Toerisme of klimaat, een duivels dilemma
“‘Wat Gwendolyn Rutten kan leren van het lieflijke Bali’
We hebben zopas een tijdje op het lieflijke Indonesische eiland Bali doorgebracht. Stel dat mevrouw Rutten op een dag in Bali zou belanden. Zou ze dan werkelijk volhouden dat deze cultuur minderwaardig is aan de onze?
MO*columnist Walter Zinzen
© Brecht Goris
We hebben zopas een tijdje op het lieflijke Indonesische eiland Bali doorgebracht. Raar maar waar : nooit heb ik zo vaak aan het vaderland gedacht als tijdens ons verblijf daar. Vooreerst schoot me voortdurend de uitspraak van mevrouw Gwendolyn Rutten door het hoofd. Dat onze cultuur superieur is aan alle andere. Misschien moet mevrouw Rutten ook eens naar Bali gaan om er kennis te maken met de lokale normen en waarden. Maar dan bij voorkeur als de Balinezen “de dag van de stilte” vieren. Nu ja, vieren is wellicht niet het juiste woord. Maar het is wel de eerste dag van het nieuwe Balinese jaar, maar dan zonder vuurwerk, zonder muziek, zonder lawaai kortom. Het is een hindoe-feestdag, uiteraard, want meer dan negentig procent van de Balinezen is hindoe, en dat in het grootste moslimland ter wereld. Hun woonplaats is dus ook figuurlijk een eiland.
De mens mag op die dag geen enkel geluid maken. Geen vliegtuig mag opstijgen of landen, geen auto of motorfiets de stilte verstoren. Bedoeling van dit alles: mens en natuur een etmaal lang rust gunnen.
Maar Balinese hindoes willen niet vergeleken worden met hun geloofsgenoten in India. Ze hebben hun eigen overtuigingen en rituelen.
Zo leggen ze al vele eeuwen op hun Nieuwjaarsdag alles stil.
En dat is heel letterlijk te nemen. Vierentwintig uur lang bewegen op die dag alleen de vogels , de vlinders en de blaren aan de bomen. De mens mag op die dag geen enkel geluid maken. Geen vliegtuig mag opstijgen of landen, geen auto of motorfiets de stilte verstoren. Vuur of licht mogen niet worden aangestoken. Vierentwintig uur lang vasten de Balinezen. Bedoeling van dit alles: mens en natuur een etmaal lang rust gunnen. In de hotels met hun duizenden toeristen worden de avond van tevoren in de open lucht tafels met koude maaltijden klaar gezet. Eten mogen ze, de toeristen, maar het strand is verboden terrein.
Het personeel, altijd zo hoffelijk, vriendelijk en hulpvaardig, doet die dag niets. Nadenken en mediteren, dat is de boodschap. Hoofdopdracht is aan introspectie te doen. Heb ik wel voldoende goede daden gesteld en voldoende offers gebracht voor het welzijn van de mensheid? En vooral: heb ik wel voldoende geleefd volgens de Balinese levensfilosofie, de Tri Hita Karama ?
Die filosofie schrijft voor dat iedere Balinees in volstrekte harmonie moet leven met alle levende, hem omringende wezens en met zijn natuurlijke omgeving. Hij moet een zuiver verstand hebben, zuivere woorden spreken en zuivere daden stellen. Hij moet uitgaan van het beginsel ‘Ik ben jij en jij bent mij’. Al die voorschriften waarborgen de sociale harmonie in een nog grotendeels rurale gemeenschap.
Maar er is meer: de Balinese hindoes geloven dat alle elementen van het universum en de wereld, al hun bewoners inbegrepen, gemaakt zijn van hetzelfde materiaal. Dat verklaart waarom de Balinezen zo verdraagzaam zijn. Op het eiland leven ook moslims en christenen, iets minder dan tien procent van de bevolking. Maar ze leven vreedzaam samen met de hindoe-meerderheid. Sterker nog: ze doen overtuigd mee met de “Dag van de Stilte”. En nee, ze worden er niet toe gedwongen.
Heel Bali is vol gepoot met naar schatting zesduizend tempels. Alle privé-woningen en alle marktpleinen hebben daar bovenop nog hun eigen tempeltje.
Stel dat mevrouw Rutten op een dag in Bali zou belanden. Zou ze dan werkelijk volhouden dat deze cultuur minderwaardig is aan de onze?
Een vrouw brengt offergaven aan een van de duizenden Hindoetempels op Bali
© Walter Zinern
Dagelijks brengen de Balinezen offergaven aan hun goden (in feite één enkele god die verschillende verschijningsvormen aanneemt), niet alleen in die tempels, maar ook op de stoep voor winkels bijvoorbeeld. Die offergaven bestaan uit rijst en vooral bloemen. Heel Bali is een bloemenparadijs. Mede daarom noem ik het “lieflijk”. Stel dat mevrouw Rutten op een dag in Bali zou belanden. Zou ze dan werkelijk volhouden dat deze cultuur minderwaardig is aan de onze?
