“‘Wiens crisis?’
“Crisis”. Er gaat geen nieuwsuitzending voorbij of het woord wordt in de mond genomen. Ben Caudron had zich voorgenomen niets over de vluchtelingencrisis te schrijven maar het is bij een voornemen gebleven. Wat bedoelen we met “crisis”?
Vluchtelingencrisis. In de aanhoudende stroom berichten over en analyses van de massa’s mensen die Europa opzoeken in de ijdele hoop te kunnen ontsnappen aan het leed waartoe ze veroordeeld werden door de tijd, wordt het begrip gebruikt alsof het een eenduidige betekenis is.
Alsof het begrip naar een enkelvoudige realiteit verwijst.
Het zijn uitzonderingen die weigeren deze gesuggereerde eenduidigheid klakkeloos te aanvaarden - ik denk aan Johan De Poortere die een ‘kleine verklarende woordenlijst’ schreef. Dat hij er – geheel terecht – Orwell bijhaalt, geeft al aan dat het fileermes welgekomen is.
Vluchtelingen zijn het in elk geval. Ze vluchten voor “lijfsgevaar of geweld”. Aangezet door de acute onmogelijkheid om het leven dat ze leefden voort te zetten, laten ze achter wat ze kennen en geven ze zich over aan de totale willekeur die in een onbekende toekomst besloten ligt.
Bedoelen we met “crisis” de problemen die de komst van onbekenden voor ons creëren?
Met “crisis” is het anders gesteld. Niet alleen lijken de voorwaarden waaraan moet voldaan zijn – waarin onvoorspelbaarheid en tijdelijkheid een rol spelen – niet altijd aanwezig, ook het lijdend voorwerp is niet altijd even duidelijk. Over wiens crisis hebben we het, in de veelheid van onze verhalen?
Bedoelen we met “crisis” de problemen die de komst van onbekenden voor ons creëren? Problemen die met aantallen zouden te maken hebben? Met culturele verschillen? Met de extra druk op moeizaam in stand gehouden financiering van sociale systemen? Met de onmogelijkheid nu al te begrijpen wat hun komst teweegbrengt, waardoor rationaliteit onder druk komt te staan?
Of slaat “crisis” op mensen die dagen na elkaar moeten hopen dat de nachten niet te koud en te nat zijn. Mensen die niet snel genoeg de juiste stempels op de juiste formulieren krijgen? Mensen die zich niet snel genoeg kunnen of willen inpassen in het angstig schema dat we hen opleggen?
Bedoelen we met “crisis” het pijnlijk duidelijk gebrek aan politieke eenheid in het Verenigd Europa? Dat gebrek was nog maar net weer onzichtbaar geworden – met dank aan de bocht die Tsipras maakte – en dient zich nu weer in alle heftigheid aan.
Of slaat “crisis” op het gevoel van ongemak nu wij gedwongen worden om de confrontatie aan te gaan met de bijna evidente gevolgen van conflicten die tot voor kort niet meer betekenden dan een item in de nieuwsstroom?
Bedoelen we met “crisis” het zoveelste bewijs van de onkunde (of het cynisme) van de strategen van het vrije Westen en hun geopolitieke spelletjes die telkens weer uitdraaien op een totale ontwrichting van een maatschappelijk weefsel, hoe precair ook? Kan het Westen – leverancier van wapens aan al wie kan bijdragen aan meer controle, meer winst – volhouden geen verantwoordelijkheid te dragen voor de ‘vluchtelingencrisis’?
Of slaat “crisis” op de schaamteloosheid waarmee media emoties exploiteren?
Of slaat “crisis” op de schaamteloosheid waarmee media emoties exploiteren? Op het wrange gevoel bij de gedachte dat we opnieuw een iconisch beeld nodig leken te hebben – een jong mens, perfect gekadreerd, perfect licht, perfecte vloedlijn – alvorens we het leed tot het onze wilden maken? Op de hyperbolen die gretig gedeeld worden en tegelijk niet zomaar kunnen afgedaan worden als totale onzin omdat ze een kern van waarheid bevatten?
Bedoelen we met “crisis” het lelijk bakkes van horden mensen die - niet gehinderd door enige reflectie - maar niet kunnen weerstaan aan de neiging om hun onwelvoeglijkheid uit te braken op wat sociale media wordt genoemd? Mensen die niet over de mogelijkheid van een breder perspectief beschikken, omdat ze zich liever laten drijven in een bad van leeg vermaak en afleiding. Mensen die tegelijk angstig zijn omdat ook zij begrijpen dat de veranderingen zich steeds sneller aandienen en hun greep op hun dagelijkse realiteit steeds zwakker. Mensen die je niet kan afserveren, omdat je je anders evenzeer schuldig maakt aan geweld.
Of slaat “crisis” op de vaststelling van lokale politieke actoren dat hun irrelevantie compleet dreigt te worden? Op de perfide partijspelletjes die moeten gespeeld worden om welke achterban dan ook te sussen?
Bedoelen we met “crisis” de overweldigende bewijsvoering voor de stelling dat de Verlichtingsidee en de goeie voornemens die eruit voortvloeiden, verworden lijken tot een herinnering of een onderwerp voor verwende intellectuelen die zich nergens anders zorgen hoeven over te maken?
Ik weet het niet. Ik had me voorgenomen niets te schrijven over de vluchtelingencrisis en doe het toch. Wellicht ben ik in crisis. Mijn eigenste en totaal onbeduidende crisis.