Onaangename overpeinzingen van een oude knar
“‘‘Wisten we niet wat we met de aarde aan het uitspoken waren? Kom nou’’
‘Hebben wij de blik niet afgewend van de klimaatverandering? Dat is toch zo comfortabel.’ Deze en andere bedenkingen maakt MO*columnist Geert Van Istendael zich tijdens een toespraak voor de Grootouders voor het Klimaat, waarin hij vertelt wat hem ’s nachts uit zijn slaap houdt.
Geert Van Istendael
©Brecht Goris
‘Hebben wij de blik niet afgewend van de klimaatverandering? Dat is toch zo comfortabel.’ Deze en andere bedenkingen maakt MO*columnist Geert Van Istendael zich tijdens onderstaande toespraak voor de Grootouders voor het Klimaat, waarin hij vertelt wat hem ’s nachts uit zijn slaap houdt.
Onaangename overpeinzingen van een oude knar,
eer mist het zagemeel onder zijn schedeldak benevelt.
Nog nooit heeft jammeren wie dan ook, wat dan ook, vooruitgeholpen. Laten wij dus ophouden met zeuren en jeremiëren en jengelen en grienen en lamenteren. Het percentage zelfbeklag in ons geweeklaag is stukken hoger dan wij zelf in de gaten hebben.
*
Aangezien wij tóch niet bij machte zijn onze grote mond te houden, welk geluid zullen wij dan wél produceren?
Wij kunnen bijvoorbeeld zingen.
Eenieder het hoogsteigen lied dat aan ieders onvervreemdbare, onverwisselbare identiteit is vastgeklonken, gesteld dat zoiets als een identiteit zou bestaan, wat ik ten stelligste betwist.
Hees, vals, oorverdovend, nauwelijks hoorbaar, dat doet er niet toe. Ja, wij kunnen zingen op de rand van de vulkaan, want daar staan wij nu eenmaal. Soms kan zingen troosten en troost hebben wij nodig, meer dan ooit.
*
Meer dan ooit, inderdaad.
In het gezaghebbende vaktijdschrift Science is een rapport verschenen van een reeks wetenschappelijke onderzoeken die bollebozen van over de hele wereld hebben verricht. Ze hebben zich bezig gehouden met de klimaatkantelpunten. U weet wel, als we voorbij zo’n punt zijn, gaan we onherroepelijk de dieperik in, volgens de versregel uit het middeleeuwse Halewijnlied: Die derwaert gaen en keeren niet. Het tijdraam moet je situeren tussen een paar decennia en eeuwen. Als je de resultaten leest, loopt het je koud over de ruggengraat. Mijn eerste gedachte was: het is te laat.
*
Al dat betogen, al die open brieven, al die vergaderingen, al dat gestorte geld, al die actie, verloren, ijdel, tevergeefs. Net of je met je auto in de afgrond stort en nog gauw even de handrem aantrekt.
Maar dan lees je wat een van de medeauteurs schrijft, Johan Rockström, directeur bij het gerenommeerde Postdam-Institut für Klimafolgenforschung. Ieder tiende van een graad Celsius telt, schrijft Rockström. De anderhalve graad die in Parijs werd afgesproken is geen fetisj, maar een gevaarlijke bovengrens.
De koningsdochter in het Halewijnlied is overigens van geen kleintje vervaard. Ze hakt Heer Halewijns hoofd af en rijdt, schrijlings gezeten op haar ros, zingend en klingend door het bos, terug naar haar ouders, zus en broer.
Zo zie je maar dat militant feminisme eeuwen geleden al bezongen werd. En dat je, als je doet wat een koningsdochter niet mag doen, toch kunt keeren.
*
Wie heeft die meneren en goddank ook steeds vaker mevrouwen, eigenlijk gekozen?
Nog iets over actie.
Ons driftige spartelen, hoe goed bedoeld ook, dient grotendeels om ons eigen geweten te sussen. Om onszelf wijs te maken, zie je wel, zo uitgeleefd, zo mak, zo slecht zijn wij, oudjes, nu ook weer niet. In ieder geval zijn wij stukken nobeler dan al die gehaktballenvreters, dan al die gas- en olieverstokers, dan al die kibbelende, kortzichtige politici.
*
Laten wij toch de schrille kreten schrappen waarmee onze politici worden uitgescheten. Ja, zelfs nu de Vlaamse excellenties elkaar in de haren vliegen, onder het slaken van de loze strijdkreet, Wat we zelf doen, doen we beter.
Deerniswekkend spektakel, zeker. Maar wie heeft die meneren en goddank ook steeds vaker mevrouwen, eigenlijk gekozen?
Wij. U. Ik. Wij.
Zeker in ons curieuze koninkrijkje, waar stemmen verplicht is.
