Over de onvoorspelbaarheid van een politie-interventie
“‘Waakzaam en dienstbaar’
We geven in onze samenleving het monopolie op geweld aan de politie, maar dan moet er ook absolute nultolerantie gelden voor misbruik van dat monopolie, schrijft Bie Vancraeynest. Het mag niet afhangen van of je een “goeie” of een “slechte” tegenkomt. We zijn gezagsgetrouw, maar dat mag niet betekenen dat we niet meer kritisch kijken naar de instellingen.
Bie Vancraeynest
© Brecht Goris
Voor de lockdown wordt ons gevraagd gehoorzaam te zijn aan een centraal gezag, dat nauwelijks door het parlement wordt gecontroleerd, schrijft Bie Vancraeynest. De tijden zijn ernaar, we doen dus wat we moeten doen. Maar gezagsgetrouwheid mag niet betekenen dat we niet meer kritisch kijken naar de instellingen en naar wie hen vertegenwoordigt.
‘Waarom loop je weg als je gecontroleerd wordt door de politie?’ Ik zag de vraag, retorisch of niet, passeren na de dood van Mehdi, en opnieuw na de dood van Adil. Twee jongens van wie, jammer genoeg, de voornaam volstaat om te weten over wie het gaat. We ontdekken pas na hun dood wie zij waren voor ze op de rand van de volwassenheid door een politiewagen uit het leven werden gerukt. Of door het noodlot. Of door hun eigen schuld, volgens sommigen.
‘Als de politie je vraagt om te stoppen, dan gehoorzaam je.’ Daar lijken veel mensen het over eens te zijn. Als de politie het aan mij vraagt, dan stop ik ook.
Ik heb in mijn leven twee keer de politie gebeld. Twee keer terwijl ik thuis was en twee keer omwille van mijn buren.
Eén buurvrouw stond in de nacht van 1 op 2 januari stomdronken aan mijn deur te morrelen op de vierde verdieping, terwijl ze op het eerste woonde. En met nog steeds een halve kater had ik daar een inbreker in vermoed.
Een tweede keer omdat de ruzie tussen een koppel in het gebouw uit de hand aan het lopen was, en er hoorbaar klappen aan het vallen waren. Zonder lenzen en in mijn pyjama ging ik bonzen op de deur en eiste ik dat de deur werd opengemaakt. Tot mijn verbazing was het mijn buurman die me wanhopig en onder het bloed smeekte om de politie te bellen omdat zijn dronken vriendin door het lint ging.
De politie-interventies waren telkens kort en correct.
De wijkagente die er zich bij mijn laatste verhuis kwam van vergewissen of ik er wel degelijk woonde, vroeg of ze niet gewoon beneden een sigaretje mocht roken en waarschuwde mij om na tienen ’s avonds niet meer naar het nabijgelegen plein te trekken, want dan was het daar gevaarlijk. Advies dat ik daarna danig in de wind heb geslagen, alleen al omdat de nachtbus op datzelfde plein halte houdt.
Andere mensen, andere ervaringen
Mijn oordeel over de politie is lang gebaseerd geweest op een handvol anekdotes waar ik zelf nauwelijks een rol in speelde. Zolang ik alleen was, werd ik correct behandeld.
Maar dat is behoorlijk veranderd toen ik deel begon uit te maken van andere constellaties. Op stap met groepen Brusselse jongeren, actie voerend, samen werkend met mensen zonder papieren, pratend met vluchtelingen, in de buurt van straatbewoners. Mensen van kleur. Excentrieke mensen die geen blad voor de mond nemen.
Door dicht bij hen te zijn, was ik, rechtstreeks of achteraf, getuige van een heel ander soort interventies. Verhalen over eerst klappen uitdelen en dan pas vragen stellen. Je kleren moeten uittrekken, op je knieën moeten gaan zitten. Zonder aanwijsbare reden uit een rij mensen worden gepikt. Zomaar uitgekafferd worden. Een heel spectrum van micro- tot macro-agressies.
Een minderjarige werd op de dag van de aanslagen enkele uren opgepakt omdat ‘hij aan het lachen was’, ja echt. Iets wat hem op een zwarte lijst deed belanden, waardoor hij geen vakantiejob meer kan krijgen op de luchthaven.
Als dit vanaf jonge leeftijd je deel is, dan gaat er iets stuk dat nog heel moeilijk te repareren valt. Het is normaal dat we instellingen afrekenen op onze persoonlijke ervaringen ermee. Maar als die negatief zijn, dan krijgt ons basisvertrouwen een knauw.
Zonder papieren, mét angst
De onvoorspelbaarheid van wat er kan gebeuren bij een politiebezoek boezemt angst in.
