“‘Wat zou jij doen, als het oorlog was?’
Ineens zo’n immense originele rode nazivlag zien hangen, het geeft een schok, constateert Jan Mertens tijdens een bezoek aan een oorlogsmuseum. ‘Weet jij ooit wat je zou doen, wanneer het oorlog wordt? Weet jij of je dan, op het ultieme moment, moedig zult zijn? Weet jij of je je kunt voorbereiden op zo’n moment? Soms zou je het willen weten…
Een tijdje geleden was ik met enkele heel fijne mensen een weekend in Mons. Heel bijzonder trouwens. We bezochten onder meer het Mons Memorial Museum. In dat museum kun je een enorme collectie vinden over de verschillende oorlogen in de loop van de eeuwen die hun stempel hebben gedrukt op de stad. We werden er allemaal een beetje stil van.
Je denkt soms dat je al veel weet, en toch is het elke keer weer een verrassing om spullen in het echt te zien. Onder meer over die Tweede Wereldoorlog heb ik al zoveel gelezen, zoveel documentaires en films gezien, zoveel verhalen gehoord, en toch kreeg ik regelmatig rillingen over mijn rug. Dat was niet alleen omdat de airco in de zalen op “erg fris” stond. Ineens zo’n immense originele rode nazivlag zien hangen, het geeft een schok. Alsof het plots dichterbij komt. Je doet zo je best om dingen uit het verleden te begrijpen, je probeert je voor te stellen hoe het was. En op zo’n moment in een museum is het alsof je ineens beseft dat er die hele tijd nog een soort glazen wand van de tijd tussen jou en toen in stond.
In dat museum zag ik ook weer zo’n pak met blauwe en witte strepen dat werd gedragen in de concentratiekampen. Het was in het museum van de Kazerne Dossin dat ik zo’n pak voor het eerst in het echt zag. En ook dat was een schok. Om een of andere reden had ik me de stof van dat pak anders voorgesteld. Minder ruw. Ik herinner me hoe dat besef me een gevoel van schaamte gaf. Alsof ik onbewust iets had verraden of zo, het is moeilijk uit te leggen. Blijkbaar had ik, zonder het te beseffen en zeker zonder het te willen, in mijn hoofd het verleden “zachter” gemaakt dan het was. En dat besef – ik weet het, het is een rare kronkel – deed me dan weer twijfelen over het antwoord op de vraag wat ik zou gedaan hebben, toen, en wat ik zou doen, ooit.
Ik krijg het wel eens te horen van de mensen die me dierbaar zijn, dat ik te veel nadenk, dat ik mezelf te veel moeilijke vragen stel. Dit is een van die vragen die me al het grootste deel van mijn leven bezighoudt. Wat zou ik doen? Wat zou ik gedaan hebben in die oorlog als ik toen een volwassene was geweest?
Die echte, stille helden. Niet de mensen die na de oorlog vooraan liepen om zichzelf in de kijker te werken.
Als ik verhalen lees over mensen die zonder veel theorieën op een bijna achteloze manier joodse mensen in hun huis lieten onderduiken, gewoon omdat ze dat als hun verantwoordelijkheid zagen, dan kan dat me elke keer weer helemaal week maken. Die echte, stille helden. Niet de mensen die na de oorlog vooraan liepen om zichzelf in de kijker te werken. Mensen die gewoon iets deden, die op het juiste moment heel erg moedig waren en het verschil maakten. Ze beslisten, en zeiden op hun manier: nee. Velen van hen wilden er niet eens erkenning voor, ze deden het gewoon.
Soms komt de geschiedenis via directe verhalen tot bij jou. Mijn oude buurvrouw, in de vorige straat waar ik woonde in Leuven, was tijdens de oorlog in het verzet geweest. Ze vertelde me er vaak over. Op een bepaald moment vroeg ze me: ‘En mijnheer, wat hebt u gedaan in de oorlog?’ Ik legde uit aan Adolphine dat ik was geboren in 1965, na de oorlog dus. Ze schrok. Het ontroerde me eigenlijk wel. Iedereen had toch de oorlog meegemaakt, zo dacht ze.
