten, wegens onesthetisch. Villa Savoye is 88 jaar oud en werd al die tijd 9 jaar bewoond. Alle fermettes worden de hele tijd bewoond. Alle fermettes hebben goten.
Ja, waarlijk, de fermette hoort thuis in de Vlaamse canon.
(Maar niet de verkaveling. En nog veel minder het Verkavelingsvlaams. Tijd om op te houden)