Politici zijn mensen zoals wij allemaal. Niet beter, niet slechter, niet dommer, niet slimmer dan de rest, ze passen perfect in de Gauss-curve van de bevolking die ze vertegenwoordigen. Met dezelfde deugden en ondeugden. Het tegendeel zou verbazen. Wij kiezen hen. In België sturen de bewoners van de Dorpsstraat de politici naar de Wetstraat. Wij, Belgische burgers, kunnen hen wandelen sturen als wij oordelen dat zij hun werk niet goed doen.
Zij doen hun werk slecht, roept het koor van de politieke journalisten eenstemmig.
Misschien kunnen wij ons eens afvragen: zou ik het beter doen?
Helpt ons gedoe, al was het ook maar één honderdste van één tiende van een graad?
Onze politici – en net zo goed de politici in andere democratieën – proberen verwoed een ongebaand pad te vinden door het oerwoud van crisissen waarin wij met ons allen aan het verdwalen zijn.
Vaak slaan zij doodlopende zijwegen in. Vaak volgen zij een vals spoor. Heel soms vinden zij heel misschien een uitweg. Het rechte pad zullen zij en wij nooit vinden, het rechte pad bestaat niet.
En laten wij ons niet al te zeer ergeren aan het onwelluidende lawaai dat opstijgt uit onze democratische vergaderzalen. Een democratie waarin geen ruzie wordt gemaakt, is geen democratie, zei de Duitse bondskanselier Helmut Schmidt. In zijn land was het ooit verboden ruzie te maken, de catastrofale gevolgen kennen we. Niemand beweert dat democratie volmaakt is of alwetend. Men heeft weleens gezegd dat zij de slechtste regeringsvorm is, met uitzondering van alle regeringsvormen die af en toe geprobeerd zijn. Dat laatst is een citaat van Winston Churchill, uitgesproken in mijn geboortejaar.
*
Die gehaktballen doen me aan iets anders denken, iets van het allergrootste belang.
Er mag geen kloof gapen tussen mensen die zich inzetten voor het klimaat en mensen die zich inzetten voor sociale rechtvaardigheid. Het ene is zonder het andere onhoudbaar.
Er zijn veel te veel mensen in ons land, zeker nu, bij wie tegen het eind van de maand dagen overschieten en de centen op zijn. Praten over zonnepanelen en warmtepompen en betere isolatie moet hun haast obsceen in de oren klinken. Maar hoe slechter je isoleert, hoe meer geld naar verwarming gaat, onvermijdelijk. En wat je opbrandt, kun je niet opeten. Over de mensonterende, ja, monsterachtige ongelijkheid wereldwijd heb ik het dan nog niet eens.
*
Terug naar de Grootouders voor het Klimaat.
Als wij met ons allen zo ijverig actie voeren voor de klimaatzaak, ons zo zelfverloochenend scheepstoeren ontzeggen naar IJsland of Montevideo, zo dapper onze stramme botten naar betogingen slepen, hoe zou het dan komen dat onze moeder aarde er zo belabberd aan toe is?
Ten eerste, helpt ons gedoe, al was het ook maar één honderdste van één tiende van een graad?
Ten tweede, zouden wij in ons lange leven allemaal, ja, allemaal, gehaktbal of sojabaklap, bakfiets of sportkar, gasketel of zonnepanelen, zouden wij daar niet allemaal een heel klein ietsiepietsie toe hebben bijgedragen?
*
Hebben wij de blik niet afgewend?
Is onze inborst dan boosaardig? Zijn wij een stelletje sombere, knobbelige gnomen die zorgeloos hebben potverteerd toen wij nog jong en mooi waren en ook de jaren daarna koppig zijn blijven potverteren?
Als de aarde, eerst langzaam, maar gaandeweg in steeds hoger tempo begint te gloeien, als het wonderbaarlijk ingewikkelde wriemelen van bijen, hommels, vlinders, torren en andere geleedpotigen, van reptielen, zoogdieren, wormen, vissen en vogels razendsnel aan het verlammen is, als in Californië, in Siberië, en van Bordeaux tot Berlijn, duizenden vierkante kilometers wouden flakkeren, als een plastic dodeneiland, vele malen groter dan Frankrijk, heerst over de wereldzeeën, wie, denkt u, wie zou ervoor hebben gezorgd dat die planetaire plagen niet te stuiten zijn? Zouden wij daar niet allemaal een heel klein ietsiepietsie toe hebben bijgedragen?
*
Hebben wij de blik niet afgewend?
Dat is toch zo comfortabel.
Midden jaren negentig reisde ik naar Zuid-Afrika, Mandela was al president. Ik vroeg aan blankes, zo noemen ze de bleekgezichten daar, hoe hebben jullie in godsnaam dat systeem van apartheid zo lang kunnen verdragen? Het antwoord luidde: door weg te kijken.
