“‘Waarom Trump(isme) een blijver is ’
Er lijkt een nieuw recept te zijn gevonden voor politiek succes in deze tijden. Donald Trump, Marine Le Pen, Geert Wilders, Nigel Farage, Boris Johnson,... allemaal lusten ze een flinke portie "soevereinisme". En dat "Trumpisme" zal het politieke speelveld blijven bepalen, stelt Ferdi De Ville.
Er lijkt een nieuw recept te zijn gevonden voor politiek succes in deze tijden. Donald Trump, Marine Le Pen, Geert Wilders, Brexiteers als Nigel Farage en Boris Johnson, Vlaams Belang bij ons en vele anderen maken er (in meerdere of mindere mate) gebruik van. Het gaat om een combinatie van een links economisch met een rechts migratie-, veiligheids- en cultureel (wat ik hierna kortweg cultureel zal noemen) programma.
Waarnemers fronsen al een tijdje de wenkbrauwen bij het programma en het succes van de hierboven genoemde politici. Het combineren van linkse voorstellen op sociaaleconomisch vlak en rechtse standpunten op cultureel vlak wordt als incoherent gezien. Men schudt verbijsterd het hoofd dat het door rechtse politici opportunistisch verkondigen van economisch linkse opvattingen door het volk niet doorzien wordt.
Eigenlijk is het vreemd dat deze combinatie pas vrij recent is doorgebroken. Want het is net een ‘logische’ positie te noemen. We kunnen politieke voorkeuren indelen volgens de twee bovengenoemde assen: economisch en cultureel. We kunnen vervolgens de uiteinden van deze assen beschrijven met betrekking tot de rol van de overheid: gaande van sterke controle tot zwakke inmenging.
Trumpisme
Het ‘nieuwe’ succesrecept vindt dat de overheid sterke controle moet hebben op de economie en op de culturele identiteit. Bijvoorbeeld via een figuurlijke “great tariff wall” tegen Chinese economische concurrentie en een echte muur tegen Mexicaanse immigranten (die in Trump’s discours zowel een economische als een culturele bedreiging worden genoemd). We zouden deze positie ‘soevereinisme’ kunnen noemen.
Het tegengestelde van soevereinisme is het liberalisme, dat op die manier ook een coherente positie vormt. Dit bepleit zowel minimale inmenging door de overheid in economische als in culturele aangelegenheden. Andere posities zijn vanuit dit kader incoherent. De sociaaldemocratie (en radicaal links a fortiori), bijvoorbeeld, is voor een sterk interveniërende overheid op economisch vlak, maar eerder voor laissez-faire op cultureel vlak. N-VA bij ons vandaag (en voor een lange periode was ook het Vlaams Blok/Belang dat) is dan weer voor sterkere controle op cultureel vlak maar eerder liberaal op economisch vlak. Natuurlijk kan elke ideologie op een vrij coherente manier geframed worden, maar dat is moeilijker voor de laatst- dan voor de eerstgenoemden.
Spreken van het einde van de links-rechts tegenstelling is natuurlijk altijd onzin geweest.
Waarom komt dit succesrecept nu (pas) boven drijven? Het politieke landschap wordt natuurlijk al langer door elkaar geschud. Al sinds de opkomst van de ‘identiteitspolitiek’ in de jaren zeventig vallen politieke posities niet meer zo eenvoudig te duiden als voorheen, toen ze quasi-volkomen samenvielen met de economische as. Spreken van het einde van de links-rechts tegenstelling is natuurlijk altijd onzin geweest. Er is gewoon (op zijn minst) een as bovenop gekomen.
Fris-groen, nieuw-rechts,…
Eerst werden links en rechts uitgedaagd op de eigen flank. Groene partijen kwamen met frisse standpunten rond nieuwe thema’s (vooral ecologische) waarop de overheid de markt moest beteugelen, terwijl ze op identiteitsvlak voor meer vrijheid ijverden. Nieuw-rechts was eerst, en lang, ook een afscheuring van bestaande rechtse partijen die teveel compromisbereidheid met links werden verweten (zowel op economisch als cultureel vlak).
