Proactieve transparantie is al een stap vooruit
“‘Waarom engagement niet altijd gratis hoeft te zijn’
Naima Charkaoui maakt komaf met het idee dat je inzetten voor een goed doel gratis moet gebeuren. Meer nog: terugbetaling van kosten proactief aanbieden is voor haar een elementaire vorm van beleefdheid én toegankelijkheid.
Naima Charkaoui
© Charis Bastin
Naima Charkaoui maakt komaf met het idee dat je inzetten voor een goed doel gratis moet gebeuren. Meer nog: terugbetaling van kosten proactief aanbieden is voor haar een elementaire vorm van beleefdheid én toegankelijkheid. ‘De verandering is gaande en dat is goed, maar ze kan nog wat duwtjes in de rug gebruiken.’
In sectoren die gedragen worden door gedreven engagement en waar de budgetten altijd schaarser zijn dan de ambities, zijn vergoedingen een delicaat onderwerp. Toch moeten we het daarover hebben, tenminste als organisaties hun streven naar inclusie en diversiteit ernstig nemen.
Deelnemen aan een focusgroep. Advies geven over een diversiteitsproject. Zetelen in een raad van bestuur. Een lezing geven of deelnemen aan een panel. Veel organisaties gaan ervan uit dat mensen dat allemaal maar gratis moeten doen. Want het is voor het goede doel toch, de mooie missie van hun organisatie.
Zeker van mensen met een migratieachtergrond en organisaties die veel met deze groepen werken, wordt vaak verwacht dat ze vol dankbaarheid zullen reageren omdat ze eens mogen aanschuiven aan tafel en hun mening mogen geven. Als iemand dan schoorvoetend durft vragen of er een vergoeding aan gekoppeld is, wordt er verbaasd gereageerd. Nee, daar hebben ze nog niet over nagedacht.
Waar mensen aan dezelfde tafel zitten, zitten ze niet noodzakelijk in dezelfde positie.
Het is het niet prettig om de vraag naar een vergoeding zelf op tafel te leggen. Je weet dat je inhalig kan overkomen, alsof geld belangrijker is dan nobele doelen. En het is ronduit vernederend als je moet uitleggen dat je zo krap zit in tijd en geld dat dit er niet bij kan als er niets tegenover staat.
Als het onderwerp ‘zitpenningen’ al eens ter sprake komt op een raad van bestuur, staat er altijd wel iemand klaar om te benadrukken dat dat nergens voor nodig is. Waar gaan we naartoe als we ook al dit engagement cash moeten vergoeden?
Dit is waar we naartoe gaan als we het niet hebben over vergoedingen: uitsluiting. Waar mensen aan dezelfde tafel zitten, zitten ze niet noodzakelijk in dezelfde positie. De meeste mensen worden betaald als medewerker van de organisatie die ze vertegenwoordigen. Voor sommigen zijn het overuren, die ze al dan niet mogen inhalen. Zelf zat ik op menige vergadering en conferentie – wellicht als enige – in de positie dat ik verlof moest nemen om erbij te zijn. Met dat besef klonken die ronkende woorden over engagement me toch wel wrang in de oren.
Royaal strooien met tijd is een privilege dat niet willekeurig verdeeld is. Voor ouders van jonge kinderen is het moeilijker om zich te engageren voor de zoveelste avondvergadering. Voor alleenstaande ouders nog meer. Voor moeders nog altijd meer dan voor vaders. In het terechte streven naar verjonging en vervrouwelijking van menig orgaan, loont het de moeite om bij die factoren stil te staan en het taboe op vergoedingen te doorprikken.
Tien euro betekent voor de een niet hetzelfde als voor de ander. Wie de terugbetaling niet nodig vindt, kan ze weigeren.
Dan heb ik het voor de duidelijkheid niet over exuberante bedragen. Een billijke tegemoetkoming voor de tijd die iemand investeert om deel te nemen en zich voor te bereiden, volstaat. Dat is momenteel in veel sociale organisaties nog onbespreekbaar. Ik doel dan niet op de kleine vzw om de hoek, maar op professionele organisaties. Zelfs de terugbetaling van verplaatsingskosten, ook daar moeten mensen soms beschroomd zelf om vragen. Vaak volgt dan een positief en vriendelijk antwoord, dat wel.
