De wereld heeft ook nood aan de plekken waar de dichters zijn, waar de muziek is

Column

Rivierverlangen

De wereld heeft ook nood aan de plekken waar de dichters zijn, waar de muziek is

MO*columnist Jan Mertens kijkt uit naar zijn vakantie, zonder grote plannen. 'Misschien zou vakantie dat kunnen betekenen: leegte maken en niet weggaan. Soms is het tijd voor trage woorden, woorden die verdwijnen. Soms wil je alleen maar de rivier zijn die je altijd al was.'

Deze column is ook te beluisteren:

Terwijl ik dit stukje schrijf ben ik nog enkele dagen verwijderd van het begin van mijn vakantie. Ik kijk er geweldig naar uit. Ik heb geen grote plannen, alleen kleine, die nog helemaal open zijn. Ik wil alleen maar tijd doorbrengen met de mensen die me dierbaar zijn en boeken lezen. Dat is het zowat. (O ja, ik ga ook nog één nuttig ding per dag doen en ik mag zelf bepalen wat nuttig is.)

De kans is vrij klein dat mijn vakantieconcept een item wordt in het zevenuurjournaal, en dat is maar goed ook. Ik denk dat ik wil bewegen tussen het niets en de verhalen. Het is alsof mijn huid alleen maar dat verlangt. Als ik al zou weten wat ik verlang.

Even geen zin in grote woorden, er waren er al genoeg de voorbije weken. Sommige woorden doen pijn, en misschien is dat wel goed ook. Het leert je iets over wat echt belangrijk is.

Een niet nader genoemde Franstalige partijvoorzitter stelde het onlangs nogal scherp: 'We gaan het land besturen als ingenieurs, niet als dichters.' Als ik hem erop zou aanspreken, zou hij me ongetwijfeld uitleggen dat ik het verkeerd begrepen had. Geen probleem en ik zal hem er trouwens ook niet op aanspreken.

Een dichter kan het hoofd buigen voor die stilte. Het land kan niet zijn, zonder dichters.

Ik voelde wel dat er blijkbaar een plek is in mijn lichaam waar een dichter zou kunnen wonen. Mijn hele leven al ben ik eindeloos gefascineerd door woorden. Om een of andere reden heb ik altijd het gevoel dat woorden een fysieke vorm hebben, dat ik ze zou kunnen aanraken.

Vroeger was het alsof ik ze zou kunnen voelen, in mijn armen. Soms is het alsof ze geschreven zijn in mijn buik. Soms is het alsof ze me omringen. Soms zijn ze mijn huid. Ze laten zich niet bezitten. Ze zijn weerbarstig. Tender as a lotus, but tougher than stone (een beeld dat ik haalde uit een liedje van Joan Baez). Ze ontsnappen je de hele tijd. Ze zijn op een of andere manier in de ruimte.

En een dichter kan dat zien. Een dichter weet iets over de lege plek tussen de woorden en wat daar beweegt. Een dichter weet dat het nooit te weten is wat daar gebeurt. Misschien verlangt een dichter naar een nulpunt, wetend dat dat punt zich nooit laat bereiken. Een dichter kan het hoofd buigen voor die stilte. Het land kan niet zijn, zonder dichters.

Misschien zou vakantie dat kunnen betekenen: leegte maken en niet weggaan. Geen vliegtuig nemen om te ontsnappen aan jezelf, aan je vermoeidheid, aan je routines. Maar blijven bij dat kwetsbare lichaam dat je in de spiegel ziet. Zitten, wachten, kijken naar alles wat is. Misschien is blijven moeilijker dan vluchten. Misschien is dat goed.

Ik moet toegeven dat ik het woord verlangen een moeilijk woord vind. Het heeft iets te maken met de wereld waarin we leven, en het heeft iets te maken met mezelf, denk ik.

Ik denk altijd dat je je vrijer voelt als je niet zomaar toegeeft aan al die oproepen tot instant bevrediging.

Zo heb ik het steeds moeilijker met de cultus van de onmiddellijke behoeftebevrediging die ons langs zoveel kanalen wordt aangepraat. Ik wil iets, nu, onmiddellijk, en na die kick wil ik zo snel mogelijk opnieuw iets, onmiddellijk. Het put ons uit, maakt ons rusteloos en vervreemdt ons van onszelf.

Het doet denk ik weinig of niets met het verlangen dat eronder zit. Een verlangen om niet alleen te zijn. Een verlangen om ergens veilig te zijn. Een verlangen om aangeraakt te worden.

Ik denk altijd dat je je vrijer voelt als je niet zomaar toegeeft aan al die oproepen tot instant bevrediging. Het is alsof je voor jezelf een lege plek kunt maken die niet zomaar ingenomen kan worden. (Er blijkt ondertussen ook al een chique term voor te bestaan, “dopaminevasten”, zo lees ik in de krant.)

