Wat bezielt die mensen?

Column

De nood aan uitnodigende publieke ruimte

Wat bezielt die mensen?

Wat bezielt die mensen?
Wat bezielt die mensen?

Er wordt nogal eens laatdunkend gedaan over al die mensen die bij een prille lentezon samenstromen in parken en bossen. Maar waar moeten al die mensen dan naartoe?, vraagt columniste Bieke Purnelle zich af. De coronapandemie maakt pijnlijk duidelijk hoe weinig vrije, inclusieve en uitnodigende publieke ruimte we hebben.

© Brecht Goris

Bieke Purnelle

© Brecht Goris

Nu de paasvakantie extra vroeg van start ging en de lente op een drafje de winter komt uitzwaaien zie ik mijn kinderen amper. Na maanden binnen kniezen, gekluisterd aan grote en kleine schermen, hopeloos tot elkaar veroordeeld, trekken ze de straten en de parken in. Skateboard op de rug, voetbal in de fietstas, en weg zijn ze, om pas weer te verschijnen wanneer ze uitgedroogd, moegeravot, geblesseerd of uitgehongerd zijn.

Plots verschijnt er een rozige blos op hun bleke winterwangen. Het zuchten en gelaten zwijgen wordt vrolijk getater over wie er ook in het skatepark was, over nieuw verworven skateskills of briljant gescoorde doelpunten. In stilte dank ik de weergoden voor de gulle dosis vroege zomerzon. De vakantietaken kunnen wachten op de regen.

De zonen waren niet de enigen die uitbraken. Overal stroomden mensen samen in parken, bossen, natuurgebieden en op stranden.

‘Wat bezielt die mensen?’ is het soort retorische vraag dat al een jaar met voorspelbare regelmaat opduikt. Van zodra de temperaturen stijgen, galmt ze luid door de virtuele ruimte, doorgaans op afkeurende toon.

Dat heel veel mensen geen tuin hebben, en amper groene ruimte in hun buurt, blijkt maar moeilijk door te dringen bij de fortuinlijker lagen van de bevolking.

Ze maakt duidelijk dat de vraagsteller niet begrijpt welke beweegredenen anderen tot bepaald gedrag brengen, maar ook dat het gedrag terzake problematisch, zelfs kwalijk is. Bovenal verheft ze de vraagsteller boven de ander, die gemakshalve wordt ingedeeld in een betreurenswaardige en verstandelijk beperkte categorie: “die mensen”.

Het vraagt nochtans niet buitengewoon veel mentale lenigheid om te begrijpen waarom mensen, die al een jaar tot hun eigen, vaak krappe woonst zijn veroordeeld, richting park of kust trekken op een uitzonderlijk stralende lentedag. Het jaar was lang, de winter leek eindeloos en donkerder dan ooit, gezinnen zaten opgehokt. Het ontbrak ons aan lucht, licht en ruimte.

Dat heel veel mensen geen tuin hebben, en amper groene ruimte in hun buurt, blijkt maar moeilijk door te dringen bij de fortuinlijker lagen van de bevolking.

Dat kinderen en jongeren andere behoeften hebben dan in een tuinstoel zitten met een boek of gezellig onkruid wieden, blijkt eveneens lastig te vatten.

Naar buiten trekken van zodra het weer ons uitnodigt, is een normale, menselijke en gezonde reflex, eentje die we beter zouden aanmoedigen dan afkeuren. Uit zonlicht halen mensen hun noodzakelijke dosis vitamine D, een noodzakelijke stof voor onze botten en voor de kracht van hart en longen om onze spieren van zuurstof te voorzien. Bovendien is buiten spelen een van de belangrijkste vormen van bewegen voor kinderen. Kinderen die veel buiten spelen zijn doorgaans actiever en dus gezonder.

Waarom zou je op een dichtgebetonneerd plein zonder groen gaan zitten als je ook onder de ritselende bomen van een park of natuurgebied kunt zitten?

Hoeveel kinderen buiten spelen, hangt samen met de hoeveelheid beschikbare buitenruimte. Het hoeft geen betoog dat die ruimte beperkt is, niet alleen voor spelende kinderen of rondhangende jongeren, maar voor iedereen die thuis niet eens een balkon heeft.

Het aantal kinderen en jongeren zal alleen maar toenemen, vooral in de steden. Zij maken op een andere manier gebruik van publieke ruimte dan volwassenen, maar worden vergeten in de plannen en beleidskeuzes.

Daarnaast wonen steeds mensen in kleinere units, zonder buitenruimte. Betaalbare woonruimte is immers schaars geworden, vooral in populaire steden.

Diezelfde steden zijn de afgelopen decennia “ontwikkeld” tot shoppingparadijzen en toeristische hotspots, uitgetekend op maat van de consument en de welgestelde toerist.

Wie tijdens de lockdown door de stad liep, waande zich in een verlaten filmdecor. Zonder winkels en horecazaken valt in de binnenstad nu eenmaal weinig te zien of te beleven. De stad nodigt uit om te kopen en te consumeren, niet om gewoon te zijn, te wandelen, te spelen of te zitten.

Wie niets te spenderen heeft, die heeft er weinig te zoeken. Waarom zou je op een dichtgebetonneerd plein zonder groen gaan zitten, op een van de twee bankjes die daar zuinig zijn neergepoot, als je ook onder de ritselende bomen van een park of natuurgebied, of met je voeten in het zand, met zicht op zee kunt zitten?

Gezondheid is nochtans meer dan een optelsom van persoonlijke keuzes en genetische factoren. Ook onze omgeving heeft er een grote invloed op.

Zelden stond gezondheid centraler in het publieke en politieke debat. Zelden werd het gebrek aan vrije, inclusieve en uitnodigende publieke ruimte zo pijnlijk duidelijk.

Afkeuren dat mensen naar buiten trekken is eenvoudig. Bevragen hoe we onze publieke ruimte inrichten op maat van ieders noden is blijkbaar veel minder eenvoudig.