Maar we moeten realistisch blijven. Dit lieflijke Bali wordt bedreigd. Sedert een paar decennia overheerst er het massatoerisme. We waren er in het laagseizoen, maar op sommige plaatsen verdrongen de toeristen elkaar nu al in de smalle straatjes. In de meest populaire steden hebben de McDonalds hun intrede gedaan, ten behoeve van de barbaren, die de exquise Balinese keuken niet waarderen. Die keuken heeft voor alle maaltijden één vast ingrediënt: rijst. Maar de rijstvelden moeten plaats ruimen voor gigantische hotels, waar de miljoenen toeristen, die zelden belangstelling hebben voor de Balinese levenswijze, ondergebracht worden. Boeren verliezen hun inkomen, rijst moet nu worden ingevoerd. De toeristen deden me op hun beurt aan het vaderland denken: ze veroorzaken files. De smalle wegen die zich door de prachtige Balinese natuur kronkelen, en de steden die ze verbinden, zitten dag en nacht vol met gemotoriseerd verkeer.
CO2-uitstoot? Fijn stof? Nooit van gehoord. Voor fietsen en/of voetgangers is er geen plaats. Openbaar vervoer bestaat nauwelijks en werkt slecht. Iedere Balinees, jong of oud, beschikt over een motorfiets. Met duizenden tegelijk storten ze zich dagelijks op de weg. Curieuzeneuze zou hier werk hebben, maar het schijnt niemand te deren. Want, zo zeggen onze gesprekspartners, dankzij het toerisme hebben we het nu goed, kunnen we ons zo’n motorfiets veroorloven.
Tja, wat is goed? In de toeristische industrie bedraagt het loon gemiddeld zo’n 130 € per maand, terwijl een gezin met twee kinderen minstens 150 € nodig heeft. Een schijntje dus, dat loon. Maar twintig jaar geleden, toen er veel minder toeristen waren, was er ook veel minder werkgelegenheid. En was de armoede dus nog groter.
En ja, al die toeristen komen per vliegtuig. Heel slecht voor klimaat en milieu. Maar wat moet Bali dan? De luchthaven sluiten en de toeristen buiten houden? En de Balinezen opnieuw in ellende storten? Het is een duivels dilemma.
Niet dat Bali niets doet aan het milieu. In vele drankgelegenheden worden geen plastic rietjes meer gebruikt, de rietjes zijn er uit duurzaam materiaal gemaakt. Goed toch?
Alleen: op dit wonderbaarlijk mooie eiland , waar de zon vrijwel 365 dagen per jaar schijnt, is nergens een zonnepaneel te bespeuren. Waaien doet het ook vaak genoeg, maar windmolens zijn er evenmin.
Alleen: op dit wonderbaarlijk mooie eiland , waar de zon vrijwel 365 dagen per jaar schijnt, is nergens een zonnepaneel te bespeuren. Waaien doet het ook vaak genoeg, maar windmolens zijn er evenmin. En dan vergeten we nog dat Bali deel uitmaakt van Indonesië, een land dat in MO* meer dan eens in het nieuws is geweest met zijn ongebreidelde houtkap ten voordele van de palmolie-industrie. Indonesië, Brazilië, Kameroen, Congo, in hoeveel tropische landen nog, geraakt onze planeet al zijn levensnoodzakelijke wouden kwijt. En aan de platte winstgevende activiteiten van de multinationals die hiervoor verantwoordelijk zijn, wordt maar geen einde gemaakt. Het zou goed zijn als in de Antwerpse haven niet alleen op drugs zou worden gejaagd maar ook op het illegaal gekapte hout in het Congolese regenwoud. Maar wie hoor je daarover?
Het is fijn dat we in ons eigen landje minder vlees eten, de auto verwisselen voor de fiets, in de weer zijn met uitlaatgassen, groene energie, isolatie van woningen, aanplanting van bomen, enz. enz. . Maar het is boter aan de galg als we blijven toestaan dat ver van ons bed de leefbaarheid van Moeder Aarde gestaag maar zeker onderuit wordt gehaald. Als zelfs bescheiden akkoorden, zoals dat van Parijs, niet worden nageleefd. Als politici blijven beweren dat de soevereine natiestaat alles wel zal oplossen.
Laten we dat goed bedenken als we op 26 mei in het stemhokje staan.
Waar een reis naar Bali al niet goed voor is.
(Met dank aan de Indonesische auteur Anak Agung Gde Agung)
ps. En wat leren ons de media vandaag op gezag van het Wereldnatuurfonds? ‘België importeert jaarlijks een hoeveelheid grondstoffen waarvoor 10,4 miljoen hectare landbouwgrond en bos nodig is.’ En dan gaat het over “legale” boskap , de illegale is in dit cijfer niet eens begrepen.