Een vriend zonder papieren belde niet zo lang geleden een ambulance voor een vluchteling die zich onwel voelde. De ambulanciers (tegenwoordig deels geprivatiseerd) hadden met zo weinig respect hun interventie aangevat en beëindigd dat hij besloten heeft er nooit nog een te bellen.
Op een van de ontmoetingsplekken van de organisatie waar ik werk organiseerden we een bevraging over veiligheid. Op de vraag ‘Wanneer voel je je hier onveilig?’ antwoordden meerdere mensen: ‘Als de politie komt’. Mensen die, voor alle duidelijkheid, geen criminelen zijn, maar niet de juiste papieren hebben of er anders uitzien. De onvoorspelbaarheid van wat er kan gebeuren bij een politiebezoek boezemt angst in.
Je hebt niets te verbergen, maar er kan je wel iets worden aangesmeerd.
De hippe H. die al jaren een goed uitgebouwd leven heeft, hier werkt en woont, maar zonder wettige verblijfsdocumenten, werd vorige week op straat om 22 uur, terwijl hij in zijn eentje een fietstochtje maakte, tegengehouden. Volgende keer zullen ze hem naar een gesloten centrum sturen, krijgt hij te horen (iemand had de memo dat ze daar van de ene dag op de andere gewoon iedereen hebben buitengezet, in een busje naar Brussel, niet gekregen). Het is een achteloos zinnetje. Maar het betekent wel een dreigement om een leven overhoop te gooien.
Een Soedanese vluchteling, op weg naar zijn slaapplek in een Brussels hotel, werd opgepakt, geslagen, met traangas bespoten en aan de andere kant van de stad uit de wagen gegooid. Daar zijn beklijvende beelden van. Hij jammerend, met naast hem zijn stukgeslagen smartphone, een levenslijn doorgeknipt. Het feit werd gefilmd door omstaanders, haalde het nieuws en inmiddels zou een agent op non-actief zijn gezet.
Ondertussen in Nederland
Jaren geleden ontving ik een Nederlandse delegatie op werkbezoek. Straathoekwerkers en wijkagenten die samen een project hadden in de stevige Amsterdamse wijk De Baarsjes. Het motto van de Nederlandse politie staat op al hun dienstwagens: 'Waakzaam en Dienstbaar'.
Zij vielen van hun stoel toen ze een aantal verhalen hoorden. Alleen al wat taalgebruik in communicatie betreft is de aanpak in Nederland helemaal anders. De politie informeert ook zelf op haar site over de (dalende) statistieken rond politiegeweld.
Er is een aflevering van het onvolprezen programma Striptease over de Mechelse politie met de prachtige titel Les poulets à la mosquée. De reportage over een ongemakkelijke dialoog tussen de lokale politie en Mechelse jongeren is dertig jaar oud en ik vrees dat je nu ongeveer hetzelfde zou kunnen draaien. We gaan er alleszins in deze coronaperiode niet op vooruit volgens deze trieste opsomming in Bruzz.
Dit is geen verhaal waar het van twee kanten moet komen, er is geen evenwicht in een verhouding waar de ene partij gewapend is en de andere niet.
Voor de lockdown wordt ons gevraagd gehoorzaam te zijn aan een centraal gezag, dat nauwelijks door het parlement wordt gecontroleerd. De tijden zijn ernaar, we doen dus wat we moeten doen. Maar gezagsgetrouwheid mag niet betekenen dat we niet meer kritisch kijken naar de instellingen en wie hen vertegenwoordigt. Een aantal Brusselse politici waren zo moedig om vraagtekens te zetten bij het politieoptreden van de voorbije weken. Het is hen niet in dank afgenomen.
Het zal best niet te onderschatten zijn om een hele werkdag door geconfronteerd te worden met de mens op zijn slechtst: dronken, boos, agressief, verdrietig, gewond. Ook bij de politie zijn meer uitdagingen dan middelen. Dat leidt binnen het politiekorps tot aberraties. In deze gespannen tijden waar soms eerder vage richtlijnen worden afgedwongen, ligt er veel verantwoordelijkheid bij agenten die dat ook allemaal zonder mondmasker moeten doen.
Maar dit is geen verhaal waar het van twee kanten moet komen, er is geen evenwicht in een verhouding waar de ene partij gewapend is en de andere niet. Als her en der in de stad graffiti en spandoeken opduiken die gerechtigheid vragen voor Adil en daarbij (soms) de politie met de vinger wijzen, dan zal er meer moeten gebeuren dan die weg te laten halen.
We geven in onze samenleving het monopolie op geweld aan de politie, dan moet er ook absolute nultolerantie gelden voor misbruik van dat monopolie. Het mag niet afhangen van of je een “goeie” of een “slechte” tegenkomt. Dit is geen verhaal van een paar rotte appels of cowboys. Het systeem moet juist zijn.