“‘Vrouwen die niet sterven’
Een goed boek staat niet in je kast. Het nestelt zich tussen je longen en hart. En iedere keer dat je tijdens het lezen ademhaalt, piept het een beetje. Goede literatuur beneemt je de adem om je daarna met licht en lucht te vullen.
Zo las ik laatst ‘Het onderzoek’ van Latiefa Az-Zajjaat. Op pagina een begint zij te schrijven, zonder te weten waarom en waarover. Haar broer ligt in de kamer ernaast op sterven en zij wilt de dood van zich afschudden. Uiteindelijk schrijft ze een onvoltooide autobiografie. Want schrijven is het tegengestelde van sterven.
De kleine Latiefa is 11 jaar oud als de wereld begint en eindigt door het raam van haar ouderlijk huis. Een protest is gaande, 15 demonstranten worden gedood. Als onderwerp: de Britse kolonisatie. Ook in de vorige eeuw. Ook in de Arabische wereld. Ook toen schreven vrouwen over schuld en onschuld, revoltes en rebellie, oorlog en vrede. Niet alleen over chocoladecakes en bloemetjesjurken. Hoewel het ook hartstikke leuk is daarover te schrijven natuurlijk.
Ook ik keek als klein meisje door het raam en mijn wereld kwam niet verder dan de drie wijken waarin ons huis en dat van mijn oma en oom stonden. In mijn straat stierven er geen mensen, maar op tv wel. Ze wordt ouder en verlaat haar wijk waardoor ze halfvervallen gebouwen én mensen ziet. Ze vlucht.
Ook ik ben gevlucht voor de wereld, vaker. In mijn literatuur. Maar ook in stilzwijgen, in voortdurende ontkenning, in onverschilligheid. Ze zegt dat ze een beter mens was geworden als ze niet steeds gevlucht was, dat ze meer had kunnen liefhebben én haten. Of ik wel kan liefhebben, vraag ik mezelf soms af. Of ik geloof in sprookjes die nooit werkelijkheid zullen worden. Of ik mezelf geen illusies voorhou en vlucht voor die illusies afbrokkelen. Op pagina 52 stelt Latiefa zich dezelfde vragen.
En piepend haal ik adem. Schuurt mijn hart tegen mijn longen terwijl ik deze vrouw lees. Ze was hoogleraar Engels aan de Universiteit van Caïro, ze werd geboren in 1923 en stierf aan kanker in 1996. Aan het einde van haar leven werd ze geloofd en geprezen voor haar literatuur. Maar tijdens haar leven is ze twee keer in de gevangenis geëindigd. Ze is ook twee keer getrouwd geweest.
Ik vergelijk Latiefa Az-zajjaat soms met Connie Palmen, om u een idee te geven van de effecten van literatuur. Het onderzoek heeft precies hetzelfde effect op mij gehad als “Jij zegt het” van Palmen. De schrijfstijlen zijn totaal verschillend. Ook de taal is anders. De onderwerpen. Maar wat ze allebei gedaan hebben, is spreken vanuit of over een personage dat zo sterk is dat het fragmenten bevat van alle vrouwen op de wereld.
Wij missen sterke vrouwelijke personages in de literatuur, vrouwen die niet opgebouwd zijn uit clichés en typetjes, die echt zijn, tot leven komen in de marge van de literatuur en geschiedenis, waarin je jezelf herkent of de vrouwen die je kent.
Wij missen die personages in de literatuur. Sterke vrouwelijke personages, die niet opgebouwd zijn uit clichés en typetjes, die echt zijn, tot leven komen in de marge van de literatuur en geschiedenis, waarin je jezelf herkent of de vrouwen die je kent, waarmee je dichter bij jezelf komt en troost vindt omdat je zo mag zijn. Geschreven voor en door de vrouw die moeilijk wordt genoemd terwijl ze gewoon zichzelf is. Complex en ongrijpbaar. Voor de vrouw die steeds te horen krijgt dat ze mooier is als ze lacht. Voor de vrouw die niet binnen de lijntjes kleuren kan, voor wie de wereld te klein is en haar fantasie te groot. Dat je je ongelooflijke zelf moet blijven. Dat dat de vrouwen zijn die boeken schrijven. En waarover geschreven wordt.
“Het onderzoek” is geschreven door een vrouw die meer op mij lijkt, waarin ik mezelf herken, die ik had kunnen zijn, die ik zou willen zijn, met wie ik dezelfde oogkleur en huidskleur deel. Ik zou kunnen zeggen dat ik mij meer identificeer met de literatuur van az-Zajjaat dan met de literatuur van Palmen. Maar dat klopt niet. Zo werkt literatuur niet. In beide boeken komt dezelfde strijd voor. De wereld maakt geen plaats voor uitgesproken vrouwen. Die plek nemen ze zelf in en tegelijk zijn ze er zich steeds van bewust dat ze teleurstelling en afwijzing een leven lang met zich mee zullen zeulen. Want ze botsen steeds opnieuw op diezelfde verstoting of verbanning. Wat mijn bestaan echter een extra dimensie geeft, is dat ik de gedaante van az-Zajaat deel en de setting van Palmen. Ik ben gekleurd in een witte mannenwereld. Maar bij het lezen is het niet belangrijk wie ik ben, want ik vind oneindig veel troost in de literatuur van deze vrouwen. Het gaat om wie zij zijn.
