Wie heeft er al die tijd eigenlijk niet geluisterd naar wie?

Column

'Onze mensen eerst.' Hoe is het zo ver kunnen komen?

Wie heeft er al die tijd eigenlijk niet geluisterd naar wie?

Wie heeft er al die tijd eigenlijk niet geluisterd naar wie?
Wie heeft er al die tijd eigenlijk niet geluisterd naar wie?

Het is zondagochtend en onze columniste Warda El-Kaddouri treint van Amsterdam naar Brussel. Twee dames achter haar zitten te keuvelen over alles waar ze zich aan ergeren. ‘Onze mensen eerst’, hoort ze. Wat moet ze doen?

© Brecht Goris

Warda El-Kaddouri

© Brecht Goris

Het is zondagochtend en ik trein van Amsterdam naar Brussel om een storytelling-workshop te geven aan vrouwen met een vluchtelingenstatuut. Het is zo’n typische zonnige weekenddag op een internationale spoorlijn: veel toeristen met veel bagage, gezinnen met jonge kinderen, koppeltjes op weekendtrip en een gemoedelijke vakantiesfeer. Het contrast met mijn drukke werkmodus achter de laptop kon niet groter zijn.

Twee oudere dames met een Antwerps accent zitten achter mij te keuvelen over alles waar ze zich aan ergeren in hun leven. Ik betrap mezelf er op dat ik hoop dat ze niet over politiek beginnen omdat ik er van uit ging dat ze deel uitmaken van die 18% frustratie-stemmers. Beschaamd over mijn eigen vooroordeel schud ik het vies van me af en focus weer op mijn werk.

Ik wil mezelf afsluiten en beschermen. Ik wil niets horen maar ik hoor het toch

Tot het woord ‘OCMW’ luid en duidelijk valt. In al die jaren dat ik met het openbaar vervoer reis – waar je vaak onbedoeld gesprekken tussen complete vreemden opvangt – weet ik dat dit woord het startschot is voor een rondje ongegeneerd afzeiken van mensen in kwetsbare situaties met buzzwoorden zoals ‘profiteurs’, ‘vreemdelingen’ en ‘dikke BMW’. Het cliché is vermoeiend.

Ik wil mezelf afsluiten en beschermen. Ik wil niets horen maar ik hoor het toch: ‘Het kan niet meer teruggedraaid worden, maar het minste wat we kunnen doen, is het signaal geven dat onze mensen eerst gaan.’

Daar was het dan. Onze mensen eerst. Ik vermoed dat het woordje ‘het’ in de zin ‘de aanwezigheid van mensen met een migratiegeschiedenis’ moest voorstellen. Mensen die niet écht van hier zijn, niet etnisch wit, maar een allochtoon, een vreemde. Mensen zoals ik. Ik behoor niet tot ‘onze mensen’. Ik ben iemand of iets anders. Ik ben ‘het’.

Op zo’n moment flitsen er duizend gedachten door mijn hoofd. Twee stemmetjes die ruzie maken. Moet ik reageren of niet? Als ik iets zou zeggen, dan zou ik moeten toegeven dat ik hun gesprek heb ‘afgeluisterd’. Maar misschien kan ik dat dan gewoon benoemen? Dat gebeurt toch wel vaker in de trein of in een andere openbare ruimte. Nee, Warda, het zijn je zaken niet. Maar het zijn wel mijn zaken want het gaat ook over mij, toch?

Pf, ik heb hier geen zin in. Maar hoe zal ik me dan straks voelen als ik thuis ben en niet gereageerd heb? Oké, maar het is toch niet altijd mijn verantwoordelijkheid om op zulke uitspraken in te gaan en naïef te denken dat ik daar iets mee verander? Maar als iedereen er zich zo makkelijk van af maakt als ik nu, dan komen er nooit gesprekken en dat is wat ons altijd kwalijk genomen wordt, toch? Dat wij niet willen luisteren naar de stem van die kleine groep kiezers?

Het contrast met de woorden van de vrouwen in de trein was pijnlijk groot.

Terwijl ik met mijn gedachten aan het worstelen ben, neemt de ene vrouw afscheid van de andere en is het moment weg. Ik voel me opgelucht. Ik weet dat een gesprek waarschijnlijk toch nergens op was uitgedraaid. En ik had werk te doen. Brussel groet me met sirenes en drukte.

En dan ontmoet ik de jonge vrouwen met wie ik een intense middag zal delen. Ze hebben een uitstraling die zonder woorden zegt: ‘Ik heb veel meegemaakt. Maar ik ben hier. Ik ben sterk. En ik ben hoopvol’. Ze delen hun verhalen met elkaar en ze knikken instemmend, ze sluiten hun ogen in herkenning, ze applaudisseren voor elkaars moed.

De solidariteit en de verbinding waren zo sterk en diep menselijk. Het contrast met de woorden van de vrouwen in de trein was pijnlijk groot. Onze mensen eerst. Hoe is het zo ver kunnen komen? Wat zouden zij voelen of denken als ze deze namiddag hier waren? Waarom worden vluchtelingen pas mensen als ze voor ons staan en hun verhaal vertellen?

Het is ongelofelijk bizar, maar ik kan het niet helpen om mij af te vragen: wie heeft er eigenlijk al die tijd niet geluisterd naar wie?