In de loop der eeuwen, van farao’s tot Romeinse keizers, van kasteelheren- en vrouwen tot Franse pruikenkoningen, van kardinalen tot aartspriesters, van fabrieksbazen met sigaar en hoge hoed tot hedendaagse beurshaaien, hebben de bevoorrechten altijd weggekeken, weggewuifd, weggeredeneerd. Hebben wij dat soms niet gedaan? Zijn wij, in vergelijking met Afrika, Latijns-Amerika, grote lappen Azië, zijn wij niet bevoorrecht?
Of wisten we niet wat we met de aarde aan het uitspoken waren?
Kom nou.
*
In 1961 las ik toevallig een boek met de titel: Bij de duivel te gast van de Oostenrijkse boswachter Günther Schwab, dus uit het Duits vertaald, Der Tanz mit dem Teufel. Bijtitel: Gaat de mensheid aan haar eigen civilisatie te gronde? In dat boek, half misdaadroman, half non-fictie, beschrijft en voorspelt Schwab akelig nauwkeurig alle denkbare ecologische rampen in de jaren vijftig van vorige eeuw en in de decennia die zouden volgen. Hij heeft het zelf nog allemaal zien uitkomen, hij overleed in 2006, honderd en één jaar oud.
Nee, we hadden al die jaren, al die decennia, geen enkel excuus.
Schwab was het tegendeel van een linkse of progressieve activist. In de jaren dertig sloot hij aan bij de nazi’s. Hij heeft de oude ideeën nooit helemaal afgezworen. Ecologisch en progressief, om nog te zwijgen van links, zijn bijvoeglijke naamwoorden die heel verschillende strekkingen kunnen dekken.
In 1962 verscheen Silent Spring, in het Nederlands Dode Lente, van de Amerikaanse biologe Rachel Carson, veel bekender, dat boek, want geschreven in de taal van de hegemonische wereldmacht.
Nog geen tien jaar later kregen we de Club van Rome.
Enzovoort. Publicatie na publicatie. Nee, we hadden al die jaren, al die decennia, geen enkel excuus.
En toch draafden wij door. Collectief. Massaal. Als de stormloop van een kudde koeien in Texas. Heel in de verte sprong een handvol groene randfiguren wild op en neer. Zij werden weggehoond. Als je naar dat slag extremisten luistert, zitten wij straks bij kaarslicht te lezen. Als wij niet heel snel veranderen, zitten wij straks bij kaarslicht te lezen. Omdat we niet naar hen hebben geluisterd.
*
Ik vind dat het onze verdomde plicht is de menigte schitterende jongeren aan te moedigen in hun stormloop tegen klimaatboosdoeners.
Extremisten liggen mij niet. Moraalapostelen. Zelfverklaarde martelaren. Boetpredikers. Franciscussen, Catharina’s van Siena, Calvijnen, Amadezen, al dat grote gelijk, al die krasloze deugdzaamheid. Je ne mange pas de ce pain-là, zoals een dichtbundel heet van de ten onrechte miskende Franse surrealist Benjamin Péret (1899-1959), zelf een behoorlijk extreem type.
Aan de andere kant vrees ik dat zonder de banbliksems van felle fanatiekelingen alles muurvast geblokkeerd blijft. Hadden zij te vroeg gelijk? Wat het klimaat betreft, hadden zij wellicht te laat gelijk.
*
Ondanks alles, zal ik dus mee blijven opstappen achter een spandoek, in het gezelschap van zelfbewust glimlachende grijsaards. Misschien zijn wij een pathetische processie verdorven grijsaards. Maar ik vind dat het onze verdomde plicht is de menigte schitterende jongeren aan te moedigen in hun stormloop tegen klimaatboosdoeners. Want klimaatboosdoeners zijn er. In Duitsland draaien de garages die de motor van SUV’s opfokken overuren. Wereldwijd komt meer schaliegas uit de aardbodem dan ooit tevoren. Oliereuzen en energieboeren zwelgen in de miljarden.
Anderzijds.
Laten wij nooit vergeten, ook wij hebben de toekomst van al die prachtige, geestdriftige, verstandige jonge mensen naar de duivel geholpen. Door onze lichtzinnigheid, onze insouciance, zoals de Franse president het noemt, zorgeloosheid. Wij mogen van geluk spreken dat die jongeren zo beschaafd zijn, zo vriendelijk, zo lief, dat ze ons niet stenigen.
*
Mocht u nu zeggen, hou toch op, man, jouw hersens zijn allang in mist gehuld, geen probleem. Ik heb alleen willen meedelen wat mij ’s nachts uit mijn slaap houdt. Laten wij het vooral niet eens zijn met elkaar. Du choc des idées jaillit la lumière. Vrij vertaald: Waar ideeën botsen, spetteren de vonken. Van nieuwe ideeën. Wij kunnen niet zonder.