Maar hoe blind voor drempels kunnen die sociaal gedreven mensen zijn, als ze daar zelf nog niet waren opgekomen? Terugbetaling van kosten proactief aanbieden is voor mij een elementaire vorm van beleefdheid, én toegankelijkheid. Ja, ook voor de pannenkoekenbak van de lokale vereniging kan men minstens voorstellen om de ingrediënten te bezorgen of terug te betalen. Tien euro betekent voor de een niet hetzelfde als voor de ander. Wie de terugbetaling niet nodig vindt, kan ze weigeren.
Maar stilstaan bij vergoedingen gaat over meer dan toegankelijkheid en drempels. Het gaat ook over welke competenties je waardeert – of niet. Een witte organisatie die mensen en organisaties met migratieachtergrond wil betrekken in het uitdenken van een diversiteitsbeleid, heeft gelijk. Ze heeft hun invalshoeken en inzichten nodig om tot een gedegen aanpak te komen.
Maar die competenties moeten dus evengoed gevaloriseerd worden als die van de interne medewerkers. Het is een denkfout dat een organisatie de kost van haar falen om een divers team te zijn kan afwentelen op externen. Het is alsof je de afwezigheid van een boekhouder in de organisatie probeert op te lossen door een focusgroep van financieel experten op te richten, die op die manier dan maar gratis de boekhouding moeten doen.
Vrijwilligheid door de een gaat vaak gepaard met vrijblijvendheid voor de ander. Door een correcte vergoeding te voorzien voor externe expertise, neemt de organisatie meer verantwoordelijkheid voor haar interne gebrek aan knowhow. En ze zal wellicht ook meer druk voelen om de bijeenkomsten te doen leiden tot concrete vooruitgang.
Een organisatie die gelijkheid ernstig neemt, heeft dus een vergoedingenbeleid nodig. Dat kan geen one-size-fits-all aanpak zijn. Deelnemen aan een adviesgroep of panel, een bestuursfunctie opnemen of aan de toog staan van een lokale activiteit: het is niet hetzelfde. Zo’n beleid erkent ook de verschillen in de situaties van mensen: is het binnen iemands werktijd?
Die proactieve transparantie is al een stap vooruit, omdat het de tegenpartij de gêne bespaart om er zelf naar te moeten informeren.
Ze bepaalt ook de omgang met bestaande ongelijkheid: moeten sprekers in hetzelfde panel a priori dezelfde vergoeding krijgen, of volgen we de vraagprijs – de marktwaarde dus? En doen we dat ook als dat bijvoorbeeld betekent dat vrouwen of mensen uit minderheidsgroepen systematisch minder ontvangen dan grijze mannen?
Even belangrijk als interne criteria is het communiceren van de uitkomsten ervan. Spreek je een persoon of organisatie aan met een vraag, vermeld er dan meteen bij wat je zelf kan bieden. Geef het ook duidelijk mee als dat niets materieel is, want dat moet natuurlijk niet altijd. Die proactieve transparantie is al een stap vooruit, omdat het de tegenpartij de gêne bespaart om er zelf naar te moeten informeren.
Aan de mensen en organisaties aan de andere kant: durf een vergoeding aanvaarden. Schat je eigen expertise niet te laag in en durf selectief zijn in gratis engagementen. Wil je een aangeboden vergoeding echt niet, spreek dan af om ze te schenken aan een vereniging waarin je gelooft en die het goed kan gebruiken. Discreet graag, zodat je mensen die het wél aanvaarden niet in verlegenheid brengt. Want uiteindelijk gaat het niet alleen over jezelf, maar ook over anderen die niet de luxe hebben om zoveel zaken gratis te kunnen doen.
Ironisch genoeg is het vaak moeilijker over vergoedingen te beginnen voor iemand bij wie het een belangrijk issue is, dan voor iemand die er niet afhankelijk van is. Het is in mijn ervaring ook stukken gemakkelijker om het aan te brengen als het niet over jezelf gaat.
Steeds meer mensen maken vandaag een punt van een billijke vergoeding voor bepaalde prestaties, voor henzelf en voor anderen. Dat is een goede zaak. De verandering is gaande, maar ze kan nog wat duwtjes in de rug gebruiken.