Zorgen over zorgen

Column

Zorg wordt pas werk wanneer iemand ervoor wil betalen

Zorgen over zorgen

Zorgen over zorgen
Zorgen over zorgen

Terwijl we in ons kot blijven, werken we minder, zo blijkt. Mannen en vrouwen werken gemiddeld tien uur minder per week. Vrouwen met kinderen zien hun werktijd zelfs 13,21 uur dalen, zo las MO*columniste Bieke Purnelle uitgerekend aan de vooravond van de Dag van de Arbeid.

© Brecht Goris

Bieke Purnelle

© Brecht Goris

Terwijl we in ons kot blijven, werken we minder, zo blijkt. Mannen en vrouwen werken gemiddeld tien uur minder per week. Vrouwen met kinderen zien hun werktijd zelfs 13,21 uur dalen, zo las ik uitgerekend aan de vooravond van de Dag van de Arbeid.

Het is het soort nepnieuws dat mij deze dagen doet oogrollen, terwijl ik heen en weer hobbel tussen mijn bureau en de eettafel met daaraan twee onwillige en zuchtende huisleerlingen, tussen het uitpuilende washok en het fornuis, mijn telefoon tussen schouder en oor geklemd in een poging om een zinnig gesprek te voeren met een collega over een of andere heikele kwestie.

Ik heb ze niet geteld, de uren. Ik weet dat H. elke ochtend voor dag en dauw opstaat om haar werk rond te krijgen vooraleer haar peuter om instant aandacht vraagt. Ik weet dat M. haar uiterste best doet om al onze administratie bij te houden en onze lonen uit te betalen op een weinig perfomante versleten laptop, met een verveelde kleuter in de buurt.

Ik weet dat iedereen doet wat kan en vaak veel meer dan wenselijk en gezond is.

Ik ben permanent omringd en gestoord door geluid, gestommel, gevraag en acute noden van anderen. Mijn brein zwalpt en vindt geen focus.

Vrienden in het onderwijs proberen zichzelf heruit te vinden. Ze zetten lessen online en jongleren met nieuwe methodieken. Ze beantwoorden vragen van leerlingen, tot ’s avonds laat. De eindtermen wachten niet. Een kinderloze vriendin breekt digitale vergaderrecords en surft van Zoom-meeting naar Zoom-meeting tot haar hoofd gaat tollen en haar lijf stram aanvoelt.

Een andere vriendin heeft haar oudste kind al maanden niet gezien omdat de relaxte sociale omgangsregels die de co-ouder hanteert niet veilig zijn voor de bewoners van het woon-zorgcentrum waar ze werkt. Iemand vertelt me off the record dat haar baas weinig subtiele signalen geeft in de trant van ‘Sta wat vroeger op en werk wat langer door’.

Ik denk aan de digitale meetings die ik moest verlaten om mijn kinderen te vragen of ze konden stoppen met gillen of elkaar te slaan. Ik denk aan de werkblaadjes met staartdelingen die ik elke dag onderaan de stapel schuif omdat ik nog geen tijd heb gehad om uit te zoeken hoe ik een staartdeling uitleg in overzichtelijke stapjes.

Ik heb niet geteld hoe vaak ik gestoord ben in mijn werkkamer, goed beseffend dat het hebben van een werkkamer een zegening is. Het boek dat ik beroepshalve moet lezen en bespreken, staart mij verwijtend aan op het uiterste hoekje van mijn bureau. Na tien dagen zit ik aan pagina 27. 2,7 pagina’s per dag. Een diepterecord. Het ligt niet aan het boek.

Gratis zorgen is geen werk

Terwijl ik dit stukje schrijf wordt er gemiddeld om de 7 minuten iets aan mij gevraagd. Uitleg bij een oefening; of er nog brood is; of ik even die knellende doos kan openmaken; hoeveel olie er in de pan moet om een ei te bakken; wat “pijpenstelen” zijn; wat we straks gaan eten; of ik sokken wil wassen want er zijn geen schone sokken meer. Over elke zin die ik tik doe ik vijf keer zolang als anders. Een paragraaf lijkt een hoofdstuk.

Ik ben permanent omringd en gestoord door geluid, gestommel, gevraag en acute noden van anderen. Mijn brein zwalpt en vindt geen focus.

Ergernis heeft geen zin, weet ik intussen. Ze leidt tot niets. Het is niet hun schuld, het is niet mijn schuld, het is niemands schuld. Het is wat het is. Dus slik ik mijn frustratie in, maar nu en dan rispt ze op, als een slecht verteerde maaltijd. ‘Hoeveel handen denk je dat ik heb?’ is hier recentelijk mijn meest gebruikte vraagzin. De zonen zingen hem mee in koor, luid lachend. De humor blijft goddank stevig overeind.

Wat niet helpt zijn onnozele en nietszeggende nieuwsberichten over de zorgwekkende daling van onze “productiviteit”. Wat ook niet helpt zijn opiniemakers, werkgevers en politici die menen dat het combineren van werken, zorgen en thuis onderwijzen of ‘pre-teaching’ überhaupt mogelijk is. ‘Samen raken we erdoor’. Het zal wel, meneer Weyts, het zal wel.

Zorgen heeft geen marktprijs. Het creëert geen winst. Zorgen is eindeloos en daarom economisch waardeloos.

Veel ouders hebben momenteel niet één, maar drie dagtaken. Alle drie zijn ze belangrijk. Slechts eentje wordt er gezien, gevaloriseerd en geteld. Wat we doen, heet werken als we het voor een werkgever of tegen betaling doen.

De rest heeft geen naam, en dus ook geen plaats en betekenis. De was, de catering, het huishouden, het troosten, het sussen en het uitleggen, het eindeloze opruimen en opnieuw opruimen, het scheef knippen van wild groeiende kinderharen, het beslechten van conflicten, het bestrijden van verveling en verdriet, het helpen bij schooltaken die ons actieve geheugen te boven gaan, het permanent beschikbaar zijn: het is allemaal niet productief genoeg. Gratis zorgen is geen werk.

Zorg wordt pas werk wanneer iemand ervoor wil betalen. Veel mag dat nochtans niet zijn. Zorgen heeft geen marktprijs, beantwoordt niet aan de wetten van vraag en aanbod. Het produceert niets. Het resulteert niet in een tastbaar product. Het creëert geen winst. Zorgen is eindeloos en daarom economisch waardeloos.

Maar een leven zonder zorg is ondenkbaar. Niemand wil leven op een plek waar niet gekookt, gewassen, gevoed, getroost en gepoetst wordt.

Ik sla deze tijd, en hoe we die besteden, minutieus op in mijn geheugen. We weten dat deze pandemie bestaande ongelijkheden uitdiept en verscherpt. Dat ze ook de perverse onderwaardering van zorg en reproductieve arbeid op de debattafel gooit, dat kunnen we alleen maar hopen.