Wij. Zullen. Meer. Belastingen. Betalen.
“‘Wat willen wij?’
‘Wij, soevereine burgers, willen heel uiteenlopende dingen en zelfs tegenstrijdige dingen. Daarover gaat het democratische, politieke debat. Zou het moeten gaan’, schrijft MO*columnist Geert Van Istendael. ‘Maar ik denk dat er toch enkele dingen zijn die wij haast allemaal níét willen.’
Geert Van Istendael
© Brecht Goris
‘Wij, soevereine burgers, willen heel uiteenlopende dingen en zelfs tegenstrijdige dingen. Daarover gaat het democratische, politieke debat. Zou het moeten gaan’, schrijft MO*columnist Geert Van Istendael. ‘Maar ik denk dat er toch enkele dingen zijn die wij haast allemaal níét willen.’
Deze column is ook te beluisteren:
Over minder dan vijf maanden moeten we naar de stembus. Juicht, Belgen, juicht, zoals de totaal vergeten dichter Victor Ceulemans in 1895 de eerste regel van de Brabançonne herschreef. Wij zullen het recht hebben om in het grootste geheim, alleen en van geen mens gestoord, volstrekt vrij en soeverein, onze politieke vertegenwoordigers aan te wijzen.
Volgens Van Dale betekent soeverein van geen hoger gezag afhangend en is het woord synoniem met oppermachtig. Het soevereine, dus oppermachtige volk dat zijn wij, Belgen, u en ik en de mannen van de vuilkar en uw buurvrouw en uw volwassen kleinkind en de geleerden aan onze universiteiten en de bazin van café Onder de Toren, wij allemaal samen.
Ben ik plotsklaps bekeerd tot de denkbeelden van de Belgische PVDA? Lieve deugd, nee.
De mensen die wij zullen uitverkiezen, moeten een berg problemen onderkennen, aanpakken, oplossen of op zijn minst in de richting van een oplossing sturen. In vergelijking met die berg is onze vaderlandse Baraque Michel een molshoop en de imposante Europese Mont Blanc hoogstens een trapleertje.
Ik heb hier al een paar keer (zie 11 december 2022 en 16 april 2023) een stuk of wat problemen opgelijst. Zij zijn de wereld niet uit, oei nee. Het zou vermetel zijn te eisen dat al onze regeringen en parlementen die de komende vijf maanden gaan oplossen. Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd of zoals onze Franstalige medeburgers het uitdrukken, Rome ne fut pas faite en un jour.
Straks in juni gaat het over wat wij, soevereine burgers, willen. Over de volkswil dus. Wij willen heel uiteenlopende dingen en zelfs tegenstrijdige dingen. Daarover gaat het democratische, politieke debat. Zou het moeten gaan. Maar ik denk dat er toch enkele dingen zijn die wij haast allemaal níét willen.
Ik zal even terugkeren naar de lijstjes van 2022 en 2023 en daar nog een paar punten aan toevoegen. Multatuli schreef het al in het prachtige, schrijnende verhaal over Saïdjah en de buffel: Ik heb u gezegd, lezer, dat myn verhaal eentonig is (Max Havelaar, hoofdstuk 17).
Er liep een hoop mis bij de kinderopvang. De Vlaamse regering heeft liefst 270 miljoen euro meer geld uitgetrokken. Totaal gaat nu één miljard euro naar kinderopvang. Hoera voor de Vlaamse regering? Ach wat. Nederland besteedt drie keer meer eurootjes per opgevangen kind. Zweden vier keer meer. Vlaanderen kijkt dus aan tegen een gigantische achterstand.
Willen wij dat echt?
176.000 mensen bevolken de wachtlijsten voor een sociale woning.
Willen wij dat echt?
5000 mensen staan op wachtlijsten voor geestelijke gezondheidszorg en die wachtlijsten en misschien is dat cijfer al achterhaald als u dit leest, want de wachtlijsten worden elke dag langer.
Willen wij dat echt?
17.200 mensen met een handicap op wachtlijsten.
Willen wij dat echt?
De woonzorgcentra kampen nog steeds met personeelstekort en er zijn weer wachtlijsten.
Willen wij dat echt?
De jeugdhulp is structureel onderbetaald. Het crisisaanbod loopt vast. Kwetsbare kinderen worden noodgedwongen verschoven van pleeggezin naar pleeggezin.
Willen wij dat echt?
De wachttijden voor ziekenhuizen worden steeds langer. Noteer dat België ooit de kortste wachttijden van West-Europa had. Er is een schreeuwend tekort aan verplegend personeel.
Willen wij dat echt?
Steeds vaker krijgen schoolkinderen een paar uur per week en zelfs vaker geen les meer, bij gebrek aan leerkrachten.
