Laat angst plaats maken voor begrip en liefde

Column

9/11, ongevraagd ijkpunt van de 21ste eeuw

Laat angst plaats maken voor begrip en liefde

Laat angst plaats maken voor begrip en liefde
Laat angst plaats maken voor begrip en liefde

Is het mogelijk om een column te schrijven, die verschijnt op 11 september zonder het te hebben over 11 september? De datum werd het ongevraagde ijkpunt van de 21e eeuw. We hebben veel verloren die dag. Vandaag wil ik een poging doen om een stukje terug te winnen.

Warda El-Kaddouri

© Brecht Goris

Is het mogelijk om een column te schrijven, die verschijnt op 11 september zonder het te hebben over 11 september? Het was de vraag die ik mezelf stelde op het moment dat ik de publicatiedatum van dit stuk vernam. Twee cijfers. Elf en negen. Ze symboliseren radicale kantelmomenten in de moderne geschiedenis. In de vorige eeuw was 11/9 met de val van de Berlijnse Muur nog een teken van hoop. Een paar jaar later werd 9/11 het ongevraagde ijkpunt van de 21ste eeuw. We hebben veel verloren die dag. Vandaag wil ik een poging doen om een stukje terug te winnen.

Iedereen vraagt elkaar: ‘Waar was je die dag?’ en ‘Wat deed je op dat moment?’ De beelden van de aanslagen kennen we, maar we bekijken ze vandaag opnieuw en opnieuw en opnieuw. Media maken reconstructies, nieuwe hartverscheurende geluidsfragmenten duiken op, complottheoriën worden opnieuw ontleed. En opnieuw, en opnieuw. Één gebeurtenis. Oneindig veel gevolgen.

Een van die gevolgen is dat islam sindsdien niet meer weg te denken is uit het publieke debat. Al bijna twee decennia lang raken we maar niet uitgepraat over wat het nu precies is en wat we er in hemelsnaam mee moeten doen. Hoe gevaarlijk is dit? Past het hier wel? Hoe komen we er van af? De samenleving voelde zich bedreigd, keek om zich heen en zag buren, collega’s, vrienden, leerlingen niet langer als “Marokkanen” of “Turken”, maar als “moslims” – potentieel gevaarlijk of onderdrukt.

In onze slaapkamers en moskeëen zeggen we een hondertal keer per dag Allah u akbar tijdens het gebed, maar buitenshuis is het een leuze voor terrorisme geworden.

Vorige week zag ik in de Stadsschouwburg in Antwerpen de voorstelling Aangenaam, ik ben Ish. Ish, of Ismael Aït Hamou zoals hij eigenlijk heet, brak door als choreograaf en jurylid bij So You Think You Can Dance, maar vandaag vertelt hij verhalen door romans, films en theater. In het midden van de voorstelling over zijn zoektocht naar identiteit in een post-9/11 wereld werd het pikdonker. Plots klonk Soerat Al-Alaq, het 96ste vers van de Koran.

Mijn eerste reactie was er één van ongemak. Ik voelde hoe mijn familie naast mij hun adem inhield en verstijfde. ‘Wat zullen de mensen wel niet denken?’, ‘Zou het publiek nu bang zijn?’ Moslims zijn geconditioneerd om dat stukje van onszelf diep verborgen te houden. Waar niemand het kan zien of horen. Wat ons intern rust, liefde en trots geeft, is daar buiten kwetsbaar. We hebben geleerd dat we ons moeten schamen voor de taal, de verzen, het gebed, het boek van onze spirituele bron. En Ish drukte op die zere plek.

In onze slaapkamers en moskeëen zeggen we een hondertal keer per dag Allah u akbar tijdens het gebed, maar buitenshuis is het een leuze voor terrorisme geworden. Als we op vakantie gaan naar de landen van onze grootouders, dan genieten we van de adhan die vijf keer per dag door de muezzins uit de minaretten wordt gezongen, maar hier zetten we de Muslim Pro-app met de oproep tot het gebed op mute in het openbaar, want we willen niet dat onze telefoon aanleiding is tot paniek.

Ook dat is een gevolg van 11 september. We zijn zo verstrengeld geraakt in onze angst voor andere angsten, dat we niet meer in staat zijn om de schoonheid van de Koran te waarderen. Na dertig seconden van paniekerige vragen die door mijn hoofd schoten in het donker van de Stadsschouwburg, herpakte ik mezelf en deed wat ik normaal zou doen: achterover leunen, mijn ogen sluiten, kippenvel krijgen, genieten en tot rust komen.

We zouden het bijna vergeten, maar er is veel geschreven over de esthetiek van de Koran. De verhevenheid van het poëtische taalgebruik wordt zelfs aangewend als argument voor de “goddelijke status” van de Koran: geen mens is in staat om zo’n mooie woorden en zinnen te vormen. Nog sterker dan de ervaring van het lezen is de ervaring van het luisteren. De Koran wordt niet voorgelezen, maar gereciteerd – in een bepaalde melodie, in een bepaald ritme. De Koran wordt ook vaker beluisterd dan gelezen. De muzikale recitatie van de Koran is voor moslims een diep esthetische en spirituele ervaring.

De Duitse schrijver en academicus Navid Kermani onderzocht de esthetiek van de Koran in zijn boek God is Beautiful. Zo is er een heel herkenbare anekdote van een taxichauffeur in Pakistan die de Koran beluistert in zijn auto, maar er zelf geen woord van begrijpt – een realiteit voor miljoenen moslims die geen Arabisch spreken en geen toegang hebben tot een vertaling.

Waarom luistert hij dan? 'Omdat het zo mooi is.' Ik hoop dat de honderden mensen, die tijdens de voorstelling voor het eerst Soerat Al Alaq hoorden, dat ook vonden. Ik hoop dat angst heeft plaatsgemaakt voor begrip en liefde.