De teloorgang van de traditionele staatsdragende partijen
“‘Wouter Beke, de vleesgeworden Belgische ziekte’
Volgens MO*columnist Walter Zinzen is Wouter Beke een schoolvoorbeeld van wat er misloopt in onze Belgische democratie. ‘Onbewust heeft Beke geïllustreerd hoe nefast de praktijk is dat partijvoorzitters ministers benoemen. Het is een flagrante overtreding van alle grondwettelijke regels.’
Walter Zinzen
© Brecht Goris
‘Wouter Beke is een schoolvoorbeeld van wat er misloopt in onze Belgische democratie’, schrijft MO*columnist Walter Zinzen. Onbewust heeft Beke geïllustreerd hoe nefast de praktijk is dat partijvoorzitters ministers benoemen. ‘Partijvoorzitters hebben geen enkel recht en geen enkel mandaat om ministers te benoemen of te ontslaan. Het is een flagrante overtreding van alle grondwettelijke regels.’
Het hele circus rond het ontslag van twee leidinggevende CD&V-politici (de minister van Welzijn Beke en partijvoorzitter Coens) is veel meer dan een ongelukkig vertoon van twee mensen en een partij. Het is een symptoom van een lang gerekt stervensproces van een politiek systeem.
Niet alleen het voortbestaan van de christendemocratie staat op het spel, maar ook dat van liberalen en sociaaldemocraten. Laat u niet misleiden door de 15% die Vooruit zou behalen als je de opiniepeiling mag geloven. Ook de gewezen socialisten zijn op weg naar de touwen.
Het is trouwens een omwenteling die zich voordoet in vrijwel alle ons omringende democratieën. Het scherpst was dat te merken bij de Franse presidentsverkiezingen. De christendemocraten zijn daar al vele decennia geleden verdwenen, de eens zo machtige socialistische partij is nu hetzelfde lot beschoren. Zoals dat ook in Nederland het geval is.
In Duitsland halen de twee groten van weleer, sociaal- en christendemocraten, nog amper 26 en 25 %. Ja, in Denemarken zijn de socialisten weer helemaal terug. Met een migratiebeleid dat “copie conforme” is met dat van extreemrechts.
Conner Rousseau lijkt hun voorbeeld te willen volgen. Wat is daar nog “socialistisch” aan? We moeten al naar Australië en Zuid-Europa uitwijken om nog over echte verkiezingsoverwinningen voor socialisten te spreken: om en rond de 40% in Spanje en Portugal. Daar is Vooruit nog ver van af.
De teloorgang van de traditionele staatsdragende partijen in vrijwel alle democratieën werd al in 2013 voorspeld door de Ierse socioloog Peter Mair. De reden was – zo constateerde hij na grondig onderzoek – overal dezelfde.
De christendemocraten verloren hun kiezers met de ontkerkelijking van de samenleving. De socialisten zagen hun arbeidersaanhang overlopen naar extreemrechts, omdat daar de echte verdedigers zouden zitten van de verworvenheden, die er dankzij de socialisten waren gekomen.
Hoe kan een partij overleven die haar eigen principes over boord gooit?
En de traditionele liberalen hadden evenmin een antwoord op de mondialisering en de wereldwijde digitalisering. Mair dacht dat we naar een democratie zonder partijen zouden evolueren. De opmars van extreemrechts heeft hij niet meer mee gemaakt.
Dat alles neemt niet weg dat de malaise bij ons er één is met Belgische karakteristieken: een staatsstructuur, die iedere vorm van doeltreffend bestuur deskundig onmogelijk maakt, en daar bovenop een politiek systeem waarin de macht verschoven is naar een clubje partijbonzen ten koste van de verkozen vertegenwoordigers van het volk.
Hoe kleiner onze partijen worden, hoe meer ze zich vastklampen aan de macht maar ze moeten die wel delen met steeds meer anderen. Het is geen toeval dat er zeven partijen nodig waren om de Vivaldi-regering te vormen. Bovendien zijn ze erin geslaagd hun definitief einde steeds maar uit te stellen dankzij een gulle financiering, die ze voor zichzelf hebben georganiseerd. En Wouter Beke belichaamt al die kwalen als geen ander.
Een paar maanden geleden werd de opkomstplicht voor de gemeenteraadsverkiezingen afgeschaft. CD&V was tegen die afschaffing gekant maar de fractie in het Vlaams parlement keurde ze toch goed. De reden: het stond in het regeerakkoord. Hoe kan een partij overleven die haar eigen principes over boord gooit? En wie had voor de CD&V over dat regeerakkoord (in 2019) onderhandeld? De toenmalige voorzitter: Wouter Beke.