Ik betrapte mijzelf tijdens het lezen van haar autobiografie wel steeds opnieuw op een lichte verbazing over hoe vrij ze was, hoe vrij ze sprak, hoe ze haar plek in het Egypte van de twintigste eeuw veroverde als hooglerares en schrijfster en dat haar omgeving bestond uit vooraanstaande vrouwen voor wie de maatschappij zo bang was dat zij gevangen werden genomen (#goals). En ik wilde mij niet verbazen. Want de eerste universiteit ter wereld werd opgericht door een moslimvrouw uit Fes. Ik wilde niet verbaasd zijn. Dat was mijn eerste fase toen ik als kind binnentrad in de wereld van de literatuur en die fase was ik ontgroeid, dacht ik.
Ik was in een staat van voortdurende verwondering. Als ik langs de rekken liep en een schrijfster ontdekte met een naam die als thuis aanvoelde, een naam die ik kon krijgen als ik niet Aya was genoemd, dan nam ik dat boek meteen uit het rek. Zonder aarzeling. Het was een punt van herkenning. Een bevestiging van mijn bestaan. Ook wij mochten gehoord en gezien worden. Maar vooral gelezen. De wereld van de literatuur die zo groots was maar geen plaats voor mij leek te hebben. Dat was slechts een illusie. Ik moest gewoon beter zoeken. Zo kwam ik uit bij schrijfsters als Ghada Al-Samaan, Fatima Mernissi, Nawal El Saadawi. Er was ook plek voor mij en iedere keer wordt dat gevoel bevestigd als ik een vrouw lees met wie ik dezelfde achtergrond en geschiedenis deel.
Tegelijk was ik teleurgesteld bij het lezen. Dat het de uitzonderingen waren die de geschiedenisboeken haalden, die heilige huisjes omver schopten en dat er in de ogen van de massa altijd een geur van verdorven rebellie rond die vrouwen heeft gehangen. Wat een verlies voor de vele vrouwen voor wie de tijd heeft stilgestaan, de tijd zelfs terug tikte, dacht ik. Maar vooral voor de massa vrouwen die te horen krijgen dat ze niets aan al die boeken hebben want stel dat ze hun bestaan, dat ze de wereld in vraag beginnen stellen. Stel dat de boeken hen op verkeerde gedachten brengen. Het is goed zo.
Ook Latiefa werd verteld op pagina 57 dat ze niet moest scheiden, dat alle mannen zo zijn, dat ze zelf niet deugde voor een huwelijk omdat ze een universiteitsdiploma had, ook haar werd verteld dat er in 99% van de Amerikaanse huwelijken ontrouw voorkwam. Haar man siste haar toe dat hij haar had gemaakt.
De meeste vrouwen zijn omgeven door schaamte door een “het is nu eenmaal zo”, door een voortdurende beschuldiging van overdrijven, een voortdurende schuld gewoon. Nu nog. Kijk naar de Weinsteinaffaire, al die vrouwen die jarenlang gewoon gezwegen hebben.
De meeste vrouwen blijven in zo’n toxisch milieu. De meeste vrouwen krijgen hetzelfde te horen wanneer ze de scheiding aanvragen, wanneer ze kiezen om degene die hun wortels uit te grond trekt eens ze de eerste lenteknoppen vertonen, te verlaten. De meeste vrouwen zijn omgeven door schaamte door een “het is nu eenmaal zo” door een verstomd zwijgen, door een voortdurende beschuldiging van overdrijven, een voortdurende schuld gewoon. Nu nog. Kijk naar de Weinsteinaffaire, al die vrouwen die jarenlang gewoon gezwegen hebben.
Het vrouw zijn, is doordrenkt met een stilzwijgen en schuld. Red je huwelijk, want er zijn ergere dingen dan een man die slaat of een man die scheldt, er is de vloek van het oud en kinderloos sterven, van het alleen-zijn. Draag je lot. Dat wordt vrouwen verteld. En Latiefa, de vrouw die schreef, die haar eigen centen zuur verdiende, die hoogleraar was en zo uitgesproken en vrij sprak dat ze in de gevangenis belandde, ook zij leed hieronder.
Ze scheidde toch van haar man. Iedereen had zijn mening klaar, maar zij vertrok in vrede. Welke vrouw heb jij gemaakt? vroeg ze hem nog, de vrouw van de successen of van het ongeluk. Maar ze vertelde iedereen ‘Hij is een prachtmens en ik ben een prachtmens, maar we passen niet bij elkaar.’ Dat maakte voor mij de bewondering compleet.
De magie bleef duren. De betovering is nog steeds niet verbroken. Latiefa was inderdaad een prachtmens, een goede echtgenote – wat een verlies voor hem, zij stelde voortdurende zichzelf in vraag, probeerde de kloof tussen wat ze zei en wat ze deed steeds te dichten. Ze geeft op pagina 126 toe dat ze ooit een manuscript niet heeft gepubliceerd uit angst en uit ontkenning van haar verleden. Dat ze op een bepaald moment uit de gevangenis kwam en haar tweede huwelijk betrad en dat ze daarom verslagen was, moegestreden. Het vergt oneindig veel moed om dit toe te geven. Latiefa is even mythisch als dat ze menselijk is. En wat een verlies dat zij een jaar en elf maanden na mijn geboorte gestorven is, hoewel haar leven mij nog steeds beklemd en ontroerd. Tussen mijn hart en mijn lever zit zij.