De grootste schok voor het systeem kwam er toen extreemrechtse en populistische partijen en masse kiezers begonnen af te vangen van de sociaaldemocratie. Door zich af te zetten tegen het “establishment” (een oorspronkelijk linkse positie) en in te spelen op de onvrede van een deel van de arbeidersklasse over concurrentie door immigranten op de arbeidsmarkt en binnen de sociale zekerheid, deed ze een deel van de linkse achterban overlopen.
Door hun ontstaansgeschiedenis en afkeer van de (grote) overheid, namen deze partijen oorspronkelijk een rechtse economische positie in. Ondertussen, sinds de financiële crisis en de toenemende frustraties over de kosten van globalisering, hebben ze ontdekt dat een links economisch programma beter aansluit bij hun kiezers (voorloper daarin was het Front National in Frankrijk). Zo is het pakket dat aan de verwaarloosde, voornamelijk autochtone kiezers wordt aangeboden compleet: voor controle over onze grenzen en onze identiteit, voor controle over onze economie en nog steeds met een anti-establishment karakter (hoe vreemd dat in figuren als Donald Trump ook mag lijken).
Klakkeloos lui
Er zijn drie foute reacties op dit fenomeen: minachting, kopiëring en afzetting. Het eerste hebben we al te vaak gezien onder ‘weldenkenden’: spot drijven met multimiljonair Trump met Sloveense vrouw, met ex-effectenhandelaar Nigel Farage met Duitse vrouw, of met Boris Johnson, zoon van een medewerker van de Europese Commissie met Turkse en Franse roots en opgeleid aan elitescholen, die allen pleiten voor het terugnemen van economische en culturele controle. Daar gaat steeds ook dedain ten opzichte van hun kiezers die dat niet doorzien mee gepaard.
Er zijn drie foute reacties op dit fenomeen: minachting, kopiëring en afzetting.
De tweede reactie is om ervan uit te gaan dat deze succesformule onverslaanbaar is, en dus om ze vrij klakkeloos te kopiëren. We zien dat bij sommige centrumlinkse zowel als centrumrechtse partijen vandaag.
De derde is (net zoals met de vroegere golf van populisme en extreemrechts) om van de weeromstuit diametraal tegenovergestelde posities in te nemen. Dit volgt uit de luie analyse dat de oude tegenstelling links-rechts is vervangen door de nieuwe open-gesloten (of kosmopolitisch-parochiaal) en dat weldenkenden zich wel moeten verenigen in het ‘open’ kamp. Ook een tot mislukken gedoemde poging om de culturele breuklijn opnieuw onder de economische mat te vegen kunnen we hiertoe rekenen.
Het gevoel van controle
De juiste les om te trekken is dat mensen verlangen naar een minimale dosis controle over hun leven en omgeving. Dat ze willen dat er naar hen geluisterd wordt, in plaats van dat ze door experten, politici en andere leden van ‘de elite’ te horen krijgen dat hun verzuchtingen irrationeel zijn. Dat de disenfranchised (wie hiervoor een goede Nederlandse vertaling kent, mag het me laten weten) hun stem in de publieke besluitvorming opnieuw opeisen, kunnen we alleen maar toejuichen.
We moeten beseffen dat de soevereinisten blijvers zijn.
Wanneer mensen het gevoel hebben controle te hebben over hun leven (en dus niet verlamd worden door angst), zijn ze veel meer bereid tot (intra- en internationale) solidariteit en empathie en zijn ze minder afkerig tegenover verschillen. In die zin is de slogan ‘wir schaffen das’ geweldig: door de nadruk op ‘we’ en het feit dat we de vluchtelingenstroom wel aankunnen, dat we het onder controle hebben. Controle is een begrip dat niet aan rechts mag worden overlaten.
We moeten beseffen dat de soevereinisten (die pleiten voor een sterke overheid op economisch en cultureel vlak) blijvers zijn. Gezien de achtergrond van velen onder hen kunnen we veronderstellen dat hun economisch linkse opstelling vaak is ingegeven door een flinke dosis opportunisme, en dat wanneer ze aan de macht komen het dus vooral een culturele omslag is die zal volgen (en de ‘anderen’ dan ook het gelag zullen betalen). Een juiste reactie kan er alleen maar uit bestaan de hang naar controle van de kiezers serieus te nemen, en te kanaliseren op een manier die positief is voor de samenleving.