Dezelfde Beke was in 2011 een van de drijvende krachten achter de zesde staatshervorming, waarvan nu vrijwel iedereen zegt dat ze barslecht in elkaar zit. Beke was – en is nog steeds – bijzonder trots op één grote verwezenlijking: de splitsing van zowel de kieskring als het gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde.
Hij noemde het ‘een kiezel in de schoen van de politiek, die eindelijk verwijderd werd’. Daarin had hij gelijk, maar was de eis tot splitsing die de Vlaamse beweging gedurende zovele jaren had geformuleerd, wel gerechtvaardigd? Voor de inwoners van BHV is er alleszins niets veranderd, toch niet ten goede. En ik kan het weten, want ik ben zo’n inwoner.
Achteraf gezien lijkt het er op dat Wouter toen al goed voor zichzelf zorgde.
Beke was ook heel blij dat zijn zesde staatshervorming een reeks bevoegdheden overhevelde van het federale naar het regionale niveau. In een toespraak tot de Senaat zei hij er toen dit over: ‘Met de huidige staatshervorming zullen de gemeenschappen en gewesten over 115% van de middelen beschikken in vergelijking met deze van de federale overheid. Voor het eerst worden de middelen van de deelstaten dus groter dan het federale niveau’.
Heel wat van die nieuwe middelen voor de Vlaamse gemeenschap gingen, onder impuls van Beke, naar de gezondheidszorg. Zo’n 2,4 miljard ging bijvoorbeeld naar de rusthuizen, de verzorgingstehuizen en centra voor dagverzorging, waarvoor de Gemeenschappen de volledige bevoegdheid kregen.
Achteraf gezien lijkt het er op dat Wouter toen al goed voor zichzelf zorgde. Want wat deed hij in 2019 bij de vorming van de Vlaamse regering, die al die nieuwe bevoegdheden had gekregen? Hij benoemde zichzelf tot minister van Volksgezondheid met in zijn portefeuille, wel ja, onder meer rusthuizen en verzorgingstehuizen.
Nog zo iets waar niemand wakker van ligt. Wouter is verkozen in het federale parlement. Wat deed hij dan in een regionale regering?
De coronapandemie had hij niet voorzien, dat kunnen we hem niet ten kwade duiden. Voor de vele doden in de rusthuizen en het overlijden van een baby in een kinderopvang was hij politiek wél verantwoordelijk. Die verantwoordelijkheid had hij zelf gezocht. Zijn ontslag is dan ook dubbel en dik terecht.
Onbewust heeft Wouter Beke ook geïllustreerd hoe nefast de praktijk is dat partijvoorzitters ministers benoemen. Ik herhaal het voor de honderdduizendste keer: de partijvoorzitters hebben geen enkel recht en geen enkel mandaat om ministers te benoemen of te ontslaan. Het is een flagrante overtreding van alle grondwettelijke regels.
Toch noemen alle media het samenstellen van regeringen een “privilege” van de voorzitters. Toen Beke zichzelf tot minister benoemde was er in de media alleen sprake van zelfbediening. Het systeem dat die zelfbediening mogelijk maakte, werd door niemand bekritiseerd. Door niemand! Zelfs niet door Carl Devos.
Ook nu de voorzitters zich te pas en vooral te onpas met het regeringswerk bemoeien hoor je nergens afkeuring. Ja, Guy Tegenbos schreef vorig jaar één keer in De Standaard dat partijvoorzitters hun partij moeten besturen, niet het land. Zijn woorden vervlogen in de wind.
Toen er voor Beke een opvolger moest worden gezocht, kwam er een soort sanhedrin bijeen, partijraad geheten. Ontslagnemend voorzitter Coens kwam er niet meer aan te pas. Sammy Mehdi nam de regie op zich, hoewel hij nog alleen maar kandidaat-voorzitter is. Zelfs minister-president Jambon had niets in de melk te brokkelen.
Dat is toch niet te geloven: in ons land hebben premiers niets te zeggen over de samenstelling van de ploeg met wie ze een volledige regeerperiode moeten samenwerken. Maar o wee als die eerste minister er niet in slaagt de eenheid in zijn kabinet te bewaren. Dan krijgt hij (een zij hebben we nog maar heel eventjes gehad) de volle laag.
Ondertussen is onze Wouter teruggekeerd naar de Kamer. Nog zo iets waar niemand wakker van ligt. Wouter is verkozen in het federale parlement. Wat deed hij dan in een regionale regering? Waarom werd eigenlijk het federalisme in ons land ingevoerd als de politici vrolijk van het ene niveau naar het andere huppelen, naargelang het ze uitkomt? Opportunisme en particratie: Wouter Beke heeft ons andermaal, op zeer overtuigende wijze, getoond hoe lelijk deze ondeugden zijn en hoezeer ze het vertrouwen in de politiek ondermijnen. Dank u wel, meneer Beke.