Willen wij dat echt?
Er is een schreeuwend tekort aan kleuterleidsters en kleuterleiders.
Willen wij dat echt?
Er is een schreeuwend tekort aan politiemensen.
Willen wij dat echt?
Er is een schreeuwend tekort aan brandweerlui.
Willen wij dat echt?
De gemeenteambtenaren plooien dubbel onder de werklast. Ze krijgen de gewoonste dingen nauwelijks rond. Er is een schreeuwend tekort aan gemeentepersoneel.
Willen wij dat echt?
Dit zal misschien minder populair zijn: er is een schreeuwend tekort aan magistraten, dus rechters en dergelijke. In Brussel kreeg een rechtszoekende onlangs te horen dat zijn zaak misschien in 2040 – ja, dat leest u goed – in 2040 kan voorkomen.
Willen wij dat echt?
De Vlaamse regering heeft het budget van De Lijn verdubbeld. Hoera voor de Vlaamse regering? Prompt schrapte De Lijn meer dan 3000 bushaltes, één zesde van het totaal.
Willen wij dat echt?
Pendelaars nemen dagelijks de trein. Ik een paar keer per week, vooral naar Brussel. Als ik in de voormalige lokettenzaal (bijna alle loketbeambten werden wegbezuinigd), dus, als ik in de lokettenzaal van het Brusselse Centraal Station de grote borden raadpleeg met de vertrektijden, zie ik meer rood dan geel. Vertragingen, treinen afgeschaft, het is schering en inslag.
Willen wij dat echt?
Zowat 80% van de Vlamingen is banger voor oorlog dan voor migratie, opwarming van de aarde of wat dan ook. Maar ons dappere leger hoort veeleer thuis in een operette dan in het genadeloze oerwoud dat aarde heet. De Russische beer is twee jaar geleden (dat is nu al de helft van de oorlog 1914-1918) uit zijn ijzeren kooi gebroken. Als hij zijn klauwen tot hier uitstrekt, – en Belgische hoge officieren, die wij de jongste twee jaar hebben leren waarderen als hoogst intelligente en wijze mensen, sluiten dat niet langer uit – dus als patser Poetin zijn dronen en zijn horden op ons loslaat, zijn wij eenvoudigweg geen partij voor de Rus.
Willen wij dat echt?
U hebt natuurlijk al de hele tijd in de gaten dat de vragen hierboven retorisch waren. Het antwoord op ieder van die vragen luidt luid en duidelijk: nee, dat willen wij niet echt.
Het probleem is dat wij de oplossingen, of liever, de noodzakelijke voorwaarde voor oplossingen, evenmin echt willen. Dat wij die verwerpen. Sterker, dat wij die verafschuwen. Want de voorwaarde voor de oplossing van elk van die tekorten en mankementen en wantoestanden is uiterst eenvoudig: meer belastingen.
Wat je ook probeert, de rijksten onder ons zullen altijd weten te ontsnappen aan hogere belastingen. Zij parkeren gewoonweg hun centen in de bekende paradijzen.
Ik herhaal te uwen bate, soevereine kiezer op 9 juni 2024, de voorwaarde om al die kwalen te bestrijden en te overwinnen is: Wij. Zullen. Meer. Belastingen. Betalen.
Wat?*!?*!?!
Is die gast soms op zijn achterhoofd gevallen?!? Wij, Belgen, betalen toch al de hoogste belastingen van Europa!
Heb ik u de stuipen op het lijf gejaagd? Foei. Ik had mij duidelijker moeten uitdrukken. In dit geval betekent dat: ik had mij beperkter moeten uitdrukken. Ik bedoel dit: de rijkste van onze medeburgers moeten meer belastingen betalen. Alleen de rijkste. Veel meer. Veel, veel, véél meer.
De tegenwerping is algemeen bekend. Wat je ook probeert, de rijksten onder ons zullen altijd weten te ontsnappen aan hogere belastingen. Zij parkeren gewoonweg hun centen in de bekende paradijzen.
Dergelijke tegenwerping getuigt van een alle hoop de kop indrukkend fatalisme. Maar dat fatalisme is niet onschuldig. Dat fatalisme heeft een duidelijk doel. Al die flauwekul over hoge belastingen voor de hoogste inkomens en de hoogste vermogens moet gewoon uit het openbare debat verdwijnen, zeggen economen op zakelijke toon en met een zakelijke blik.
Echter, wat achter hun zogezegde zakelijkheid zit is dit. Het brede publiek mag nooit op het idee komen dat het misschien wel eens een keertje de moeite waard zou kunnen zijn om te proberen billijke (lees: hoge) belastingen te heffen op onbillijk veel geld. Dat mag nooit.