Verhalen in de familie
Ik ben evenwel niet geboren in Leuven, maar in Hoogstraten. Daar was de oorlog anders dan in Leuven. Er waren wel verhalen in de familie. Mijn lieve grootmoeder was Julia. (Eigenlijk was haar naam Catharina, denk ik, maar iedereen noemde haar Julia. Als ik een dochter zou gehad hebben, zou haar naam ook Julia geworden zijn trouwens, maar dat is een ander verhaal.)
Julia en haar man Fons woonden aan de andere kant van de straat. In het huis ernaast (met een tussendeur op de eerste verdieping) woonde haar zus, voor ons tante Mathilde, met haar man nonkel Nelles. Ik vond nonkel Nelles wel een beetje een speciale. Hij was vaak met zijn duiven bezig. En tijdens het feest voor mijn eerste communie had hij in de grijze onderplaat van de overzetboot van Lego die ik had gekregen een scheur getrapt (jeugdtrauma…).
Later hoorde ik – zo zit het toch in mijn hoofd – dat hij tijdens de oorlog deel uitmaakte van een netwerk dat geallieerde piloten die waren neergestort met de fiets terugbracht. Als ik het me goed herinner, moest hij meerijden tot Oostmalle, en van daar nam iemand anders hen dan over. De woonkamer van Fons en Julia was opgeëist door de Duitsers, die daar een communicatiepost hadden. De apparatuur werd aangedreven door een soort fiets op rollen. Het was spannend, omdat Julia bij de post werkte, en dus ook morse verstond. Maar het was vooral spannend omdat achter in de tuin een fiets was verstopt. Er was ook nog iets met een radio van Nelles die zich ergens in huis bevond. Misschien is het allemaal anders gegaan dan ik het hier vertel, maar dat verhaal heb ik wel altijd gekoesterd. Zo kwam de oorlog toch een beetje dichtbij.
Een van de overtuigingen waaraan ik me probeer op te trekken, is dat mensen ethisch kunnen leven en handelen.
In het museum in Mons moest ik ook even denken aan Adolphine en Nelles. En aan mijn twijfels. Of beter aan het niet weten. Een van de overtuigingen waaraan ik me probeer op te trekken, is dat mensen ethisch kunnen leven en handelen. Dat klinkt zwaarder dan ik het bedoel, maar het is iets als proberen erop te vertrouwen dat je, wanneer het er echt op aan komt, moedig zult zijn, en dat je jezelf daarin kunt oefenen. Dat laatste klinkt ook als het ouderwetse Bildungsideaal, maar die gedachte is wel een reddingsboei in momenten van twijfel.
Samengevat heb ik altijd iets willen geloven als: als ik nu maar echt probeer te begrijpen wat er vroeger gebeurd is, als ik veel studeer, veel nadenk, in zoveel mogelijk omstandigheden probeer om trouw te blijven aan de waarden waar ik in geloof, misschien, heel misschien ben ik dan een beetje beter gewapend om moedig te zijn, als het erop aankomt. (Eigenlijk kan ik dit niet vertellen zonder heel verlegen te worden…)
Het punt is echter dat je het niet weet, en dat je het misschien nooit zult weten. Het is een kwestie van vertrouwen. Elke keer weer proberen te kijken in de ogen van het verleden (en natuurlijk ook in die van vergelijkbare situaties in het heden), en hopen dat het goed komt. Je kunt proberen te oefenen in heel kleine alledaagse situaties waarin je kunt kiezen om iets wel of niet te zeggen, om je wel of niet te laten raken door wat er om je heen gebeurt. Maar uiteindelijk weet je het dus niet.
Misschien werd ik in dat museum in Mons nog eens met dat niet weten geconfronteerd. Ik kon het niet uitleggen aan de anderen, omdat ik bang was dat het te pathetisch zou klinken of zo. We vertrokken weer, en wandelden terug naar het centrum van de stad. Ik keek naar mijn gezelschap, en dacht: wat ben ik blij dat ik met hen hier mag lopen. En het was goed zo.