Ik oefen mezelf in het uitstellen van genot, denk ik wel eens. Al weet ik niet of dat altijd zo goed is. Misschien ben ik ondertussen gewoon een beetje boeddhist geworden, wat goed zou zijn. Of ben ik eigenlijk saai, of bang, wat minder goed zou kunnen zijn.

Verlangen is een ingewikkeld woord. Ik zou gemakkelijk kunnen praten over mijn verlangen naar een betere wereld. Ik zou het kunnen hebben over dromen die pijn doen, omdat ze zo groot zijn. Ik zou kunnen beschrijven hoe die stapel boeken die ik deze zomer hoop te kunnen lezen er in mijn lichaam uitziet. Ik zou iets kunnen zeggen over hoe dat ene dagelijkse stukje chocolade zal smaken. Maar dat is niet alles.

Het zou niets zeggen over de sporen in mijn lichaam die ontsnappen aan de woorden. Er is pijn. Misschien is dat enkel mijn pijn. Misschien is dat de pijn van de geworpenheid als mens.

Hoe zou het zijn als het jongetje dat ik was, was opgegroeid op een plek die meer warme geborgenheid gaf? Hoe zou het zijn als niet op een of andere manier een spoor van wat mannelijk geweld aanricht was ingeschreven in mijn lichaam? Hoe zou het zijn als die verwarrende angst me niet zou bevriezen?

Veel van dat alles is geheeld. Het is als een gast geworden die soms wel en soms niet op bezoek is en vaak te lang blijft zitten. Niet meer, niet minder. Het is een verhaal dat niet alleen het mijne is. Het is het verhaal van zovelen.

Als ik zou willen spreken over hoe het woord verlangen die dimensies raakt, zou het moeilijk zijn. Met te veel falen, te veel angst (en weinig boeddhisme, denk ik). Ook dat is niet zo erg, het is. Je kunt leren om ernaar te kijken, zonder een vliegtuig uit jezelf te nemen. De angst wacht wel geduldig op het juiste moment om aangeraakt te worden.

We blijven vluchten van het wankelen in onszelf.

Ik kan het niet goed verwoorden, maar op een of andere manier heb ik soms het gevoel dat we in een maatschappij leven die door een overaanbod aan verondersteld onmiddellijk bevredigbare behoeften, die op zich dan ook nog eens eindeloos zijn, net minder ruimte maakt om het te hebben over verlangen. (En als het al zou kunnen zou ik waarschijnlijk stuntelen voor gevorderden.)

Alles kan deel zijn van een zielloos consumentisme. Dat belooft ons allerlei glimmende dingen die ons gedurende een seconde gelukkig zullen maken. En zelfs van de lege plek die we zouden kunnen gebruiken om te falen in ons spreken over verlangen kan een markt gemaakt worden, via een leger arrangementen, coaches, retreats en apps. We blijven vluchten van het wankelen in onszelf. Iets in die aard.

Hoe moet je praten over de angst in je huid en wat dat doet met het woord en het niet-woord verlangen? Dat is denk ik de plek waar de stuntelende woorden, de gedichten, de stilte en de verhalen elkaar aanraken.

Daar zou je misschien kunnen leren om te zijn in afwezigheid. Daar zou je misschien kunnen oefenen in vertrouwen. Daar zou je misschien kunnen blijven. Misschien zal ik het nooit kunnen en misschien is dat ook niet zo erg. Dat alleen al die gedachte is, is misschien genoeg.

Misschien zijn mijn woorden alleen maar omwegen. Misschien is dat wie we zijn. De mens is een verhalen vertellend wezen, falend en stuntelend, verlangend. De wereld heeft ook nood aan de plekken waar de dichters zijn, waar de muziek is. Misschien zegt mijn lichaam me aan de vooravond van deze vakantie dat het verlangt naar die plek, met alle verwarring die daarbij hoort.

Een van de voorbije dagen zat ik met een vriendin in een kerk in Leuven te luisteren naar een Bachconcert. Een jonge Italiaanse organist speelde een reeks stukken, die onder meer met elkaar gemeen hadden dat ze bijna allemaal in sol klein waren (en eindigden in een majeurakkoord). Bach op een orgel heeft iets abstracts, dat zich maar langzaam laat openen. Tot je er ineens bent en tot je voelt dat die muziek een heel diepe laag in je raakt.

Daar waar je altijd al wilde zijn, dat wat je verlangen zou kunnen zien, daar waar je rivier bent. Ik had het bij het allerlaatste stuk, een overweldigende fuga, die zich liet aanraken in een werkelijke wall of sound, die je tegelijk overrompelde en zacht maakte.

Misschien is dat een beeld dat voor mij iets kan zeggen over verlangen. Daar zijn waar ik fluïde mag zijn. Niet beladen door een zwaartekracht. Niet door een woord dat zou zeggen dat ik iets als ‘een man’ zou moeten zijn. Niet door de kille woorden van mannen die niet begrijpen wat dichters zijn. Alleen maar water. Rivierverlangen.

Word ProMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in