In de VS werd na de Tweede Wereldoorlog tot 90% belasting geheven op de hoogste inkomens. Zijn de steenrijke Amerikanen in drommen weggevlucht? Welnee.
Pech voor de economen.
Sinds tien jaar geleden Le capital au XXIe siècle van de Franse doctor in de economie Thomas Piketty verscheen, weet men in brede kring dat tijdens de jaren na 1945 op de hoogste inkomens in de Verenigde Staten tot 90% belasting werd geheven. Zijn de steenrijke Amerikanen in drommen weggevlucht? Welnee. De fatalistische economen dreigen met een spookbeeld. Ik geloof niet in spoken.
Dus ja, je kunt goed werkende kinderopvang hebben én de wachtlijsten wegwerken voor sociale woningen én de wachtlijsten wegwerken voor gehandicapten én alle andere wachtlijsten wegwerken én genoeg verplegend personeel in dienst nemen én genoeg kleuterleidster en –leiders én genoeg leerkrachten én genoeg politiemensen én genoeg brandweerlui én genoeg gemeenteambtenaren én genoeg magistraten én al die mensen veel beter betalen dan nu én meer bussen laten rijden én onze treinen op tijd laten rijden, enzomeer, enzoverder, enzovoort.
Maar voor dat alles zal de overheid wel meer geld in het laatje nodig hebben, veel, veel, véél meer geld. Meer geld kun je halen op één plek. In de portemonnee van de allerrijksten. Je kunt het ook zo stellen. Dan dienen de allerrijksten hun verdomde maatschappelijk plicht te doen en moeten ze eindelijk eens, zoals ieder van ons, hun rechtmatige bijdrage betalen aan de samenleving die het mogelijk heeft gemaakt dat ze hun rijkdom verwierven.
Ben ik plotsklaps bekeerd tot de denkbeelden van de Belgische PVDA? Lieve deugd, nee. Een halve eeuw geleden heb ik de stalinistische missionarissen in lengten van dagen horen drammen en dreigen. Het kwam me de strot uit. Vaak genoeg waren het pas afgezwaaide katholieke kandidaat-missionarissen die de oude gewaden hadden afgestroopt, waarna ze gezwind een andere, edoch even zwaar bewapende theologie begonnen te preken. Me nooit aangesloten, God beware me.
‘Geachte medeburgers, wij willen, precies zoals u, dat u minder belastingen betaalt. Maar dan moet u wel aanvaarden dat bejaarden langer in hun natte pampers blijven zitten.’
In afwachting van onze verkiezingen van hoog tot laag kijk ik uit naar een politicus (m/v/x), geen extremist, maar eentje uit een partij die zich bekent tot het angstaanjagend krimpende midden, een politicus die de moed heeft om rustig te zeggen:
‘Geachte medeburgers, wij willen, precies zoals u, dat u minder belastingen betaalt. Maar dan moet u wel aanvaarden dat bejaarden langer in hun natte pampers blijven zitten, dat we de kinderen nog vaker dan vandaag naar huis sturen omdat er niemand is om les te geven, dat u in het ziekenhuis geen zorgen meer krijgt omdat de verplegenden uitgeput thuis zitten en er voor meer handen aan bed geen centen zijn, dat de politie niet langs kan komen als u net bezoek heeft gekregen van een inbreker, dat u af en toe zelf met de tuinslang zult moeten spuiten als uw frietketel in brand vliegt en dat u naar bus en trein kunt fluiten. Er is ook opbeurend nieuws. Een overheid die zichzelf wegbezuinigt, krijgt hoogstwaarschijnlijk het gapende gat in onze begroting gedicht. Maar even waarschijnlijk is dan ook ons hele welvaartsstaatje wegbezuinigd.’
Of de politicus uit het krimpende midden kan aan zijn verkiezingsboodschap een positievere draai geven. Bijvoorbeeld:
‘Kijk eens, geachte medeburgers, als wij niet willen dat ons land in mekaar dondert, als wij willen dat ons land tot ons aller tevredenheid blijft draaien en beter draait dan vandaag, dus dat wij onze kinderen en onze hulpeloze bejaarden en onze medeburgers met een beperking naar behoren opvangen, dat onze minder vermogenden een fatsoenlijk dak boven hun hoofd krijgen, dat onze kinderen naar goede scholen gaan, kleuter-lager-middelbaar, dat wij onze verplegenden en flikken en spuitgasten naar behoren betalen, dat bussen en treinen rijden zoals treinen en bussen moeten rijden, en dat ons leger paraat staat, mocht ooit de Rus, je weet maar nooit, DAN ZAL DAT MEER GELD KOSTEN. Dat geld zullen we moeten halen waar het opgestapeld ligt. Aan de slag.’
Ik vrees dat ik op allebei héél lang zal moeten wachten.